• No results found

Impact en verspreiding van het programma en de gedragscode

In document To Behave or not to Behave ? (pagina 97-101)

8. Productevaluatie: Wat zijn de resultaten van Behave ?

8.8. Impact en verspreiding van het programma en de gedragscode

In deze paragraaf wordt antwoord gegeven op deelvraag 18: Wat is de impact van het program-ma? Voor de beantwoording van deze vraag is gekeken naar de volgende factoren:

- Betrokkenheid bij het programma;

- het op de hoogte zijn van de uitvoering van het programma Behave; - bekendheid met de inhoud van Behave en de gedragscode;

- de mate en de manier waarop waarin Behave en/of de gedragscode nog onderwerp van gesprek zijn in de klassen en/of onder collega’s en

- de groepen met wie (buiten de lessen om) over Behave of de gedragscode is gesproken. Sommige managers en docenten gaven in de nulmeting aan dat een breed draagvlak, brede in-zet en continuïteit belangrijke randvoorwaarden zijn voor het slagen van het programma (zie pa-ragraaf 7.2). In de praktijk blijkt echter dat niet altijd aan al die voorwaarden is voldaan.

Beantwoording deelvraag 17: In hoeverre vinden de leerlingen de (uitvoering van de) opgestelde gedragscode bruikbaar en relevant, ook voor zichzelf?

De leerlingen vonden de gedragscode die ze hadden opgesteld enigszins bruikbaar. In de herhalingsmeting was de gemiddelde score ten opzichte van de éénmeting significant afge-nomen. De leerlingen gaven in de éénmeting nog wel aan dat ze het wel behoorlijk belangrijk vinden dat iedereen in de klas zich aan de gedragscode houdt. In de herhalingsmeting von-den ze dat nog maar enigszins. Ook daar was een significante afname in gemiddelde score tussen de twee metingen te zien. In het algemeen is de waardering die de leerlingen hebben voor de gedragscode die ze zelf hebben opgesteld lager dan wat je mogelijk zou verwachten.

8.8.1. Betrokkenheid bij het programma

Aan de managers werd in de nulmeting gevraagd wie er nog meer betrokken waren bij de beslis-sing om Behave op school uit te gaan voeren. Zij konden meerdere antwoorden aankruisen. In de éénmeting is voorts gevraagd aan de indirect betrokken docenten, de controledocenten en de leden van het OOP of zij een rol hadden bij de uitvoering van Behave.

De beslissing om Behave uit te gaan voeren lijkt primair genomen door de docenten en de direc-tie. Leerlingen en hun ouders zijn niet betrokken bij die beslissing. Slechts één docent geeft aan hierover met ouders te hebben gesproken voorafgaande aan het programma.

De andere respondentgroepen bevestigden het beeld dat werd geschetst door de managers en de direct betrokken docenten. Slechts een zeer klein gedeelte van de indirect betrokken docenten (10%) en de controledocenten (20%) had een stem in die beslissing. Van het OOP was er nooit iemand bij de beslissing betrokken.

Buiten de direct betrokken docenten waren de overige respondenten niet of nauwelijks bij de uit-voering van Behave betrokken. Van de indirect betrokken docenten had 7% een rol bij de uitvoe-ring, van de controledocenten 30 en van het OOP 12 procent. Meestal was hun rol beperkt tot toezicht houden of het bieden van ondersteuning.

8.8.2. Bekendheid met de uitvoering en inhoud van het programma

In de nulmeting is aan de respondentgroepen die niet direct bij de uitvoering van Behave betrok-ken waren gevraagd of ze wisten dat het programma op hun school zou worden gaan uitgevoerd. In de éénmeting werd gevraagd of ze iets van die uitvoering hadden gemerkt. In tabel 8.10 is per vraag en respondentgroep aangegeven hoeveel procent bevestigend heeft geantwoord.

Tabel 8.10. Bekendheid met uitvoering van het programma Indir. betr.

doc.

Contr doc. OOP

N pct. N pct. N pct.

Is bekend met de uitvoering van Behave (nulmeting)

71 40 35 89 39 62

Heeft iets gemerkt van de uitvoe-ring van Behave (éénmeting)

71 40 36 64 36 50

Slechts een klein gedeelte van de indirect betrokken docenten en het OOP was op de hoogte van de uitvoering van het programma of heeft daar iets van gemerkt. Opvallend is de hoge score van de docenten van de controleklas in de nulmeting in vergelijking met de indirect betrokken docen-ten. Dat kan mogelijk een ongewenst neveneffect zijn van het invullen van de vragenlijsten door de leerlingen in hun klas, waardoor zij indirect van de uitvoering van Behave op de hoogte wer-den gebracht. De indirect betrokken docenten hoefwer-den in hun lessen geen vragenlijsten af te ne-men.

In alle drie de metingen is aan de respondentgroepen die niet direct bij de uitvoering van Behave betrokken waren, gevraagd in welke mate zij op de hoogte waren van de inhoud van het

pro-Tabel 8.11. Bekendheid met inhoud van het programma

nulmeting éénmeting herhalingsmeting

N gem. sd. N gem. sd. N gem. sd. Indirect betr. docenten 71 2.64 1.50 71 3.21 1.24 61 2.79 1.38

Controledocenten 27 2.81 1.57 26 2.96 1.15 30 2.80 1.64

OOP 39 2.61 1.28 36 2.80 1.64 25 2.16 1.11

De respondenten geven aan enigszins op de hoogte te zijn van de inhoud van Behave. Er is bij alle drie de respondentgroepen wel een kleine toename te constateren tussen de nulmeting en de éénmeting. Dat kan worden verklaard door het feit dat Behave tussen beide metingen in is uitgevoerd en dat de respondenten daar iets van gemerkt hebben. Het is echter geen grote toe-name. In de herhalingsmeting is dat effect weer verdwenen en zijn de gemiddelde scores weer terug op het niveau van de nulmeting of zelfs iets daaronder. Dit is mogelijk het gevolg van het feit dat de herinnering aan het programma in de loop van de tijd vervaagt.

8.8.3. Bekendheid met de inhoud van de gedragscode

In de éénmeting en de herhalingsmeting werd aan de indirect betrokken docenten, de controle-docenten en het OOP gevraagd of ze op de hoogte waren van het bestaan van de gedragscode. Slechts een klein gedeelte van de indirect betrokken docenten (21%), controledocenten (14%) en het OOP (11%) wist in de éénmeting van het bestaan van de gedragscode. In de herhalingsme-ting waren die percentages niet of nauwelijks veranderd.

Aan de respondenten werd verder gevraagd om op een vijfpuntsschaal aan te geven in hoeverre ze wisten op welk gedrag de gedragscode betrekking had. De resultaten staan in tabel 8.12.

Tabel 8.12. Bekendheid met de inhoud van gedragscode

éénmeting herhalingsmeting

N gem. sd. N gem. sd.

Indirect betr. docenten 70 2.59 1.38 21 3.76 1.55

Controledocenten 35 4.17 1.60 30 3.71 30

OOP 33 2.61 1.48 4 4 2

Slechts zeer weinig respondenten waren op de hoogte van het bestaan van de gedragscode. Degenen die dat wel waren, wisten gemiddeld maar enigszins op welk gedrag de code betrekking had. Opvallend is hier wederom de relatief hoge score van de controledocenten.

8.8.4. Behave en de gedragscode als gespreksonderwerp in de klas en onder collega’s Een belangrijke voorwaarde om met een programma een effect te behalen, is het een terugke-rend thema laten zijn in het beleid, maar ook onder de doelgroep. Om vast te stellen of dit met Behave en de gedragscode ook gebeurt, is in de herhalingsmeting gevraagd of het programma Behave en/of de gedragscode nog wel eens onderwerp van gesprek zijn in de klas. Het percen-tage dat hier met ‘ja’ op antwoordde is weergegeven in tabel 8.13.

Tabel 8.13. Behave/gedragscode besproken Manage-ment Direct betr. doc. Indirect be-tr. doc. Controle docenten. N pct. N pct. N pct. N pct.

In de klas wordt nog wel eens over de gedragscode gesproken.

- - 64 19 61 7 - -

In de klas wordt nog wel eens over het programma Behave gesproken.

- - 64 38 61 13 33 21

Is het programma nog wel eens on-derwerp van gesprek onder collega’s

23 65 64 20 71 8 36 18

De gedragscode en het programma Behave zijn nog maar zelden onderwerp van gesprek in de klas. Ook onder collega’s wordt er nauwelijks nog over het programma gesproken. Uitzondering hierop vormen de managers, waarvan ongeveer tweederde aangeeft nog wel eens over Behave te praten met collega’s. De respondenten geven aan dat het onderwerp nog aan bod komt in de vorm van een evaluatie of tijdens een teamvergadering. In andere gevallen komt het toevallig ter sprake (tijdens de koffiepauze). Er is te weinig informatie hierover om een duidelijke uitspraak over te doen over de manier waarop het aan bod komt.

De gedragscode wordt het vaakst in de klas besproken door de direct betrokken docenten. Dat ligt in de lijn der verwachting, want zij waren tenslotte bij het opstellen ervan betrokken. Toch geeft éénderde deel van hen aan dat dat niet of nauwelijks gebeurt. Het programma Behave wordt door de meerderheid van de respondenten niet meer bespoken na afronding. Behave wordt wel aanzienlijk vaker besproken in de klas dan de gedragscode. Zelfs bij de controledocen-ten komt dit nog wel eens aan bod komt in hun lessen. Dat is merkwaardig, want het programma is tenslotte bedoeld als middel om tot een gedragscode te komen.

De leerlingen bevestigen dit beeld. Slechts een klein percentage geeft aan dat de gedragscode of Behave regelmatig of heel vaak onderwerp van gesprek is. In de herhalingsmeting geeft slechts 12% van de leerlingen aan dat de gedragscode nog zeer regelmatig of vaak onderwerp van ge-sprek is in de klas. Het programma Behave wordt volgens 20% van de leerlingen zeer regelmatig of vaak besproken. De beleving van de leerlingen uit dezelfde klas verschilt nogal eens van el-kaar. Zo wordt in bijna iedere klas zowel het antwoord ‘helemaal nooit’ als ‘heel vaak’ gegeven. Het kan zijn dat bepaalde leerlingen de vraag verkeerd hebben gelezen of begrepen. Een andere mogelijkheid is dat er in iedere klas wel enkele leerlingen zitten bij wie de thematiek goed is aan-geslagen en die het zelf regelmatig of vaak (onderling) bespreken in of buiten de klas. Er zijn geen systematische verschillen tussen jongens en meisjes.

8.8.5. Verspreiding van Behave en de gedragscode

Om de impact van de gedragscode te bepalen is geïnventariseerd bij wie de gedragscode breder bekend is gemaakt. De leerlingen, managers en direct betrokken docenten konden in de nulme-ting en herhalingsmenulme-ting meerdere antwoorden aankruisen. De resultaten van de éénmenulme-ting en de herhalingsmeting staan in tabel 8.14.

Tabel 8.14. Met wie heb je gesproken over Behave en/of de gedragscode

éénmeting (in % van N) herhalingsmeting (in % van N) Gesproken met: lln. (N=1634) man. (N=7) dir. (N=15) lln. (N=1426) man. (N=12) dir. (N=13) Niemand 44 - - 47 - - Andere leerlingen 7 8 11 10 19 16 Andere docenten 16 23 18 9 39 22 OOP - 19 7 - 35 6 Ouders 9 12 11 21 23 6

Vrienden van buiten school 5 - - 7 - -

Anderen 8 4 3 5 0 0

Uit de gegevens blijkt dat het programma en de gedragscode door meer dan de helft van de leer-lingen met meerdere mensen zijn besproken. Daarbij moet worden opgemerkt dat meer dan 40% van de leerlingen aangeeft met niemand anders over deze thema’s te hebben gesproken. Opval-lend is verder de stijging van ruim 10% tussen de éénmeting en de herhalingsmeting in het per-centage leerlingen dat hierover met de ouders heeft gesproken. Het aantal managers dat aangeeft de gedragscode breder bekend te hebben gemaakt is zeer beperkt (7 van de 26). Dat-zelfde geldt voor de direct betrokken docenten (15 van de 74).

De leden van het management lijken in de loop van de tijd meer aandacht te hebben besteed aan de verspreiding van de gedragscode, terwijl dat bij de direct betrokken docenten niet of nauwe-lijks het geval is. Meer managers hebben werk gemaakt van de verspreiding van de gedragscode en hebben er ook met meer groepen mensen over gesproken. Het betreft nog altijd minder dan de helft van de managers.

In document To Behave or not to Behave ? (pagina 97-101)