• No results found

5. Evaluatietypes

5.3 Naar een conceptueel raamwerk van beleidstheorie

5.3.2 Het implementatiemodel

Het implementatiemodel geeft aan welke elementen van belang zijn voor het plannen van de uitvoering van het beleid. Deze elementen zijn de implementatiecapaciteit op micro-, meso- en macroniveau, de implementatiesetting, het draaiboek voor de dienstverlening en de beoogde doelgroep. Vaak krijgt de implementatie onterecht weinig aandacht in zowel de bestuurskundige theorie als bestuurlijke praktijk. Een succesvol beleid vergt evenzeer een accuraat implementatiemodel als een geldig veranderingsmodel. implementatie setting macro doelgroep(en) doelgebied draaiboek uitvoering en dienstverlening IMPLEMENTATIE MODEL m e s o micro partnerschap organisatie y organisatie n uitvoerders implementatie capaciteit

Figuur 20: Het implementatiemodel

De implementatiecapaciteit verwijst naar een structuur en de actoren die instaan voor de diverse taken en functies in het kader van de beleidsuitvoering. Men kan deze capaciteit indelen naar drie niveaus. Ten eerste is er het individuele of microniveau. De kwaliteit van de uitvoering en daarmee de efficiëntie en effectiviteit van het beleid hangt in sterke mate af van de skills en expertise van individuele personen die taken vervullen in het kader van de beleidsuitvoering. Deze personen werken in één of meerdere organisaties die belast zijn met de implementatie. Dit resulteert in een capaciteit op organisatie- of mesoniveau. De betrokken organisatie als geheel moet over adequate capaciteit beschikken om haar uitvoerende functie waar te maken. Verschillende organisaties kunnen ook partnerschappen aangaan. Op dit macroniveau zijn taakverdeling en coördinatie belangrijke aandachtspunten.

Naast de structurele capaciteit is het uitvoeringsproces een belangrijke component in het implementatiemodel. De neerslag van het uitvoeringsproces kan men aangeven met de term draaiboek

van de dienstverlening. Het is in wezen de beschrijving van de specifieke stappen met het oog op de dienstverlening of ontplooiing van maatregelen in het veld. Dergelijk vademecum bevat bijvoorbeeld de procedures voor de concrete toepassing van beleidsinstrumenten, richtlijnen over de omgang en communicatie met de doelgroep, de beschrijving van taken en verantwoordelijkheden, enz. Het kan ook bestaan uit een verzameling van documenten die de verschillende deelaspecten behandelen. Voor het

welslagen van de uitvoering van grootschalige of complexe beleidsinitiatieven kan een draaiboek of vademecum beschouwd worden als een kritieke succesfactor.

De doelgroep verwijst naar de verzameling van personen, administratieve entiteiten (openbare besturen, bedrijven, scholen) of natuurlijke elementen (dieren, planten, bosbestand, enz.) waarop het beleidsinitiatief zich richt. Vaak is deze doelgroep ook territoriaal afgebakend. We kunnen dan spreken van een doelgebied (bebouwde kom, provincie, land, natuurgebied enz.).

In het kader van een evaluatie zijn doorgaans drie assumpties van belang met betrekking tot de doelgroep: het bestaan van geldig vastgestelde selectiecriteria voor de afbakening van de doelgroep, de haalbaarheid om de doelgroep te bereiken. In de context van bepaalde beleidssectoren, bv. de gezondheidszorg, is ook de bereidheid van doelgroepleden om zich te engageren of zich minstens open te stellen ten aanzien van het beleidsinitiatief een belangrijke factor voor een doeltreffend beleid. Zo is bij behandelingen van patiënten met het oog op persoonlijke gedragsveranderingen het screenen van mogelijke patiënten (op fysieke en mentale gereedheid) en het kennen van de persoonlijke noden van groot belang.

Met de implementatiesetting verwijzen we naar de verzameling van een aantal contextuele parameters die belangrijke aandachtspunten zijn met het oog op een succesvolle uitvoering van het beleid. De implementatiesetting varieert naargelang het soort beleid. Ripley en Franklin maken bijvoorbeeld het onderscheid tussen verdelingsbeleid (publieke diensten en goederen), herverdelingsbeleid (bv. fiscaal beleid) en reguleringsbeleid (marktwerking en consumentenzaken). Anderen stellen deze indeling wel in vraag. Enerzijds omdat de categorie van organiek beleid (ontwerpen van instituties, bv. via een gemeentedecreet) ontbreekt. Anderzijds omdat in de praktijk voorbeelden bestaan van beleid dat in meerdere van de aangehaalde categorieën kan ingedeeld worden. Bovenstaande classificatie werd ontworpen om slaagfactoren in de context van beleidsuitvoering te identificeren, daarmee indirect verwijzend naar het belang van de kans op conflict en externe interferentie.

Een belangrijke parameter bij de implementatiesetting is het bestaan van aangepaste sturingsrelaties tussen de actoren verantwoordelijk voor de uitvoering onderling en de relatie tussen deze actoren en doelgroep van het beleid. Er zijn een globaal drietal types van sturingsrelaties mogelijk: hiërarchie, markt en netwerk. Afhankelijk van de concrete beleidscontext zal een bepaald type meer aangewezen zijn dan andere. Voor handhaving bijvoorbeeld is een hiërarchische sturing van de doelgroep vereist. De snelheidscontroles in het verkeer en bijhorende sanctionering zijn hiervan een voorbeeld. In de context van energiebeleid is het markttype belangrijk: consumenten moeten kunnen kiezen bij welke leverancier

ze klant zijn. Anderzijds zal de overheid in het kader van haar reguleringsbeleid een hiërarchische relatie hebben ten opzichte van de marktspelers aan de aanbodzijde. Zo kan ze bijvoorbeeld fusies verhinderen die de goede marktwerking in gevaar brengen. Op Europees vlak is de rol van de Commissie hierin welbekend.

In de context van welzijnsbeleid zal een netwerktype dan weer adequater zijn waarbij dienstverlener en doelgroep op een gelijke voet ten opzichte van elkaar staan. Werken met individuele personen en beleid gericht op gedragsveranderingen is een heel andere context dan een beleid gericht op natuurbeheer. Inwerken op persoonlijke gedragsveranderingen vergt vaak een andere aanpak naargelang het beleidsveld: in het welzijnsbeleid is de band met het individu veel directer bijvoorbeeld in vergelijking met afvalpreventiebeleid.