• No results found

Een aantal van de respondenten dat vrijwilligerswerk doet is werkloos, doch niet structureel. In de meeste gevallen is de werkloosheid ontstaan doordat het contract door de werkgever niet is

Universiteit van Amsterdam | Masterscriptie Josine Dekker

verlengd. In andere gevallen is er sprake van omstandigheden zoals een bedrijfsongeval. De motivaties onder deze respondenten voor het doen van vrijwilligerswerk zijn overheersend intrinsiek. In één geval voeren communitaristische motieven de boventoon. De meeste respondenten uit deze groep zien het vrijwilligerswerk echter als een brug of een tussenstation naar een nieuwe betaalde baan. De banen liggen echter niet voor het grijpen voor hen. Het grootste obstakel naar een betaalde baan wordt in de ogen van de respondenten gevormd door leeftijdsdiscriminatie. Zij hebben dan ook al een aanzienlijk aantal succesvolle arbeidsjaren achter de rug. Het vinden van een nieuwe baan wordt vermoeilijkt doordat zij goed gekwalificeerde krachten zijn die meer geld kosten.

“U bent echt goed gekwalificeerd en dingen maar u bent gewoon een dure kracht, en ja, het zijn jonge jonkies die ze willen hebben. En overal waar je komt lijkt het alsof je aangenomen gaat worden, jou moeten we hebben, je hebt genoeg ervaring en een waslijst aan certificaten, u hoort nog van ons. Dan ben je drie jaar verder en wacht je op 20, 30 bedrijven die nog terug zouden bellen. Er is gewoon leeftijdsdiscriminatie. Maar je blijft toch zoeken, je wil toch bezig blijven” – Howard

Deze groep geeft vaak aan dat zij het vrijwilligerswerk doen omdat zij niet thuis willen zitten. Zo zegt Anna “Als je thuis zit en je praat niet met mensen dan wordt je gek. Dat gaat ook niet”. Daarom zijn ze uitgeweken naar het vrijwilligerswerk, het is voor hen een welkome afleiding en een goede tijdsbesteding terwijl zij zoeken naar een andere baan. Deze banen zijn volgens de respondenten echter moeilijk vindbaar vanwege hun goede kwalificaties en hun leeftijd. Zo vinden we in deze groep mensen met een hbo-opleiding, ruime certificeringen en uitgebreide talenkennis Maar de situatie op de arbeidsmarkt wordt niet rooskleurig ingezien, er is veel concurrentie, met name vanwege de crisis. Zo belicht respondent Urmila “Ik ben nooit afgewezen.

Ja, nu is het crisis. Nu moet ik me gaan onderscheiden. Wat maakt mij geweldig, dat je mij moet nemen en die 10 anderen achter mij niet”.

“En dan ga je weer op zoek naar werk, ik was bij de oude baas maar ja goed je krijgt ook te horen van bedrijfsinkrimping en dat soort dingen. Het is allemaal weinig geworden. … Ja, op een gegeven moment houdt het op dan ga je je ook vervelen en dan wil je toch wat. Kijk ik heb altijd mijn best gedaan om in loondienst te blijven in plaats van een uitkering want het is een enorme stap die je maakt achteruit.” – Howard

De lengte van de werkloosheidsperiode loopt bij deze respondenten wel in de jaren, maar is nog niet zo structureel als bij de hiervoor beschreven groep. Zelf hebben zij geen problemen met de duur van hun werkloosheid, zo illustreert Joan op de vraag of ze al lang zonder werk zit “Nee niet

lang, 2 of 3 jaar. Dat is niet lang”. De respondenten komen rond van een uitkering of van het

salaris van de partner. Financiële problemen zijn in deze groep amper aan de orde. Dat zorgt ervoor dat bij een aantal respondenten het werk zoeken op een laag pitje staat, zoals bij Anna, die liever vrijwilligerswerk doet dan slecht betaalde arbeid “als je komt met een Nederlands

paspoort dan krijg je misschien voor een uur 15 euro krijgen. Maar als ik kom, mij geven ze misschien alleen 6 euro per uur. Echt waar … Dat ga ik niet doen”. De vrijwilligers zijn

Universiteit van Amsterdam | Masterscriptie Josine Dekker

gemotiveerd voor het vrijwilligerswerk dat zij doen en doen in de meeste gevallen werk dat past bij hun vooropleiding en interesses.

“Ik kijk ook op de fiets naar die bedrijfsbussen met logo’s erop, en als ik dan een goede zie die toevallig naast me stopt, dan spreek ik wel eens zo’n chauffeur aan van joh, is er nog wat te halen bij jullie. Dan pleeg ik een telefoontje … Nou vaak vragen ze wel je telefoonnummer en gaan ze het voorleggen. De één stuurt nog wel eens een bericht, de ander niet. Maar ik ben niet de enige, je hoort van mensen die schrijven wel 200 sollicitatiebrieven. Dus ik heb het nu zo gedaan, ik zit nu hier, ik had een werkweek van 20 uur, maar we hebben overlegd over kwaliteit en ook met Jan, die heeft nu voorgesteld dat ik nu vier dagen vast kom werken, als ik die motivatie heb. Nou mijn antwoord was gelijk ja.”

– Howard

Het netwerk van deze groep respondenten lijkt meer overbruggend dan dat van de groep structureel werklozen. Behalve hechte bindende netwerken wordt er ook contact onderhouden met meer overbruggende netwerken, zo legt Joan uit: “Ik hou niet van stil zitten, ik heb altijd

gewerkt en dit werk heb ik zelf ook niet naar gezocht. We waren gewoon samen met een groep, … en wij zaten te netwerken in de bibliotheek en toen kwam een meneer van hier … die werkt er nu niet meer. Die zei we hebben iemand nodig voor de balie. En ik zei oké, ik kom. Spontaan zo”. Na

een jaar vrijwillig te hebben gewerkt zal zij binnenkort een betaalde kracht worden in de organisatie. Andere respondenten zijn ook via via in hun vrijwilligersfunctie terecht gekomen. Weer anderen hebben zelf het werk gezocht dat aansloot op wat zij wilden of waarbij zij nieuwe dingen konden leren, zoals Anna “Want ik doe nu hier vrijwilligerswerk maar doe ook hier mijn

[taal]cursus”. Het leren van nieuwe vaardigheden of het blijven beoefenen van reeds beheerste

vaardigheden is voor de respondenten een belangrijke factor, zowel in als buiten het vrijwilligerswerk. Zo beschrijft Rudy “Ja ik hou ervan om andere talen te leren en dat kan heel

makkelijk. Spaans sprekenden, Arabisch sprekenden, Surinaams sprekenden, Frans sprekenden. En zo kan ik dat een beetje ophalen, en die cursisten die hebben er ook wat aan”.

De banden die de vrijwilligers hebben binnen de organisaties zijn van meer zakelijke aard. Hechte banden tussen vrijwilligers komen hier nauwelijks voor. Zo antwoord Joan op de vraag of ze hechte banden heeft binnen de organisatie “Ook, dat hoort erbij he. Want als je niet om kunt

gaan met mensen dan kun je dit werk niet doen. Je maakt kennis met iedereen, je ziet van alles”. De

netwerken die binnen de organisaties worden opgedaan lijken voornamelijk te worden gebruikt voor het overbruggen van netwerken. Zij zoeken netwerken die hen verder kunnen helpen, bijvoorbeeld door naar cursussen en bijeenkomsten te gaan waar zij via netwerken toegang toe krijgen en maken dus echt gebruik van deze netwerken om zelf vooruit te komen. Zulke netwerken onderhouden de respondenten vaak ook buiten de vrijwilligersorganisaties. De respondenten willen het liefst uit de positie waarin zij nu verkeren komen, en weer betaald werk gaan doen. De overbruggende netwerken worden gebruikt om dit te verwezenlijken. Naast de meer overbruggende netwerken worden er ook hechte banden binnen meer bindende netwerken onderhouden. In het bijzonder worden de hechte banden met familie genoemd, maar ook studievrienden. Daarnaast zijn er nog banden met vrienden of familie in het thuisland. De

Universiteit van Amsterdam | Masterscriptie Josine Dekker

respondenten hebben over het algemeen verschillende netwerken waarmee goed contact wordt onderhouden.

“Nee toch niet zoveel. Ik meng me meer met andere culturen, dan echt met Nederlandse mensen als eigen cultuur. Ik volg veel cursussen, ik heb nu twee per week. Ik ga nu naar sociale hygiëne, en ik heb nu een cursus als vertrouwenspersoon. Ik kom hier nu werken dus dan meng je overal mee. Als ik thuis ben dan heb ik mijn eigen cultuur thuis of als ik op Facebook zit, dan ga ik praten met hun maar verder om nou echt naar een gemeenschap te gaan waar alleen maar Antillianen zijn, nee. Vroeger wel, maar nu niet meer. Ik leer niks van, dus ik ga nu echt ergens waar ik echt iets van kan leren.” – Joan