• No results found

• Het overgrote deel van variatie in drogestofgehalte binnen een partij aardappelen is afkomstig van de verschillen in drogestofgehalte die optreden tussen de knollen van individuele stengels. Verschillen tussen planten en verschillen veroorzaakt door heterogeniteit in het veld leveren bij redelijk uniforme percelen slechts een geringe bijdrage aan de totale variatie in drogestofgehalte zoals die binnen een partij aardappelen voorkomt.

• Daar het drogestofgehalte de resultante is van het gewicht aan droge stof en het gewicht aan water, kan zowel de floëem- (water en assimilaten) als de xyleemaanvoer (water en nutriënten) hierop invloed uitoefenen. In onderzoek naar de mechanismen die de uiteindelijke variatie in drogestofgehalte tussen knollen van een stengel veroorzaken zullen deze beide stromen dan ook afzonderlijk moeten worden beschouwd. Een zinvol hulpmiddel daarbij is de kennis dat sommige ionen en verbindingen vrijwel uitsluitend door ofwel het floëem dan wel het xyleem worden vervoerd. Zo worden koolhydraten uitsluitend naar de knollen getransporteerd door het floëem. Sommige ionen, bijvoorbeeld calcium (Krauss & Marschner, 1975), komen daarentegen vrijwel alleen in het xyleem voor. De aanvoer van dit soort componenten, hun correlaties met te onderzoeken gehaltes en eigenschappen en de invloed van omgevingsfactoren daarop kunnen aanwijzingen geven over het belang van floëem- en xyleemaanvoer in de totstandkoming van deze gehaltes en eigenschappen waar het drogestofgehalte er één van is.

• Naast het drogestofgehalte is er ook grote variatie in kiemrust tussen individuele knollen van een partij (Van Ittersum, 1992). Ook bij deze eigenschap bleek een deel van de variatie te worden verklaard door de knolgrootte.

• In Hoofdstuk 5 wordt aangetoond dat de variatiebronnen voor het nitraatgehalte van knollen in hoge mate overeenkomen met die voor het drogestofgehalte. In onderzoek van Van Ittersum (1992) bleek ook bij de kiemrust het grootste deel van de variatie voor te komen tussen knollen van afzonderlijke planten. Het verdient daarom aanbeveling verder te onderzoeken in welke mate de variatiebronnen voor verschillende eigenschappen en gehaltes dezelfde zijn en in welke mate de onderzochte eigenschappen en gehaltes op knolniveau correlatie vertonen.

Praktisch

• Het perspectief voor veredeling op weinig variatie binnen partijen in drogestofgehalte is gering. Enerzijds zijn de verschillen tussen rassen betrekkelijk klein, anderzijds is een betrouwbare vaststelling van rasverschillen zo bewerkelijk dat ze nauwelijks inpasbaar is in veredelingsprogramma's, tenzij voor deze eigenschap een merker kan worden gevonden.

• Er bestaan op basis van de in dit onderzoek gevonden resultaten voor een teler geen mogelijkheden om de variatie in drogestofgehalte binnen een partij wezenlijk te verminderen. De bestaande rasverschillen in variatie zijn daarnaast van te geringe betekenis om er de keuze voor een ras op te baseren.

• Er kunnen verschillen in variatie in drogestofgehalte optreden tussen jaren en locaties. De verschillen tussen locaties zijn echter niet consistent over de jaren heen, de verschillen tussen jaren zijn door de onvoorspelbaarheid van het weersverloop per definitie onvoorspelbaar. Wellicht kan enige tijd voor de oogst reeds onderscheid tussen partijen worden gemaakt door aan monsters de variatie in drogestofgehalte te bepalen. Het hier beschreven onderzoek heeft laten zien dat de variatie in drogestofgehalte in de loop van het groeiseizoen toeneemt. Hoe ver voor de oogst een verantwoord onderscheid mogelijk is, is echter niet duidelijk. Hiervoor moet het eerst duidelijk zijn of de variatie zich binnen verschillende partijen in hetzelfde tempo en in dezelfde periode van het groeiseizoen ontwikkelt. Analoog aan de inpasbaarheid in veredelingsprogramma's is het vervolgens de vraag of de benodigde inspanning voor een betrouwbaar onderscheid tussen partijen opweegt tegen de voordelen ervan.

• Het gebruik van de maat 50-op door de fritesindustrie met het oog op de minimale lengte van de patates-frites, omvat reeds een groot deel van de beperking van variatie in drogestofgehalte die mogelijk is met behulp van sorteren op maat. Het optrekken van de grens van 50 mm levert slechts een geringe extra beperking van variatie op, terwijl de volumes die als gevolg hiervan op een andere dan de fritesmarkt moeten worden afgezet sterk toenemen. Indien een sterke beperking van de variatie in drogestofgehalte gewenst is, lijkt scheiding op soortelijk gewicht (met behulp van zout- of kleibaden) de enige oplossing.

• De maat 40/50 mm die in de regel op de tafelmarkt wordt afgezet, maar vooral de nog kleinere maten die bijvoorbeeld voor inblikken of voorgebakken producten worden gebruikt, kennen een onvermijdelijk grotere variatie in drogestofgehalte. Scheiding op soortelijk gewicht is ook in dit geval de enige mogelijkheid om de variatie te beperken.

Literatuur

Allen E.J. & R.K. Scott, 1980. An analysis of growth of the potato crop, Journal of Agricultural Science 94, p. 583-606.

Appleman, C.O. & E.V. Miller, 1926. A chemical and physiological study of maturity in potatoes, Journal of Agricultural Research 33, p. 569-577.

Baker, D.A. & J. Moorby, 1969. The transport of sugar, water and ions into developing potato tubers, Annals of Botany 33, p. 729-741.

Beukema, H.P. & D.E. van der Zaag, 1990. Introduction to Potato Production, PUDOC, Wageningen, 208 pp.

Bialek, K. & M. Bielinska-Czarnecka, 1975. Gibberellin-like substances in potato during their growth and dormancy, Bulletin de l’Académie Polonaise des Sciences 23, p. 213-218.

Bodlaender, K.B.A., 1964. The induction of second growth in potato tubers, European Potato Journal 7, p. 57-71.

Bonthuis, H. & A.G.M. Ebskamp (eds), 1994. Beschrijvende Rassenlijst voor Landbouwgewassen 1994, CPRO-DLO, Wageningen, 342 pp.

Burstall, L. & P.M. Harris, 1983. The estimation of percentage light interception from leaf area index and percentage ground cover in potatoes, Journal of Agricultural Science 100, p. 241-244.

Burstall, L., M.N. Thomas & E.J. Allen, 1987. The relationship between total yield, number of tubers and yield of large tubers in potato crops, Journal of Agricultural Science 108, p. 403-406.

Burton, W.G., 1989. The Potato, 3rd edition, Harlow, Longman Scientific & Technical, 742 pp.

Cole, C.S., 1975. Variation in dry matter between and within potato tubers, Potato Research 18, p. 28-37.

Craft, C.C. & P.H. Heinze, 1951. Association of specific gravity with weight of individual tubers in late crop potatoes, American Potato Journal 28, p. 580-582.

Engels, Ch. & H. Marschner, 1986. Allocation of photosynthate to individual tubers of

Solanum tuberosum L. I. Relationship between tuber growth rate and enzyme

activities of the starch metabolism, Journal of Experimental Botany 37, no. 185, p. 1795-1803.

Freyre, R. & D.S. Douches, 1994. Development of a model for marker-assisted selection of specific gravity in diploid potato across environments, Crop Science 34, p. 1361- 1368.

Haverkort, A.J., D. Uenk, H. Veroude & M. van de Waart, 1991. Relationship between ground cover, leaf area index and infrared reflectance of potato crops, Potato Research 34, p. 113-121.

Heinze, P.H. & C.C. Craft, 1952. Variations in specific gravity of potatoes, American Potato Journal 29, p. 31-37.

Helder, J., 1994. Tuber formation in the wild potato species Solanum demissum Lindl., PhD Thesis, Agricultural University, Wageningen, 114 pp.

Ifenkwe, O.P. & E.J. Allen, 1978. Effects of tuber size on dry matter content of tubers during growth of two main crop varieties, Potato Research 21, p. 105-112.

Ittersum, M.K. van, 1992. Variation in the duration of tuber dormancy within a seed potato lot, Potato Research 35, p. 261-269.

Klundert, C.J.A. van de, 1973. Het scheiden van aardappelen op soortelijk gewicht in een zoutwaterbad, Mededeling 419, IBVL, Wageningen, 11 pp.

Krauss, A., 1981. Abscisic and gibberellic acids in growing potato tubers, Potato Research 24, p. 435-439.

Krauss, A. & H. Marschner, 1975. Langstreckentransport von Calcium in Stolonen von Kartoffelpflanzen, Zeitschrift für Pflanzenernährung und Bodenkunde 136, p. 228- 240.

Krauss, A. & H. Marschner, 1984. Growth rate and carbohydrate metabolism of potato tubers exposed to high temperatures, Potato Research 27, p. 297-303.

Lana, E.P., R.H. Johansen & D.C. Nelson, 1970. Variation in specific gravity of potato tubers, American Potato Journal 47, p. 9-12.

Lommen, W.J.M., 1993. Post-harvest characteristics of potato minitubers with different fresh weights and from different harvests. I. Dry-matter concentration and dormancy, Potato Research 36, p. 265-272.

Loon, C.D. van, 1989. Enkele kwaliteitseigenschappen van consumptie-aardappelen in relatie tot de bemesting, Aardappelwereld 42, nr. 9, p. 18-20.

Ludwig, J.W., 1972. Bepaling van het drogestofgehalte van aardappelen via onderwaterweging, Publikatie 247, IBVL, Wageningen, 12 pp.

MacKerron, D.K.A. & R.A. Jefferies, 1985. Observations on the effects of relief of late water stress in potato, Potato Research 28, p. 349-359.

MacKerron, D.K.L., B. Marshall & R.A. Jefferies, 1988. The distributions of tuber sizes in droughted and irrigated crops of potato, Potato Research 31, p. 279-288.

Marshall, B. & R. Thompson, 1986. Tuber size distribution, Potato Research 29, p. 261- 262.

Meijers, C.P. & G. van Veldhuisen, 1968 Onderwatergewichten en soortelijke gewichten van aardappelen, Publikatie 2, Stichting Aardappelstudiecentrum, p. 29-41.

Meijers, C.P. & G. van Veldhuisen, 1970. Onderzoek naar de invloed van landbouwkundige factoren op de chipskwaliteit van aardappelen, Mededeling 353, IBVL, Wageningen, 23 pp.

Meijers, C.P. & G. van Veldhuisen, 1972. De spreiding van de soortelijke gewichten van aardappelen, Bedrijfsontwikkeling 3, p. 813-818.

Nelson, D.G., P.D. Jenkins & T.C. Gillison, 1988. Processing potential of potato cultivars at early harvests, Potato Research 31, p. 633-642.

Nelson, D.C. & R. Shaw, 1976 Effect of planting and harvest dates, location in the hill and tuber size on sugar content of Kennebec potatoes, American Potato Journal 53, p. 15-21.

Oparka, K.J. & H.V. Davies, 1985. Translocation of assimilates within and between potato stems, Annals of Botany 56, p. 45-54.

Plodowska, J.W., P.H.J. Jongebloed, P.A.C.M. van de Sanden & P.C. Struik, 1989a. Effects of a short period of drought on changes in tuber volume and specific leaf weight. I. Long-term changes, Potato Research 32, p. 245-253.

Plodowska, J.W., P.H.J. Jongebloed, P.A.C.M. van de Sanden & P.C. Struik, 1989b. Effects of a short period of drought on changes in tuber volume and specific leaf weight. I. Diurnal changes, Potato Research 32, p. 255-266.

Robinson, D.L., R. Thompson & P.G.N. Digby, 1982. REML - a program for the analysis of non-orthogonal data by restricted maximum likelihood, In: Compstat 1982, part II (supplement), Wien, Physica-Verlag, p. 231-232.

Sands P.J. & P.A. Regel, 1983. A model of the development and bulking of potatoes (Solanum tuberosum L.). V. A simple model for predicting graded yields, Field Crops Research 6, p. 25-40.

Struik, P.C., A.J. Haverkort, D. Vreugdenhil, C.B. Bus & R. Dankert, 1990. Manipulation of tuber-size distribution of a potato crop, Potato Research 33, p. 417-432.

Struik, P.C., E. van Heusden & K. Burger-Meijer, 1988. Effects of short periods of long days on the development, yield and size distribution of potato tubers, Netherlands Journal of Agricultural Science 36, p. 11-22.

Struik, P.C., D. Vreugdenhil, A.J. Haverkort, C.B. Bus & R. Dankert, 1991. Possible mechanisms of size hierarchy among tubers on one stem of a potato (Solanum tuberosum L.) plant, Potato Research 34, p. 187-203.

Svensson, B., 1972. Influence of the place of a stem in the hill on the weight and dry matter content of its tubers, Potato Research 15, p. 346-353.

Vakis, N.J., 1978. Specific gravity, dry matter content and starch content of 50 potato cultivars grown under Cyprus conditions, Potato Research 21, p. 171-181.

Veerman, A. & C. D. van Loon, 1995a Doorwas, glazigheid en waterzakken in aardappelen: een overzicht naar aanleiding van doorwasjaar 1994, Jaarboek 1994/1995 Akkerbouw, Publikatie 78A, p. 16-20.

Veerman, A. & C. D. van Loon, 1995b. Onderzoek naar de ontwikkeling van glazige aardappelknollen tot waterzakken na de oogst, Jaarboek 1994/1995 Akkerbouw, Publikatie 78A, p. 21-28.

Veerman, A. & C.D. van Loon, 1995c. Post-harvest decay of second growth induced glassy tubers of potato (Solanum tuberosum L.) cv. Bintje in relation to their specific gravity, Potato Research 38, p. 391-398.

Vertregt, N. 1968. Relation between black spot and composition of the potato tuber, European Potato Journal 11, p. 34-44.

Werner, B.K., S.L. Love & B. Shaffi, 1998. Comparison of seasonal development of tuber specific gravity among seven potato clones, American Journal of Potato Research 75, p. 121-127.

Wiese, W., D. Bommer & C. Pätzold, 1975. Einfluß differenzierter Wasserversorgung auf Ertragsbildung und Knollenqualität der Kartoffelpflanze (Solanum tuberosum L.), Potato Research 18, p. 618-631.

Wilcockson, S.J., 1986. Effects of defoliation and time of harvest on tuber dry matter content of Pentland Crown potatoes, Journal of Agricultural Science 107, 723-733. Wurr, D.C.E. & E.J. Allen, 1974. Some effects of planting density and variety on the

relationship between tuber size and tuber dry-matter percentage in potatoes, Journal of Agricultural Science 82, p. 277-282.

Wurr, D.C.E., J.N. Bean & E.J. Allen, 1978. Effects of variety and date of harvest on the tuber dry-matter percentage of potatoes, Journal of Agricultural Science 90, p. 597- 604.

Het effect van stikstof en kalium op het