• No results found

4. Welke rechtsvorderingen bij schending van de precontractuele informatieplicht staan de

4.4 HvJ EU Van Hove/CNP Assurances

Jean Claude van Hove had bij CNP Assurances twee kredietovereenkomsten gesloten en tevens een verzekering welke de verschuldigde aflossingen garandeerde bij overlijden of bij blijvende en volledige invaliditeit van de verzekeringnemer. Als gevolg van een bedrijfsongeval werd Van

114

Artikel 3 lid 1 Richtlijn oneerlijke bedingen

115 Artikel 6:231 sub a BW en artikel 4 lid 2 Richtlijn oneerlijke bedingen 116

Wansink 1992, p.74 117

Artikel 4 lid 2 en de negentiende en twintigste considerans van de richtlijn oneerlijke bedingen 118

Deze conclusie is naar mijn mening niet vanzelfsprekend aangezien artikel 4 lid 2 van de richtlijn oneerlijke bedingen ziet op de gelijkwaardigheid van enerzijds de prijs en anderzijds de tegenprestatie. De precontractuele informatie inzake kosten heeft niet zo zeer te maken met deze gelijkwaardigheid, maar is wel een belangrijke factor voor de prijs van het product.

31

Hove deels arbeidsongeschikt. De geneesheer van CNP Assurances stelt dat hij zijn beroep niet meer kan uitoefenen, maar dat hij nog wel deeltijd een aangepaste beroepsactiviteit kan

uitoefenen. De verzekeraar neemt als gevolg hier van de aflossingen niet langer voor haar rekening.

Van Hove is het hier niet mee eens en verzoekt de rechter primair om het beding in de

overeenkomst oneerlijk te verklaren, omdat dit beding het evenwicht tussen de partijen aanzienlijk verstoort ten nadele van de consument. Daarbij zou de definitie van arbeidsongeschiktheid zo zijn opgesteld dat de consument zonder kennis van zaken de strekking ervan niet kan begrijpen.120 CNP Assurances stelt onder andere dat het beding niet getoetst kan worden aan de richtlijn aangezien het betrekking heeft op het voorwerp zelf van de overeenkomst, oftewel: het is een kernbeding. Ook zou het beding het evenwicht tussen partijen niet aanzienlijk verstoren. Het Hof oordeelt dat bij het onderzoek of een beding een kernbeding is, alle omstandigheden en factoren van de overeenkomst in aanmerking genomen moeten worden. De nationale rechter moet dus van geval tot geval het contractuele kader beoordelen en dient in ieder geval rekening te houden met: de aard, de algehele opzet en alle voorwaarden van de overeenkomst en met de juridische en feitelijke context er van.121 Zoals hierboven besproken is in Nederland geconcretiseerd in de literatuur wat onder een kernbeding moet worden verstaan bij een verzekeringsovereenkomst. Het Hof lijkt deze uitleg te bevestigen aangezien in de uitspraak word benadrukt dat het voor een verzekeringsovereenkomst kenmerkend is dat de verzekeraar zich tegen een voorafgaande betaling van een premie ertoe verbindt, de verzekerde bij het intreden van het verzekerde risico een dienst te verlenen ten aanzien van het verzekerde risico.122 Uit artikel 4 lid 2 richtlijn oneerlijke bedingen volgt dat een kernbeding (of in de woorden van de richtlijn: “de bepaling van het eigenlijke

voorwerp van de overeenkomst”) niet getoetst kan worden aan de bepalingen van de richtlijn evenals de gelijkwaardigheid tussen enerzijds de prijs en anderzijds de als tegenprestatie te leveren goederen of diensten. Het Hof heeft in een eerdere uitspraak reeds geoordeeld dat deze bepaling strikt moet worden uitgelegd.123

Als er inderdaad sprake is van een kernbeding, dient getoetst te worden of dit beding “duidelijk en begrijpelijk” is geformuleerd. Het Hof geeft aan dat voor het vereiste van transparantie van

bedingen niet alleen vereist is dat bedingen taalkundig en grammaticaal begrijpelijk zijn. Omdat de consument zich in een zwakke positie bevindt ten opzichte van de verzekeraar, moet het

120 HvJ EU 23 april 2015, ECLI:EU:C:2015:262, C-96/14(Hove/CNP Assurances SA) 121

Idem 122

Van Dam 2016, p.84

32

transparantiebeginsel, gecodificeerd in artikel 6:231 sub a BW, ruim worden opgevat.124. In het

geval van verzekeringsovereenkomsten betekent dit onder andere dat de consument in staat moet worden gesteld om de economische gevolgen die uit de bedingen voort vloeien, te kunnen

inschatten.125 Bij levensverzekeringen zal, in het kader van deze scriptie, dit in de praktijk niet zo zeer neer komen op het voorzien van de economische gevolgen aangezien er sprake is van een beleggingsproduct, maar op een goed begrip van het mechanisme van de verzekering en van de gevolgen van het inhouden van de verschillende kosten op het eind rendement door de consument. Bij de beoordeling dient de nationale rechter uit te gaan van de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument op basis van alle relevante feiten en gegevens. Hierbij horen ook de informatie en reclame die door de verzekeraar zijn verstrekt.

Het Hof oordeelt in deze zaak dat het beding inderdaad voor verschillende interpretaties vatbaar is en dat in zo’n geval de meest gunstige uitleg voor de consument prevaleert.126 Het oordeel of er sprake is van een kernbeding wordt aan de nationale rechter overgelaten. Er zal dus van geval tot geval bekeken worden of een beding aan de voorwaarden van de richtlijn voldoet.

Deze zaak ging om een arbeidsongeschiktheidsverzekering maar is ook relevant voor

levensverzekeringen omdat het Hof van Justitie praat over de rol van duidelijke en begrijpelijke bedingen in verzekeringsovereenkomsten in zijn algemeenheid en omdat bedingen in

levensverzekeringen ook aan de voorwaarden van de richtlijn oneerlijke bedingen (kunnen) voldoen, dus aan toetsing van de richtlijn oneerlijke bedingen onderhevig zijn. De relevantie voor levensverzekeringen geldt temeer omdat bedingen in overeenkomsten van levensverzekering vaak voor de consument lastig zijn om te begrijpen en deze richtlijn ziet op de duidelijkheid en

nauwkeurigheid van bedingen. De bescherming van de consument is erg belangrijk vanuit een Europees oogpunt. Dit blijkt uit de ruime uitleg van het transparantiebeginsel en uit de contra proferentem regel. Ook volgt uit rechtspraak dat de nationale rechter bedingen in algemene voorwaarden ambtshalve dient te toetsen aan de richtlijn oneerlijke bedingen. Dit onderwerp wordt in het volgende hoofdstuk besproken.

De richtlijn oneerlijke bedingen alsmede de bepalingen inzake oneerlijke bedingen in het BW bestaan al sinds de jaren negentig. Nu, een hele tijd later, zijn ze pas echt punt van discussie geworden en onder de aandacht komen te staan. Dit heeft alles te maken met de

124 Rutgers 2016, p.1056 125

Court of Justice of the European Union, Press Release no. 42/15, Luxembourg 23 april 2015, C-96/15(Hove/CNP Assurances SA), zie ook: M.L. Hendrikse 2015, p. 200

33

consumentenbescherming die steeds hoger in het vaandel is komen te staan op Europees en op nationaal niveau.127 Daarbij speelt ook mee dat in het BW geen uitlegregels zijn opgenomen. De

ontwikkeling van uitlegcriteria is daarmee overgelaten aan de rechtspraak en de wetenschap.128 Enkele voorbeelden van uitlegcriteria die gelden ten aanzien van verzekeringsovereenkomsten zijn: de uitleg van het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst, het transparantiebeginsel (zoals hierboven besproken) en de ambtshalve toetsing van de nationale rechter (hierover meer in hoofdstuk 5).