• No results found

4. Flexibel rechtenbeheer in Nederland

4.2 Buma/Stemra

4.2.3 Huidig beleid: opt-out mogelijkheden

In 2012 ontving de Nederlandse mededingingsautoriteit, die inmiddels handelde onder de huidige naam “ACM”191, wederom een klacht met betrekking tot de relatie van Buma/Stemra jegens haar

aangeslotenen. Het ging hierbij om een muziekauteur wiens klachten, globaal gezegd, betrekking hadden op de volledige overdrachtseis van Buma/Stemra en ACM derhalve verzocht handhavend op te treden wegens mogelijke overtredingen van artikel 24 Mededingingswet. De muziekauteur had zich eerst tot het CvTA gewend, maar deze verklaarde zich onbevoegd gezien de mededingingsrechtelijke aard van de klachten.192 Naar aanleiding van deze klacht heeft ACM een onderzoek ingesteld naar de

aansluitvoorwaarden van Buma/Stemra. Een gedeelte van de klachten is meegenomen in het uiteindelijke toezeggingsbesluit Buma/Stemra van juni 2014. Dit toezeggingsbesluit was aanleiding voor het wijzigen van Buma/Stemra’s aansluitbeleid.

In haar toezeggingsbesluit erkent ACM, in tegenstelling tot het hiervoor besproken besluit van de NMa van 2008, het bestaan van een behoefte van muziekauteurs om diens online exploitatierechten buiten Buma/Stemra om te beheren. Digitale technologische ontwikkelingen brengen kostenbesparing mee, waardoor de mogelijkheid is ontstaan voor meer concurrentie op het gebied van het rechtenbeheer bij de online exploitatie van muziekrechten. Op het gebied van offline exploitatie blijft

188 ACM besluit in zaak 4070, par. 63.

189 HvJ EG 27 maart 1974, C-127/73, Jur. 1974 (BRT/Sabam) r.o. 14-15. 190 ACM besluit in zaak 4070 paragraaf 52, 63-64.

191 Autoriteit Consument & Markt

38

behoefte aan het collectieve rechtenbeheer.193 ACM benadrukt tevens de groei van mogelijkheden

voor de muziekauteur om zijn auteursrechten te exploiteren en daarnaast te laten exploiteren door innoverende diensten op het internet. Het aansluitbeleid van Buma/Stemra belemmerde echter deze potentiële marktgroei, zo concludeerde ACM.194

Naar aanleiding van het onderzoek en de daarbij geconstateerde mededingingsrisico’s door ACM, heeft Buma/Stemra een verzoek ingediend tot bindendverklaring van toezeggingen conform artikel 49a van de Mededingingswet. ACM heeft de toezeggingen vervolgens aanvaard, hetgeen inhoudt dat zij ervan verzekerd was dat Buma/Stemra geen misbruik van haar machtspositie zou maken, zij het voldoende aannemelijk achtte dat Buma/Stemra de toezeggingen op controleerbare wijze zou naleven en zij een toezeggingsbesluit doelmatiger achtte dan het opleggen van een boete of last onder dwangsom.195 De toezeggingen met betrekking tot de flexibilisering van rechtenbeheer voor de muziekauteur zagen op de volgende onderwerpen.

Allereerst biedt Buma/Stemra per juni 2014 haar aangeslotenen een opt-out systeem, waarbij door middel van speciale wijzigingsformulieren vijf rechtencategorieën kunnen worden uitgesloten. Één van die rechtencategorieën betreft de online rechten en is opgesplitst in vier subcategorieën.196 Ten

tweede zegt Buma/Stemra toe om rechthebbenden te informeren over de mogelijkheden die bestaan op het gebied van het individueel beheren van online exploitatie. Tevens zet zij een onderzoek uit op het gebied van verdere flexibilisering van het rechtenbeheer en richt zij een kennis platform op voor start-ups op het gebied van online muziekexploitatie. Daarnaast zal een onafhankelijke derde worden aangesteld met als doel te waarborgen dat Buma/Stemra overeenkomstig haar toezeggingen zal handelen. Dat ACM deze toezeggingen bindend heeft verklaard, houdt in dat zij niet meer bevoegd is het onderzoek voort te zetten en een boete op te leggen. Slechts indien er een wezenlijke verandering optreedt in de feiten waarop het besluit berust, het besluit gebaseerd is op onvolledige, onjuiste of misleidende informatie of Buma/Stemra het besluit niet naleeft.197

De oorspronkelijke klacht van de muziekauteur had tevens betrekking op aspecten die niet in het toezeggingsbesluit naar voren zijn gekomen. Deze zijn door ACM niet verder onderzocht op grond van haar prioriteringsbeleid. Zij achtte de doelmatigheid en doeltreffendheid van haar optreden tegen de gestelde gedragingen gering. De muziekauteur heeft tegen dit prioriterings- en het toezeggingsbesluit beroep ingesteld bij de rechtbank Rotterdam. De muziekauteur was namelijk van mening dat Buma/Stemra haar opt-out systeem moest uitbreiden naar individuele werken. Hij stelt dat het voor hem als muziekauteur noodzakelijk is om per individueel werk te kunnen beslissen hoe hij de

193 ACM toezeggingsbesluit 2014 zaak 203301, par. 24-29. 194 ACM toezeggingsbesluit 2014 zaak 203301, par. 37. 195 ACM toezeggingsbesluit 2014 zaak 203301, par. 5.

196 ‘Online mechanisch recht voor niet interactief gebruik’, ‘Online mechanisch recht voor interactief gebruik’, ‘Online

uitvoeringsrecht voor niet interactief gebruik’ en ‘Online uitvoeringsrecht voor interactief gebruik’.

39

online rechten ervan wenst te laten beheren.198 De Rechtbank verklaart zijn beroep ongegrond. Nu

ACM beoordelingsvrijheid toekomt bij het toezeggingsbesluit, dient de rechter zich terughoudend op te stellen.199 De rechter oordeelt dat nu de Richtlijn Collectief Beheer geen verplichting schept om individuele werken van overdracht uit te zonderen, ACM heeft mogen oordelen dat de gedane toezeggingen de mededingingsrisico’s zou verhelpen.200

Naar mijn mening is het echter maar de vraag of het toezeggingsbesluit van de ACM voldoet aan de Europese regels omtrent het beperken van de beschikkingsvrijheid van de muziekauteur binnen het collectief beheer van diens werken. Dat de Richtlijn geen verplichting schept om individuele werken uit te kunnen zonderen van overdracht, betekent niet dat CBO’s dit niet zouden moeten doen. De Richtlijn beoogt tenslotte minimumharmonisatie, waardoor lidstaten vrij zijn om verdergaande bepalingen op te nemen in hun nationale wetgeving. Artikel 4 van de Richtlijn Collectief Beheer zou bijvoorbeeld alsnog kunnen vereisen dat CBO’s in bepaalde gevallen onderscheid tussen individuele werken moeten toestaan. Dit artikel omvat het algemene beginsel dat voortvloeit uit de Europese jurisprudentie, namelijk dat CBO’s haar aangeslotenen geen verplichtingen mag opleggen die objectief beschouwd niet noodzakelijk zijn voor het vervullen van diens functie. Zowel het besluit van de ACM, als het vonnis van de Rechtbank getuigen niet van een dergelijke toets.

Bovendien is het problematisch te noemen dat ACM de overige klachten van de muziekauteur afdoet op grond van haar prioriteringsbeleid. Het mededingingsrecht, en dan met name het verbod op misbruik van de machtspositie, dient zwakke partijen te beschermen tegen machtsmisbruik van grote partijen. ACM blijkt in haar beleid echter het consumentenbelang voorop te stellen, waardoor muziekauteurs de dupe worden.201 Nu de CVtA geen bevoegdheid heeft om toe te zien op

mededingingsrechtelijke aspecten van het collectief rechtenbeheer en ACM nalaat een uitspraak te doen, kan de auteursrechthebbende die zich onredelijk beperkt acht in zijn beschikkingsvrijheid geen kant op.