• No results found

Hoofdstuk 6: Indicatoren van misbruik van buitenlandse rechtspersonen

6.3 Indicatoren FIOD-ECD

Naast de afname van interviews is in dit onderzoek ook een grootschalige enquête afgenomen onder medewerkers van de FIOD-ECD. Bij deze elektronische enquête is aan de respondenten de vraag voorgelegd wat blijkens de ervaring van de respondent

indicatoren van misbruik zijn121. De indicatoren die de rechercheurs van de FIOD-ECD

noemen, wijken niet echt af van de indicatoren die wij hierboven al besproken hebben. Voor de volledigheid zullen wij in deze paragraaf de indicatoren bespreken die nog niet eerder door de respondenten zijn genoemd.

Voor opsporingsambtenaren van de FIOD-ECD kan de levenscyclus van de onderneming als een belangrijke indicator van misbruik gelden. In veel gevallen van misbruik van de rechtspersoon functioneert de onderneming alleen voor de duur van de geldstroom. Zodra het geld is doorgeboekt naar de rekening van een andere natuurlijke of rechtspersoon, dan heeft de onderneming geen activiteiten meer. Kortom, relatief kort gebruik van een buitenlandse rechtspersoon en vervanging door een andere gelijksoortige rechtspersoon kunnen indicaties voor misbruik van buitenlandse rechtspersonen opleveren. Buitenlandse rechtspersonen die ‘uit het niets’ ontstaan en direct een groot vermogen hebben kunnen, naar het oordeel van de respondenten, eveneens op misbruik duiden. Een respondent stelt in dit verband het volgende:

‘Snelle handel zoals computergeheugens en kortstondig gebruik maken van bepaalde bedrijven. Dit daar de controle van de fiscus erg traag werkt, namelijk meestal jaren achteraf. De vogel is dan meestal al gevlogen en soms niet meer traceerbaar.’

Eerder spraken wij al over de afwezigheid van economische redenen als een indicator van misbruik van buitenlandse rechtspersonen. In dit verband wordt door rechercheurs van de FIOD-ECD onder meer gewezen op onlogische factuurstromen en een onlogische winstallocatie. Betalingen en leningen zonder duidelijke tegenprestatie kunnen ook indicatief voor misbruik zijn. De respondenten wijzen voorts op de aanwezigheid van bankrekeningen met een andere (of onduidelijke) tenaamstelling en adressering dan de rechtspersoon.

Wanneer de zeggenschaps- en eigendomsverhoudingen van een buitenlandse rechtspersoon niet duidelijk zijn dan is dat voor de respondenten van de FIOD-ECD, net als voor respondenten van andere organisaties, reden om de rechtspersoon extra in de gaten te houden. Ten aanzien van bedrijfsactiviteiten, geven de respondenten aan, dat de situaties waarin het hoofddoel van de buitenlandse rechtspersoon uitsluitend gericht is op holdingactiviteiten indicatief geacht kan worden voor misbruik (hierbij gaat het dan om de zeggenschap, het beheer of de beschikking over een rechtspersoon). Buitenlandse rechtspersonen die geen reële activiteiten in het buitenland (met name het oprichtingsland) verrichten kunnen eveneens indicaties geven. Meestal is er wel een kantooradres, maar dit blijkt in de praktijk veelal slechts een postadres te zijn.

6.4 Conclusies en samenvatting

In dit hoofdstuk zijn verschillende indicatoren beschreven die op misbruik van buitenlandse rechtspersonen kunnen duiden. Wij hebben alle suggesties van de respondenten overgenomen en gerangschikt. Niet alle besproken risico-indicatoren worden door alle categorieën respondenten ondersteund. Respondenten die minder ervaring hebben met buitenlandse rechtspersonen zullen in een eerder stadium argwaan hebben ten opzichte van bepaalde constructies en bepaalde situaties eerder als een indicatie van misbruik benoemen. Het gezonde verstand van een curator wijst bijvoorbeeld op andere kwesties dan het gezonde verstand van een politiefunctionaris. Het is dus mogelijk om een risicotaxatie-instrument te ontwikkelen, maar dit instrument moet dan wel per groep van actoren worden ontwikkeld.

Belangrijke indicatoren die naar voren zijn gekomen, betreffen het gebruik van het

gezonde verstand en het alert zijn op economisch ongebruikelijke activiteiten. Hieruit

vloeit voort, dat risico-screening altijd gericht moet zijn op de concrete context. Men dient inzicht te verkrijgen in de concrete casus en specifieke omstandigheden om te kunnen beoordelen of bepaalde gedragingen en activiteiten ingaan tegen het gezonde verstand of tegen economische gebruikelijke gedragingen. In dit verband geeft een respondent dan ook aan dat hij altijd naar de zaak, de mensen en de bezittingen kijkt. Naar aanleiding van de desbetreffende concrete omstandigheden van het geval zal hij wel of geen stappen ondernemen.

Een andere indicator die kan wijzen op misbruik van buitenlandse rechtspersonen is de

uitgifte van aandelen aan toonder. Door middel van het uitgeven van aandelen aan

toonder kunnen de aandelen vrij worden verhandeld, omdat de eigenaars van deze aandelen niet geregistreerd staan. Dit zou misbruik kunnen bevorderen. Voorts blijkt dat

ondoorzichtige structuren indicatief kunnen zijn. Er kan hierbij worden gedacht aan

onduidelijkheid over de financiering of constructie, onduidelijkheid over de hoofdactiviteit en onduidelijkheid over wie de uiteindelijke beleidsbepaler is. Volgens verschillende respondenten is er een grotere kans dat er sprake is van misbruik wanneer structuren en constructties met buitenlandse rechtspersonen meer ondoorzichtig zijn. De interviews hebben ook laten zien dat de FATF-indicatoren worden gebruikt bij het opsporingsonderzoek. Ook deze indicatoren kunnen wijzen op misbruik van een buitenlandse rechtspersoon. Het blijkt dat ook fouten in de onderliggende stukken als risico-indicator kunnen worden aangemerkt. Er kan hierbij worden gedacht aan veel spel-, schrijf- en taalfouten in officiële stukken en contracten. Andere risico-indicatoren die kunnen duiden op misbruik van buitenlandse rechtspersonen zijn de aanwezigheid van bepaalde landen (zoals Panama), de aanwezigheid van fraudegevoelige branches (bijvoorbeeld vastgoed) en activiteiten die in strijd zijn met wat gebruikelijk is in het economisch verkeer. Een ‘risico-indicator’ waar geen eenduidigheid over is, is de aanwezigheid van de buitenlandse rechtspersoon an sich. Op basis van de interviews kan een gevarieerd beeld geschetst worden met betrekking tot deze indicator. Sommige respondenten beschouwen de aanwezigheid van een buitenlandse rechtspersoon altijd als ‘verdacht’, terwijl anderen dit niet zo zien.

Ten slotte kan ook een indicatie van misbruik zijn dat een buitenlandse rechtspersoon is opgericht in een land dat geen gelijksoortig artikel 51 Sr kent. Indien een land geen artikel 51 Sr kent, bemoeilijkt dit de strafvervolging van de buitenlandse rechtspersoon. Buitenlandse rechtspersonen die zijn opgericht in dit soort landen kunnen indicatief zijn dat er (mogelijk) misbruik wordt gepleegd, omdat ze zich ‘verschuilen’ tegen strafvervolging. Naast deze indicator blijkt uit onderzoek dat buitenlandse rechtspersonen vaker dan gemiddeld betrokken zijn bij faillissementsfraude (Knegt et al, 2005). Ook de aanwezigheid van buitenlandse rechtspersonen bij faillissementen kan indicatief zijn voor misbruik122.

Tijdens de interviews zijn er door de respondenten tal van indicatoren van (mogelijk) misbruik van buitenlandse rechtspersonen genoemd. De bespreking van deze indicatoren maakt duidelijk dat er altijd contextuele invulling noodzakelijk is. De concrete casuïstiek en de specifieke eigenschappen van het geval bepalen of er indicaties zijn voor misbruik van buitenlandse rechtspersonen.

Hoofdstuk 7: Bevindingen en conclusies