• No results found

5.4 Resultaten en onderliggende theorieën

5.4.5 Individuele keuzes en protectieve factoren

Moffitt (1993) laat zien dat er aan het einde van de pubertijd een dalende lijn is te zien in de mate van antisociaal gedrag, wat gekoppeld is aan delinquent gedrag. Uit de life story’s komt naar voren dat alle respondenten een moment van bewustwording hebben ervaren, zichzelf confronteerden of merkten dat alles tegenwerkte. Echter geeft de helft van de

respondenten in de interviews aan dit gedrag eerder te hebben onderdrukt. Ook Jengo Amadi geeft aan af en toe een moment van bezinning te hebben gehad, maar deze waren van korte duur. Zodra hij het geld weer in handen had, dacht hij niet meer na over zijn daden en ging hij gewoon door.

Alle respondenten uit de interviews (op één na) zijn rond hun achttiende tot twintigste, einde van de pubertijd, gestopt met het delinquente gedrag. Ze zagen in dat het gedrag uit de hand liep en ervoeren steeds meer ellende. De eerdere drang zich los te maken van extern bestuur, op zoek naar eigen autonomie komt meer in balans met de omgeving. Hierdoor ervaren jongeren waarschijnlijk minder frustratie wat eerder leidde tot opstandig dan wel delinquent gedrag (Matza, 1964). Alle respondenten geven in het interview aan dat het beëindigen van hun delinquente gedrag een persoonlijke bewuste keuze was. Ze werden steeds volwassener en de helft geeft aan steeds meer over de toekomst te zijn gaan nadenken. Dit wordt door Moffitt (1993) ook expliciet als adolescence-limited delinquency bestempeld; vroegtijdige volwassenwording zonder voldoende verantwoordelijkheidsgevoel in een

volwassenen maatschappij, wat tot opstandig gedrag kan leiden. Als dit probleem vermindert, wordt vaak het gedrag ook aangepast. Het toekomstgerichte staat in tegenstelling tot eerder korte termijn denkend gedrag, wat zich in de pubertijd laat zien en de kans op risicogedrag vergroot (Crone en Dahl, 2012). Ex-gedetineerde Jengo Amadi stond naar eigen zeggen niet stil bij hoe ver hij ging, dit kwam pas toen hij gedwongen stil moest staan bij de

consequenties in de gevangenis, waar hij 4 jaar zat. De confrontatie met slachtoffer(s) leidde bij hem tot bewustwording.

Alle respondenten in dit onderzoek geven aan dat ze verantwoordelijker werden in de periode dat ze hun delinquente gedrag beëindigde. Het nadenken over de toekomst ging samen met het nadenken over de consequenties van hun huidige gedrag. Het ervaren van meer

verantwoordelijkheid zonder adequate vorm van support en betrokkenheid is een risicofactor voor de ontwikkeling van delinquent gedrag (Phoenix en Kelly, 2013). Echter hebben de meeste respondenten in dit onderzoek aangegeven wel support te hebben ervaren.

Het aanhouden van een deviante groep leeftijdsgenoten staat gelijk aan het in stand houden van het nemen van foute beslissingen (Moffit en Terrie, 1993). Ook is het een sterke voorspeller voor delinquent gedrag in de toekomst (Granic en Dishion, 2003). Respondenten geven aan dat het ‘breken’ met de vriendengroep verband hield met het beëindigen van het delinquente gedrag. Ex-gedetineerde Jengo Amadi pleegde echter ook alleen delicten, waardoor dit voor hem niet van toepassing is.

5.4.6 Zelfreflectie

Alle respondenten konden op een positieve manier zichzelf reflecteren en de helft keek terug op een leerzame periode. De meeste respondenten zijn trots op waar ze nu staan, en op hoe ze daar gekomen zijn. Het basisvertrouwen uit de omgeving (support) heeft zich nu in de respondenten vertaald. Volgens Phoenix en Kelly (2013) is een basisvertrouwen ook een factor die belangrijk is voor het ontwikkelen van verantwoordelijk zelfbestuur. Het merendeel omschrijft zijn delinquente gedrag als tegenreactie. De helft van de respondenten relateert deze tegenreactie aan verwachtingen vanuit de sociale omgeving of maatschappij. Dit gedrag, wat Moffitt (1993) eerder ‘rebels’ gedrag noemt, staat gelijk aan adolescence-limited

delinquency. Jengo Amadi kijkt nogal luchtig terug op de periode waarin hij delinquent

gedrag heeft vertoond. Hij geeft aan dat die interne boosheid er nog wel is, maar dat hij die nu op een andere manier kan uiten.

In hoeverre wij leven in een wat door Beck (1992) ‘risk society’ wordt genoemd, wordt door respondenten veelal overtuigend bevestigd. Individualistischer op sociaal en persoonlijk vlak wat vaak leidt tot het minder rekening houden met elkaar (Furlong en Cartmel,1997). Die individualisering en sociale veranderingen leiden mogelijk tot meer kwetsbaarheid en onzekerheid. Deze ontwikkelingen werden door een aantal respondenten gekoppeld aan minder sociale controle. De huidige ontwikkelingen binnen de samenleving vinden meerdere respondenten zorgwekkend. Jengo Amadi geeft echter wel aan hoop te hebben in de toekomst. Hij denkt dat de nieuwe generatie bewust stil zal staan bij de huidige ontwikkelingen. Jengo ervoer echter geen gevoelens van schuld of spijt toen hij het

delinquente gedrag vertoonde. Mogelijk is dat hij de risico’s zag als persoonlijke keuze en niet als collectief proces, waarbij er een afstand tussen individu en omgeving ontstaat (Furlong en Cartmel, 1997).

6 Conclusie

6.1 Conclusie

In dit onderzoek is de vraag onderzocht welke keuzes en ontwikkelingen tussen de pubertijd

en jong volwassenheid bijdragen aan het beëindigen van delinquent gedrag bij voormalig delinquente jongeren. Dit is gedaan aan de hand van semigestructureerde interviews, life

story’s en een diepgaand interview met een ex-gedetineerde. Verschillende uitkomsten zijn naar voren gekomen en kunnen gerelateerd worden aan de instabiliteit en kwetsbaarheid in de pubertijd fase. In alle gevallen wordt de ontwikkeling van delinquent gedrag gekoppeld aan het verkrijgen van een bepaalde vriendengroep die delicten pleegt, of aan het samen met een huidige vriendengroep delinquent gedrag gaan vertonen. De aanleiding tot delinquent gedrag blijkt niet zozeer een persoonlijke keuze maar eerder een collectief proces. Het beëindigen van delinquent wordt echter wel gekoppeld aan een persoonlijke keuze, waar jongeren door bewustwording en het ervaren van een grotere mate van verantwoordelijkheid samen met ‘support’ uit de omgeving toe komen. Dit gaat veelal samen met het uit een vriendengroep stappen waarmee het delinquente gedrag vertoond werd. Ex-gedetineerde Jengo Amadi geeft aan geen specifieke vriendengroep te hebben gehad waarmee hij het delinquente gedrag vertoonde, maar dit eerder alleen deed. Ook stond hij niet bewust stil bij zijn gedrag en de consequenties, tot hij voor een langere tijd in de gevangenis belandde.

Er werden in dit onderzoek meerdere deelvragen onderzocht. Het blijkt uit dit onderzoek dat maatschappelijke verwachtingen deels van invloed zijn op de persoonlijke keuzes die jongeren maken, wat leidt tot de uiting van delinquent gedrag. De helft van de respondenten omschrijft zijn delinquente gedrag als tegenreactie op verwachtingen uit de sociale omgeving en maatschappij. In hoeverre deze invloeden uit de omgeving uiteindelijk leiden tot negatieve of positieve ontwikkelingen is minder overeenstemming. Veel

respondenten zeggen hun delinquente gedrag zonder expliciete invloeden vanuit de omgeving te hebben beëindigd, maar meer vanuit zichzelf. Waar ze eerder aangaven dat hun delinquente gedrag een tegenreactie was op invloeden vanuit de omgeving, benoemen ze dit niet als aanleiding om het delinquente gedrag later te beëindigen. In welke keuzes uiteindelijk wel hebben geleidt tot positief gedrag in de adolescentie bij jongeren die voorheen delinquent gedrag hebben vertoond zijn meer overeenkomsten te zien. Bewust kiezen voor ander gedrag met het oog op de toekomst en daarbij een groeiende verantwoordelijkheid en mate van

bewustwording heeft bij alle respondenten geleidt tot meer volwassen gedrag.

Deze resultaten kunnen gekoppeld worden aan theorieën. De maatschappelijke verwachtingen die de persoonlijke keuzes van jongeren beïnvloeden, staan gelijk aan het vrij willen zijn van extern bestuur om zelf eigen wetten te ontdekken (Irwin, Millstein en Jack, 1986). Verwachtingen vanuit de omgeving en verantwoordelijkheden die tijdens de

adolescentie periode een grotere rol gaan spelen kunnen voor een spanningsveld zorgen met persoonlijke ontwikkelingen (Moffitt, 1993). Dit spanningsveld werd in dit onderzoek ook ervaren, waarop de helft van de respondenten een tegenreactie gaf in de vorm van rebels gedrag. Dit gedrag uitte zich voornamelijk in veelvoorkomende ‘kleine criminaliteit’ (Van der Laan en Blom, 2011). Rebels gedrag is volgens Moffitt een vorm van delinquentie die

gerelateerd is aan adolescence limited delinquency; delinquent gedrag wat zich enkel voordoet in de adolescentie periode. Deze beweegreden tot delinquent gedrag werd door de ex-

gedetineerde Jengo Amadi, die meerdere malen in de gevangenis heeft gezeten, niet benoemd. Jengo Amadi ervoer eerder interne boosheid wat tot de uiting van delinquent gedrag heeft geleid, dit wordt door Moffitt (1993) omschreven als agressieve vorm van delinquentie wat hij linkt aan lifecourse persistent delinquency; delinquent gedrag wat zich voortzet in de volwassenheid. De ernst van zijn delicten valt ook niet meer onder de noemer ‘kleine criminaliteit’. Ook omschreef hij geen rekening te hebben gehouden met de verwachtingen vanuit de omgeving. De wijze waarop maatschappelijke verwachtingen invloed hebben op persoonlijke keuzes is in dit onderzoek dus enkel van toepassing op studenten met een

delinquent verleden. Een verschil in vormen van delinquent gedrag is hierin echter wel te zien, dit verklaart welke beweegredenen in eerste instantie al kunnen leiden tot adolescence limited of lifecourse persistent delinquency.

Een andere sterk gevonden invloed uit de sociale omgeving is de bijdrage van een vriendengroep. Het aansluiten bij een deviante groep leeftijdsgenoten die delinquent gedrag vertonen is volgens meerdere studies van invloed op de ontwikkeling van delinquent gedrag (Granic en Dishion, 2003; Dishion, Patterson, Stoolmiller en Skinner, 1991). De studenten binnen dit onderzoek geven aan hun delinquente gedrag te hebben vertoond in combinatie met een vriendengroep, op een enkele uitzondering na. Dit gedrag is ook specifiek te verklaren doordat jongeren in de pubertijd eerder geneigd zijn tot risicovol impulsief gedrag met de focus op snelle beloningen (Crone en Dahl, 2012). Ze voelen grenzen minder goed aan en kunnen elkaar binnen een vriendengroep hierin versterken, wat de studenten dan ook

aangeven. Echter is dit gedrag gerelateerd aan de pubertijd. Als jongeren volwassener worden gaan ze zich veelal ook verantwoordelijker gedragen, waarin ze elkaar mogelijk positief

beïnvloeden. Ex-gedetineerde Jengo Amadi koppelt zijn delinquente gedrag niet aan een specifieke vriendengroep omdat hij delicten vaak alleen pleegde. De drang alleen een delict te plegen is niet gekoppeld aan puberaal gedrag, wat een voorspeller kan zijn voor delinquent gedrag wat zich niet alleen in de adolescentie periode laat zien. Daarbij lijkt uit dit onderzoek naar voren te komen dat de huidige individualistische samenleving van invloed is op keuzes en ontwikkelingen door het ervaren van minder sociale controle en veel sociale veranderingen. Door het leven in een ‘risk society’ (Beck,1992) houden we minder rekening met elkaar

waardoor er meer afstand lijkt te zijn tussen individu en omgeving (Furlong en Cartmel,1997). Hierdoor zijn we mogelijk kwetsbaarder voor de ontwikkeling van delinquent gedrag.

Delinquent gedrag wat zich enkel voordoet in de adolescentieperiode wordt volgens uitkomsten van dit onderzoek veelal om dezelfde redenen beëindigd. Een balans tussen verwachtingen uit de omgeving en persoonlijke ontwikkelingen leidt uiteindelijk tot minder frustratie (Matza,1964). Hierdoor is er meer ruimte voor eigen autonomie. Bijna alle

respondenten in dit onderzoek gaven aan steun en support te hebben ervaren vanuit belangrijke relaties in hun omgeving. Enkel met deze basis kan volgens Phoenix en Kelly (2013) verantwoordelijk zelfbestuur ontwikkeld worden. Ex-gedetineerde Jengo Amadi gaf aan geen steun te hebben ervaren waardoor deze ontwikkeling mogelijk anders is verlopen, door een gebrek aan basisvertrouwen. Hierin is dus duidelijk een verschil te zien in

omgevingsfactoren en opvoeding. Negatieve omgevingsfactoren kunnen leiden tot een negatief interactiepatroon tussen individu en omgeving, wat bij Jengo Amadi

hoogstwaarschijnlijk het geval is geweest. Bij de studenten in dit onderzoek valt er te spreken over protectieve omgevingsfactoren in de vorm van steun en support, wat voor een veilige basis heeft gezorgd (Phoenix en Kelly,2013). Echter geven de respondenten aan dat het

beëindigen van hun delinquente gedrag een bewuste persoonlijke keuze is geweest. Deze mate van bewustwording en focus op de toekomst kwam bij ex-gedetineerde Jengo Amadi pas veel later, namelijk tijdens zijn langere verblijf in de gevangenis. Bij de studenten ontwikkelde dit zich steeds meer naarmate ze ouder werden, en uit de pubertijd kwamen. Volgens Moffitt (1993) is dit een ander kenmerk van adolescence limited delinquency, waarbij een dalende lijn in delinquent gedrag te zien is rond 22-23 jarige leeftijd.

Exploratief is er ook gebleken dat het delinquente gedrag, bij de studenten en bij de ex-gedetineerde, samenging met het gebruik van drugs. Enkele respondenten geven aan dat dit heeft bijgedragen aan het in stand houden van hun vriendengroep en daarbij het

delinquente gedrag wat met elkaar vertoond werd. Ook ex-gedetineerde Jengo Amadi

benoemt de invloed van drugs in combinatie met het voortzetten van delinquent gedrag. Voor 60

hem was het eerder een vlucht, om maar niet toe te hoeven geven aan de gedachte dat het criminele milieu waarin hij zich verkeerde slecht voor hem was. In hoeverre drugs van invloed zijn op het ontwikkelen en/of voortzetten van delinquent gedrag is uit dit onderzoek niet gebleken en wellicht een optie voor vervolgonderzoek.

Concluderend kunnen we stellen dat invloeden en verwachtingen vanuit de omgeving eerder aanleiding geven tot rebels gedrag, wat zich in de pubertijd veelal ontwikkelt tot delinquent gedrag in de vorm van ‘kleine criminaliteit’. Deze contextfactoren zijn weliswaar minder van belang tijdens het beëindigen van delinquent gedrag. Daarbij zijn vrienden van grote invloed op het ontwikkelen van delinquent gedrag en de mate van delinquent gedrag. Het beëindigen van delinquent gedrag wordt toegeschreven aan persoonlijke ontwikkelingen die tijdens het volwassen worden plaatsvinden. Het ervaren van steun en support zijn wellicht de basis voor een goede afloop. Ex-gedetineerde Jengo Amadi heeft onder andere door een gebrek aan deze factoren een minder verantwoordelijk zelfbestuur ontwikkeld. Zonder zelfinzicht en eigen autonomie kom je minder snel tot de conclusie te stoppen met criminaliteit en te kiezen voor een toekomst met mogelijkheden en perspectieven.

6.2 Discussie

Dit onderzoek heeft aan de hand van verschillende sociologische, psychologische en

pedagogische theorieën een interdisciplinair kader aan het thema rondom jeugdcriminaliteit gegeven. Door persoonlijke ‘succesverhalen’ te combineren met een diepte interview met een ex-gedetineerde zijn er verschillende perspectieven in kaart gebracht. Verschillende

persoonlijke ontwikkelingen hebben laten zien van belang te zijn in het beëindigen van delinquent gedrag, hoewel dit ook al te zien is bij de beweegredenen en omgevingsfactoren die hebben geleidt tot het aanzetten van delinquent gedrag. De positieve invloed vanuit de omgeving op het beëindigen van delinquent gedrag is klein, dit is een belangrijke uitkomst in het kader van preventie. Preventie zal zich volgens uitkomsten van dit onderzoek eerder moeten richten op persoonlijke ontwikkelingen zoals bewustwording en het omgaan met verantwoordelijkheid, frustratie en verwachtingen.

Echter kunnen er ook een paar kanttekeningen gemaakt worden. Ten eerste moet vermeld worden dat dit onderzoek kwalitatief is, waardoor de uitkomsten niet getoetst kunnen worden. Bovendien is er maar één ex-gedetineerde betrokken als tegenstelling tot de

‘succesverhalen’ van de studenten. Deze vergelijking zou wellicht meer inzichten kunnen bieden als het uitgebreider onderzocht wordt. Er zou dan meer gezegd kunnen worden over de uiteindelijke overeenkomsten en verschillen. Ten tweede zijn de studenten in dit onderzoek

allemaal afkomstig van HBO of WO niveau, wat gekoppeld is aan een hogere sociaal

economische status. Dit heeft mogelijk invloed gehad op de mate van beschermende factoren die binnen dit onderzoek naar voren zijn gekomen. Echter, de interviews die zijn afgenomen zijn allemaal op zich boeiend en inspirerend geweest. Ook bij de life story’s waren

respondenten openhartig, eerlijk en gemotiveerd om de vragen te beantwoorden. De resultaten die in dit onderzoek naar voren zijn gekomen zijn absoluut van waarde geweest en hebben voor een betere en oprechte kijk gezorgd op het perspectief van jongeren in deze situatie.

6.3 Reflectie

Het werven van de respondenten ging voorspoedig, al snel reageerden zij op de interne mail die binnen de UvA verstuurd was. De respondenten die hebben meegewerkt aan dit onderzoek bleken allemaal over een goed reflectief vermogen te beschikken waardoor alle interviews goed bruikbaar waren voor het beantwoorden van de hoofd-en deelvragen. Enkele interviews zijn via Skype afgenomen (een systeem op de computer waarmee je elkaar kan bellen en elkaar kan zien via de webcam), wat soms wat lastiger was omdat je toch op een andere manier contact met elkaar maakt, minder persoonlijk. Daarnaast was het zoeken naar een goede aanpak betreft de life story’s. Uiteindelijk heb ik deze opgestuurd naar de respondenten zodat ze in hun eigen tijd deze konden invullen. Dit heeft voor uitgebreide en boeiende life story’s gezorgd waar ik veel aan heb gehad.

Het vinden van een ex-gedetineerde was een moeilijke opgave. Via de reclassering kwam ik niet ver, zij konden geen persoonlijke gegevens verschaffen en er heeft geen ex- gedetineerde gereageerd op de poster die ik op het kantoor mocht ophangen. Via internet kwam ik uiteindelijk op een forum voor ex-gedetineerde waar ik een oproep op kon plaatsen en waar, gelukkig, Jengo Amadi al snel op reageerde. Ik heb dit interview dan ook als bijzonder ervaren, omdat Jengo mij hartelijk ontving en toeliet in zijn verleden. Het

verwerken van alle data was ontzettend boeiend om te doen, omdat er tijdens het analyseren patronen en overeenkomsten naar voren kwamen. Het lijkt me dan ook interessant om verder onderzoek te doen naar verschillen bij jongeren die veel verder in de criminaliteit zijn belandt, om zo meer bij te kunnen dragen aan de preventieve kant van jeugddelinquentie. Tot slot heb ik veel geleerd van het opzetten, uitvoeren en tot stand brengen van deze scriptie en kijk er met een glimlach op terug. Ik hoop u, als lezer, ook.

7. Literatuurlijst:

Amadi, J. (2013). Eens een boef…een aangrijpend verhaal over de weg naar

vrijheid. Uitgeverij Amadi: Amersfoort

Arnull, E., Archer, D., Eagle, S., Gammampila, A., Johnston, V., Miller, K. and Pitcher,

J. (2005), Persistent Young Offenders: A Retrospective Study. London: Youth Justice Board.

Beck, U. (1992) Risk Society. Towards a New Modernity. Sage: London

Bronfenbrenner, U. (1979). The Ecology of Human Development: Experiments by

Nature and Design. Cambridge, MA: Harvard University Press.

• Caspi, C., Moffitt, T. E., Silva, P. A., Stouthamer-Loeber, M., Krueger, R. F., & Schmutte, P. S. (1994). Are some people crime-prone? Replications of the personality- crime relationship across countries, genders, races, and methods. Criminology, 32, 163-195.

Centraal Bureau Statistiek (2010). Jeugdcriminaliteit in de periode 1996-2010.

Ontwikkelingen in zelfgerapporteerde daders, door de politie aangehouden verdachten en strafrechtelijke daders op basis van de Monitor Jeugdcriminaliteit 2010. Ministerie voor Veiligheid en Justitie: Den Haag

Crone, E. (2010). Het puberende brein. Over de ontwikkeling van de hersenen in de unieke periode van de adolescentie. Uitgeverij Bert Bakker, Prometheus: Amsterdam

• Dishion, T.J., Patterson, G.R., Stoolmiller, M., & Skinner, M.L. (1991). Family, school and behavioral antecedents to early adolescent involvement with antisocial peers. Developmental Psychology, 27(1), 172-180.

• Ehrensaft, m.k., Wasserman, G.A., Verdelli,L., Greenwald, S., Miller, L.S., , Davies, M. (2003). Maternal Antisocial Behavior, Parenting Practices, and Behavior Problems in Boys at Risk for Antisocial Behavior. Journal of Child and Family Studies, Vol. 12:1, March 2003, pp. 27–40

Eliaerts, C. (red.) (2006). Ernstige jeugddelinquentie. Mythe of realiteit? Prevalentie, risicofactoren, justitiële afhandeling. Brussel: VUBPress.

• Finkenauer, C., Engels, R. C. M. E., Meeus, W., & Oosterwegel, A. (2002). Self and identity in early adolescence. In T. M. Brinthaupt & R. P. Lipka (Eds.), Understanding

the self of the early adolescent (pp. 25-56). State University of New York Press. Furlong, A. & Cartmel, F. (1997) Young People and Social Change. Open University

Press: Buckingham.

• Granic, I. & Dishion, T.J. (2003). Deviant talk in adolescent friendships: A step