• No results found

Implicaties voor de samenleving

In document Balans van de Leefomgeving 2020 (pagina 71-74)

Gebruik en voorraad

R- strategieën reuse, repair en recycle

5.7 Implicaties voor de samenleving

De transitie naar een circulaire economie kan tot grote veranderingen in de samenleving leiden. Het is op dit moment echter niet goed mogelijk om te voorspellen wat de uitkomst is van alle veranderprocessen in de betrokken grondstofstromen en sectoren. Wel is een indicatie te geven van de aard van de veranderingen die door het streven naar een circulaire economie in gang zullen worden gezet. Ter afsluiting van dit hoofdstuk schetsen we enkele van die veranderingen.

In algemene termen is het te verwachten dat de transitie naar een circulaire economie leidt tot nieuwe productieketens. Producten worden anders ontworpen, het gebruik van gerecyclede grondstoffen neemt toe, producten worden anders en langer gebruikt, en in de afvalfase worden onderdelen en teruggewonnen grondstoffen opnieuw en deels anders in productie- en consumptieprocessen ingezet. Daarmee is het sluiten van kringlopen een essentieel onderdeel van een circulaire economie. Het ‘afval’ van het ene bedrijf is dan een waardevolle grondstof voor het volgende bedrijf. Denk bijvoorbeeld aan nieuwe vormen van samenwerking tussen agrarische bedrijven en producenten van kunststoffen als er op grotere schaal plantenresten worden gebruikt om bijvoorbeeld plastics te maken. Het is nog onduidelijk hoe een circulaire economie er precies uit zal zien, net als de wegen waarlangs deze is te bereiken. Scenario’s helpen dan om een samenhangend beeld te ontwikkelen over denkbare toekomsten, zonder dat daaraan voorspellende waarde kan worden gehecht. In die traditie verkennen we hierna twee mogelijke circulaire toekomsten. Het betreft tegenpolen, met de bedoeling gevoel te krijgen voor de aard van de veranderin- gen waarmee de overschakeling op een circulaire economie gepaard gaat. In contrast met de huidige, bekende en meer lineaire productie- en consumptieprocessen geven we een indruk van enkele keuzes en implicaties die samenhangen met de overgang naar een circulaire economie.

Centrale regie met een hoofdrol voor technologie

Een circulaire economie zou tot stand kunnen komen vanuit een meer ‘top-down-aansturing’ van de nationale overheid en een voortrekkersrol van enkele grote bedrijven. Ondersteund door R&D-investeringen in hightechonderzoek, zouden grote bedrijven zeer efficiënt kunnen produceren en op een grootschalige en hoogwaardige manier kunnen recyclen. Door deze verbeteringen in efficiëntie en recycling zijn dan minder grondstoffen nodig en neemt de milieudruk af. In deze toekomst zijn er geen grote veranderingen in businessmodellen nodig,

net zo min als in het gedrag van consumenten. Bedrijven verkopen, net als nu, allerlei producten aan consumenten.

Lokale gemeenschappen met een hoofdrol voor ander gedrag

Een circulaire economie zou ook meer ‘bottom-up’ tot stand kunnen komen in relatief kleine en lokale gemeenschappen. Door bijvoorbeeld lokaal voedsel te produceren, kunnen gemeenschappen zelfvoorzienend zijn en is er minder milieuvervuiling door transport over lange afstanden. Het is ook denkbaar dat in zo’n toekomst de rol voor technologische ontwikkeling beperkt is en gedragsveranderingen centraal staan. Door minder te kopen, minder te gebruiken en bijvoorbeeld verpakkingsvrij te winkelen, zijn minder grondstoffen nodig en neemt de milieudruk af. In zo’n circulaire economie zouden grote bedrijven een minder groot aandeel hebben in de productie- en consumptieprocessen.

Onderdelen van beide toekomstbeelden bestaan nu al

Hoewel we nu dus niet kunnen zeggen hoe een circulaire economie er precies uit zal zien, lijkt een mix aan oplossingen uit beide scenario’s voor de hand te liggen. In de nu bestaan- de verzameling aan circulaire bedrijven en praktijken, is deze mix al zichtbaar. Er zijn voorbeelden van grote bedrijven die volledig gerecyclede plastic flessen maken, zoals Bar le Duc. Efficiëntieverbeteringen staan al lang op de agenda van allerlei bedrijven. En tegelij- kertijd zijn er ook al wijken en gemeenschappen waarin producten onderling worden gedeeld en voedsel lokaal wordt verbouwd. Ook neemt het aantal tiny houses toe, kleine, vaak verplaatsbare woningen die mensen juist kiezen vanuit de wens om duurzamer te wonen en daarmee het beslag dat ze leggen op natuur en milieu te beperken.

Maar ook andere elementen van circulariteit dan de hiervoor geschetste zouden kunnen doorontwikkelen tot een ‘nieuw normaal’. Zo kan er een verschuiving optreden van bezit naar gebruik. Waar het eerst normaal was om een fiets of kleding te kopen, zijn deze producten meer en meer als dienst af te nemen. Denk hiervoor bijvoorbeeld aan de Swapfiets (een fietsabonnement) en Hulaaloop (waar kinderkleding is te huren). De bedrijven blijven eigenaar van de spullen die ze aanbieden. Hierdoor hebben ze de zekerheid dat de spullen terugkomen. De bedrijven kunnen deze vervolgens opnieuw inzetten bij andere klanten, beter onderhouden en uiteindelijk helemaal recyclen. Huidig consumptiegedrag vormt vaak nog een belemmering

Een circulaire economie zal er niet vanzelf komen. Elk toekomstbeeld heeft zijn eigen uitdagingen en belemmeringen. Denk aan afvalregels die het moeilijk maken om eerder gebruikte materialen en onderdelen in nieuwe producten te verwerken. Een belemmering is ook dat milieuvervuiling die ontstaat door de winning van ruwe grondstoffen, de verwerking tot materialen en (half )producten, het eindgebruik en de afvalverwerking, onvoldoende in de prijzen van goederen en diensten zijn doorberekend. Met gerichte belastingheffing of door voorwaarden te verbinden aan productieprocessen en producten, is dit te corrigeren. De relatieve prijzen zullen dan veranderen: milieuvervuilende producten worden duurder, milieusparende goedkoper. Het speelveld tussen circulaire en lineaire

producten wordt dan gelijker, omdat circulair produceren en consumeren het milieu doorgaans minder belast dan lineaire producten en processen (Kishna et al. 2019). Maar ook de houding en het gedrag van burgers kunnen meer circulair produceren en consumeren hinderen. Zo blijkt uit het voor deze Balans uitgevoerde panelonderzoek (zie Bouma & De Vries 2020) dat zo’n 75 procent van de respondenten denkt dat het kopen van tweedehandsproducten bijdraagt aan een beter milieu. Toch geeft slechts een derde van hen aan geregeld tweedehands spullen te kopen. De waardering van en omgang met tweede- handsspullen verschilt ook tussen mensen uit verschillende inkomensgroepen. Respondenten met een hoger inkomen weten beter een kringloopwinkel in de buurt te vinden, en respondenten met een lager inkomen vertellen minder snel dat ze een tweede- handsproduct hebben gekocht. Ook als het gaat om het kopen van producten die zijn gemaakt van eerder gebruikte onderdelen en materialen, ziet zo’n 80 procent van de respondenten dat als een bijdrage aan een beter milieu. Hoewel veel respondenten openstaan voor het kopen van dergelijke producten, is het de vraag of dit in de praktijk ook echt gebeurt.

De omschakeling naar een systeem waarin consumenten spullen niet meer in bezit hebben maar via diensten gebruiken, zal niet eenvoudig zijn. Zo geeft een kleine 70 procent van de respondenten aan spullen liever in bezit te hebben dan te leasen. Wel geeft ongeveer 45 procent aan meer open te staan voor leasen als dat goedkoper zou zijn. En bijna 40 procent van de respondenten is het (zeer) oneens met de stelling dat ze met geleasete spullen zuiniger omgaan dan met gekochte spullen. Dit laat zien dat er nog forse uitdagingen zijn voor aanbieders van dergelijke diensten om een groter deel van de markt te bereiken. Uit een eerdere PBL-studie blijkt namelijk dat bedrijven moeite hebben met het verkopen van gerecyclede materialen en producten (zie Rood & Kishna 2019).

6 Leefomgeving, beleid

In document Balans van de Leefomgeving 2020 (pagina 71-74)