• No results found

Indicatoren van Horizontale Of Verticale Integratie of Differentiatie

5. Meetmethode samenwerking

5.3 Indicatoren van Horizontale Of Verticale Integratie of Differentiatie

Een grote vraag in dit onderzoek is, op welke wijze communicatieve uitingen zicht geven op de mate van integratie of differentiatie tussen de twee groepen werknemers. In deze paragraaf worden indicatoren gepresenteerd die in een taalkundige uiting aanwezig kunnen zijn en die hierop zicht kunnen geven. Allereerst worden metaforische verwijzingen besproken, daarna perspectieven welke blijken door het gebruik van voornaamwoorden, en ten slotte worden locatieve indicatoren besproken.

5.3.1 Metaforen

Metaforen zijn taalkundige uitingen die het mogelijk maken om ons taalgebruik meer levendig en interessant te maken. Maar dat is niet het enige wat deze uitingen doen. In ‘Metaphors we live by’, door George Lakoff en Mark Johnson (1980) wordt de aanname gedaan dat metaforische verwijzingen een uiting niet alleen interessanter maken, maar dat ze ook de mogelijkheid hebben om structuur te geven aan onze perceptie en comprehensie van wat er gezegd wordt.

In de tekstanalyse wordt veel aandacht besteedt aan de analyse van metaforen. Metaforen hebben als mogelijkheid om iets, als iets anders te presenteren. Ter analyse van metaforen kan er gekeken worden naar de wijze waarop ze gebruikt worden in het dagelijks leven, maar ook de effectiviteit kan geanalyseerd worden. Met de studie naar de effectiviteit van metaforen, wordt er gekeken naar de wijze waarop een spreker, een lezer of een kijker in de richting van een bepaalde interpretatie wordt gestuurd (Ongena, 2011). Lakoff en Johson (1980, 104-105) onderscheiden diverse metaforen. Het eerste type metaforen dat zij benoemen is een ‘structural metaphor’. Bij dit type metaforen worden concepten metaforische gestructureerd in termen van een ander concept. Rondom fusies en overnames kan de situatie waarin beide bedrijven zich bevinden besproken worden door middel van metaforen. Wanneer er over een bedrijf gesproken wordt “als een zinkend schip”, zullen de verwachtingen van de competentie van het bedrijf anders zijn dan wanneer er gesproken wordt van een bedrijf “dat enkel een zetje in de rug nodig had”. Hetzelfde geldt wanneer er gesproken wordt over een moeilijke periode waarbij de beide partijen “de krachten moeten bundelen”. Door het gebruik van deze metaforische verwijzingen krijgt de hoorder zicht op de wijze waarop er over de twee partijen gedacht wordt. Bij alle drie de ‘structural metaphors’ zijn de verwachtingen die gewekt worden over de samenwerking anders. Bij de eerste uiting zou een verwachting kunnen zijn dat het bedrijf het niet alleen zou kunnen redden en dat de overnamepartij moet voorkomen dat het schip zinkt, en eventueel zelfs de opzittende van het schip moet redden. Het tweede voorbeeld zou doen

vermoeden dat het overgenomen bedrijf het even lastig heeft, maar met kleine bijsturingen wel weer verder kan. Uit het laatste voorbeeld tenslotte, blijkt dat de beide partijen elkaar nodig hebben. De drie bovengenoemde voorbeelden geven zicht op de wijze waarop metaforische uitingen onze gedachten, percepties en verwachtingen structureren. Tevens biedt dit zicht op de mate van integratie tussen beide teams. In dit hele onderzoek is vastgehouden aan het principe dat samenwerking zowel een verticale als horizontale component heeft. Dus wanneer het overgenomen bedrijf zoveel hulp nodig heeft dat zij er zelf niet uitkomen, zoals bij het voorbeeld “zinkend schip”, dan is dit de indicator dat dit bedrijf een lagere hiërarchische positie heeft dan de overnemende partij die de reddende partij is. Deze metaforische verwijzing zou dus een indicator zijn voor verticale differentiatie tussen de twee bedrijven. Bij het laatste voorbeeld waar gesproken wordt over het “bundelen van de krachten”, wordt er uitgegaan van het feit dat de bedrijven samen verder gaan, en elkaar beiden nodig hebben. Uit dit voorbeeld blijkt een grotere mate van integratie dan in het eerste voorbeeld.

Een andere ‘structural metaphor’ die zicht kan geven op de wijze waarop fusie- of overnamepartners met elkaar omgaan, is de metafoor “Discussie = Oorlog”. Een voorbeeld van deze metafoor is “ik heb hem aangevallen op al zijn argumenten”. Na een fusie moeten werknemers uitzoeken welke plaats zij hebben in de nieuwe opbouw van het bedrijf. Hierbij zullen er ook discussies worden gevoerd over wat de beste manier van werken is. De metafoor “Discussie = oorlog” laat zien dat er voor beide partijen iets te winnen valt in de onderhandelingen. Hierdoor kan deze metafoor zicht geven op de onderlinge verhoudingen tussen de werknemers en de bedrijven.

Naast de ‘structural metaphors’ zijn er ook ‘oriëntal metaphors’ (Lakoff & Johson 1980, 14-21), dit type metaforen geeft het mogelijk om meerdere concept systemen te representeren in een ander concept. Dit type metaforen maakt het mogelijk om een ruimtelijke oriëntatie te tonen. Een type ‘oriëntal metaphor ‘ is het vertically image scheme. Een voorbeeld hiervan is: “Ik kijk tegen hem op”. Wanneer gesproken wordt over macht relaties, wordt vaak het vertically image scheme gebruikt. Hierbij wordt hoog als meer macht gezien, en laag als onderschikt en minder macht. Het vertically image scheme maakt het mogelijk om de verticale relaties tussen de beide partijen in kaart te brengen, en daarmee dus de verticale integratie of differentiatie.

Ook bespreken Lakoff en Johnson het ‘containment image scheme’, deze geeft de relatie “in-uit” weer. Bijvoorbeeld “we hebben veel ellende binnengehaald” (Johnson, 1987, 30-32 in: Lakoff &Johnson 1999). Ondanks dat deze metafoor niet zo concreet als het vertically image scheme zicht geeft op de integratie of differentiatie, is het toch mogelijk hier zicht op te krijgen door middel van de analyse van dit type metafoor. Door te kijken in welke mate de samenwerking en de overname als iets positiefs, dan wel iets negatiefs wordt benoemd, geeft het zicht op de integratie of differentiatie. Wanneer in het kader van een overname of fusie gesproken wordt over “we hebben veel ellende binnengehaald”, geeft dit zicht op verticale verhoudingen tussen twee bedrijven. Een werknemer die deze uitspraak doet, benoemd impliciet dat het ene bedrijf in vergelijking met zijn eigen bedrijf als ellende kan worden aangemerkt.

Ten slotte benoemen Bohlmeijer, Mies en Westerhof (2007, 51) de ruimtemetafoor. Het ruimte metafoor geeft net als het containment image scheme zicht op een denkbeeldige plaats in de ruimte. Een voorbeeld hiervan is dat een tijdsperspectief over een denkbeeldig pad belopen kan worden. Wanneer er metaforisch verwezen wordt naar de werkelijkheid met tijd als thema, presenteert de spreker de werkelijkheid als een gang door de tijd, waarin hij refereert naar een plek in die gang. Een

voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld; “Nou dat hebben we gelukkig achter de rug, maar we hebben nog een zware tijd voor de boeg”. In dit voorbeeld is het verleden achter de rug, dus verder terug in de gang, maar de toekomst ligt nog voor de spreker; dus verder in de gang. Wanneer metaforische op deze wijze worden gebruikt, kunnen deze zicht geven op de mate van integratie of differentiatie die in de toekomst wenselijk is.

5.3.2. Groepsperspectief

Naast dat metaforen inzicht geven op het fusieproces, en de onderlinge verhoudingen tussen de werknemers, geeft groepsperspectief dit ook. Miltenburg (2010) heeft in haar scriptie onderzoek gedaan naar verbinding tussen diverse afdelingen van een bedrijf, en hoe dit blijkt uit de communicatieve uitingen. In haar onderzoek noemt zij dat groepsperspectief, het gebruik van wij, zij, mijn, onze en jij, licht werpt op de mate van verbintenis tussen organisaties. Ook in dit onderzoek is het van belang om te kijken naar voornaamwoorden; het geeft licht op hoe de fusiepartners naar elkaar kijken, en wat zij als groep zien. Persoonlijk voornaamwoorden geven de hoorder een referentiepunt om een uiting te begrijpen (Biber et al. 1999, 333).

Rees (Íñigo-Mora 2004, 33) ontwikkelde een schaal die de mate van differentiatie en integratie, van persoonlijk voornaamwoorden ten opzichte van de eigen ik aantoont. Hoe verder het voornaamwoord op de schaal verwijderd staat van “ik”, hoe groter de mate van differentiatie is. Hoe dichter het voornaamwoord bij “ik” staat, hoe groter de integratie.

Kamio (2001, Miltenburg 2010) noemt dat betrokkenheid tussen groepen kan worden aangetoond met voornaamwoorden. Hij noemt dat wanneer een groep spreekt over ‘zij’, dat hetgeen waarnaar zij refereren erg ver weg staat. Indien een spreker spreekt over ‘wij’ dan refereert hij naar iets wat dichterbij staat. In deze scriptie wordt alleen gekeken hoe iemand naar de groep verwijst.

Fortanet (2004a, 63) noemt dat er onderscheid gemaakt kan worden in het gebruik van ‘wij’. Door middel van het gebruik van het voornaamwoord ‘wij’ is het mogelijk te refereren naar de exclusieve ‘wij’. Wat in het geval van dit onderzoek inhoud dat de spreker het heeft over zijn eigen bedrijf voor de overname. Of een spreker kan door middel van het gebruik van ‘wij’ refereren naar de beide groepen samen, ook wel de inclusieve ‘wij’. Door het gebruik van de ‘exclusieve wij’ maakt de spreker dus onderscheid tussen de twee groepen, dit toont differentiatie aan. Uit het gebruik van de ‘inclusieve wij’ blijkt integratie.

Naast dat er verwezen kan worden naar ‘wij’ zonder dat meteen duidelijk is over welke groep het gaat, geldt hetzelfde voor het persoonlijk voornaamwoord ‘jij’ of ‘je’. Fortanet (2005, 167) beschrijft dat er met ‘je’ verwezen kan worden naar de luisteraar in een gesprek. Maar daarnaast kan er ook sprake zijn van verborgen referenten. In dit geval wordt er niet verwezen naar de luisteraar, maar is het

bijvoorbeeld mogelijk te verwijzen naar ‘men’, ook wel mensen in het algemeen. Er kan verwezen worden naar een groep mensen die door de context van het gesprek duidelijk zijn.

Maar niet alleen met het gebruik van voornaamwoorden is het mogelijk een andere groep aan te duiden, het is ook mogelijk door middel van andere uitingen mogelijk om onderscheid te maken tussen groepen. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld wanneer er gesproken wordt over ‘onze kant ten opzichte van de andere kant. Hierbij worden groepen aangeduid als twee aparte kanten. Ook in dit geval is op te maken of er sprake is van integratie of differentiatie tussen de groepen. Nog een andere manier om naar een andere groep te verwijzen is door het gebruik van demonstratieven, zoals beschreven onder het volgende kopje.

5.3.3. Afstandsperspectief

Met het gebruik van demonstratieven is het mogelijk om naar een object of persoon te verwijzen die dichtbij of ver weg staat. Een spreker heeft de mogelijk naar zaken dichtbij te verwijzen, door proximale termen als ‘dit’. Voor objecten die verder weg staan kan gebruik gemaakt worden van distale termen als ‘dat’. Het gebruik van demonstratieven kan niet alleen ingezet worden om een fysieke afstand aan te geven maar ook om locatieve afstand aan te geven door het gebruik van ‘hier’ of ‘daar’. Daarnaast kunnen demonstratieven ook gebruikt worden om een conceptuele en emotionele afstand aan te tonen. Zaken die ‘hier’ afspelen hebben dus een grotere emotionele betrokkenheid dan zaken die ‘daar’ afspelen. In de onderstaande tabel staat de variantie van demonstratieven in het Nederlands. In de tabel zijn niet de locatieve elementen ‘hier’ (proximaal) en ‘daar’ (distaal) opgenomen.

Enkelvoud Meervoud

Onzijdig Man/vrouw o/m/v

Proximaal Dit Deze Deze

Distaal dat Die Die

(De Rooij 2006, 6) Omdat er in dit onderzoek een casestudy centraal staat rondom fuserende partijen waarbij er een geografische afstand is, is het lastig om het afstandsperspectief te verwerken. Toch is het hier voor de volledigheid genoemd.