• No results found

6. Duitsland, België en Engeland: een rechtsvergelijking

6.3 Alternatieven voor de medezeggenschap voorafgaand aan en tijdens faillissement

6.3.3 Het horen van de ondernemingsraad

Waar in België de ondernemingsraad altijd wordt gehoord door de rechtbank, kan dit ook naast of als alternatief voor de (bijzondere) adviesrechtprocedure van een faillissement gelden. Dit houdt in dat de ondernemingsraad een hoorrecht krijgt bij de behandeling van het verzoek tot het eigen faillissement.287 De beperkte toets van de rechtbank op een faillissementsaanvraag zou hiermee meer handen en voeten krijgen, waarmee tegelijkertijd de werknemersvertegenwoordigers worden gehoord.288 Hiermee krijgt de rechtbank een goed beeld van de maatschappelijke

achtergrond van de in zwaar weer verkerende onderneming. Onwenselijkheden als tijd of kosten zijn niet of slechts summier in het geding.

287 Deze optie is – naar mijn weten – voor het eerst aangedragen door Loesberg en nadien door Zaal herhaald

(Loesberg 1999, AR 1999/44; Zaal 2014a, p. 255-256).

288 Heden ten dage bestaat ook de mogelijkheid dat de ondernemingsraad wordt opgeroepen of gehoord, maar dit

Niels van der Neut, 10205454| De rechtspositie van werknemers bij een insolvente werkgever: een

7. Conclusie

In dit onderzoek stond de wisselwerking tussen het arbeids- en insolventierecht centraal. De onderzoeksvraag die in dit stuk leidend is geweest, is de vraag: ‘Is het insolventierecht – al dan niet gedeeltelijk – te harmoniseren met het arbeidsrecht?’.

De arbeidsrechtelijke bescherming vervalt grotendeels indien de werkgever in staat van faillissement is verklaard, waardoor het faillissement kan worden gezien als een aantrekkelijk reorganisatiemiddel, wat misbruik of oneigenlijk gebruik van de faillissementsprocedure in de hand kan werken. Het is dan ook niet opmerkelijk te noemen dat Nederland met betrekking tot de arbeidsrechtelijke regels gedurende faillissement wordt aangeduid als ‘werkgeverswalhalla’.

In de literatuur lopen de meningen uiteen of de regels inzake overgang van onderneming van toepassing zijn op de pre-pack. Mijns inziens illustreert de pre-pack de afbakeningsproblemen van art. 7:666 BW. Als de faillissementsprocedure wordt gebruikt als herstructureringsinstrument – zoals het geval is bij de pre-pack – lijken de regels inzake overgang van onderneming van kracht. Indien het Hof van Justitie tot dezelfde uitkomst komt, lijkt art. 7:666 BW niet

richtlijnconform te zijn geïmplementeerd nu dit artikel een categorische uitsluiting behelst. De scherpe kanten van art. 7:666 BW kunnen worden geslepen door art. 7:666 BW te wijzigen. De alternatieven die voort zijn gekomen uit de rechtsvergelijking, houden de implementatie van art. 5 lid 2 sub a Richtlijn 2001/23/EG, een combinatie van het Duitse en Engelse recht en de

invoering van verschillende type faillissementsprocedures in.

Naast de regels inzake overgang van onderneming zijn de medezeggenschapsrechtelijke regels voorafgaand aan en gedurende faillissement onderzocht. In dit kader spelen de vakbonden een nauwelijks te overschatten rol van betekenis. Hoewel de WMCO en SFG van toepassing kunnen zijn, doen deze wetten pas hun intreden op het moment dat een collectief ontslag, respectievelijk een fusie plaatsvindt, hetgeen met name na de faillietverklaring plaatsvindt.

Ook de rol van de ondernemingsraad voorafgaand aan en tijdens faillissement lijkt beperkt. Lange tijd leek het erop dat de ondernemingsraad in zijn geheel buitenspel werd gezet met

betrekking tot de pre-pack, maar daar kwam verandering in door het op 10 juni 2016 aangenomen amendement. Door dit amendement wordt de ondernemingsraad bij de voorbereiding van het dreigende faillissement betrokken, tenzij het belang van de onderneming zich hiertegen verzet. De vraag kan worden gesteld of deze stap afdoende is voor de behartiging van de belangen van de werknemers.

Tevens is onderzocht of de informatieplicht en het adviesrecht van kracht zijn ten aanzien van een pre-packverzoek, tijdens de pre-packfase, bij een faillissementsaanvraag en gedurende het faillissement. Zowel bij het verzoek tot aanwijzing van een beoogd curator als bij de eigen faillissementsaanvraag beschikt de ondernemingsraad niet over een informatieplicht. Dergelijke

Niels van der Neut, 10205454| De rechtspositie van werknemers bij een insolvente werkgever: een

informatieplichten dienen naar mijn mening zo spoedig mogelijk te worden ingevoerd, aangezien onwenselijkheden als tijd of kosten niet in het geding zijn.

Een grondslag voor het adviesrecht bij het indienen van een pre-packverzoek lijkt er niet te zijn. Dit kan niet gezegd worden door de rechtvaardiging van het adviesrecht bij een

faillissementsaanvraag. Bij een faillissement vindt er namelijk een wijziging in de onderneming plaats, daar de curator – anders dan de beoogd curator – de beheers- en beschikkingsbevoegdheid van de schuldenaar overneemt.

Het adviesrecht is gedurende de pre-packfase en tijdens het faillissement onverkort van

toepassing indien een grond van art. 25 WOR aanwezig is. Toch wordt aan de ondernemingsraad niet of nauwelijks advies gevraagd in een dergelijke situatie. Een reden hiervan kan zijn gelegen in de onwenselijkheden van de huidige adviesrechtprocedure. Waar het adviesrecht meerdere onwenselijkheden kent, draagt het adviesrecht bij aan de behartiging van de belangen van de werknemers, verkleint het de kans op misbruik of oneigenlijk gebruik van het faillissement en wordt de pre-pack transparanter, hetgeen mijns inziens leidt tot een grotere acceptatie voor bijvoorbeeld de pre-pack. Om ervoor te zorgen dat een adviesprocedure gedurende de pre- packfase en tijdens het faillissement een rol van betekenis gaat spelen, kunnen de

onwenselijkheden worden gemitigeerd door een alternatieve adviesprocedure in te voeren, die het moment van adviseren naar voren haalt. Indien deze adviesprocedure is doorlopen, hoeft niet nogmaals advies worden gevraagd gedurende het faillissement. Met een dergelijke alternatieve adviesprocedure lijkt dan ook ruimte voor (enige) harmonisatie tussen het arbeids- en

insolventierecht nu de pre-pack het tijdig ingrijpen in de desbetreffende onderneming beoogt.

Het juridische speelveld lijkt met de pre-pack wat de overgang van onderneming gedurende faillissement betreft niet duidelijker te zijn geworden. Derhalve is de reactie van het Hof van Justitie op de door de Rechtbank Midden-Nederland gestelde prejudiciële vragen van cruciaal belang omtrent de slepende discussie rondom de toepasselijkheid van de regels inzake overgang van onderneming. De WCO I biedt de vakbonden en ondernemingsraad – weliswaar gering – een positie binnen de pre-pack. Hiermee is een stap gezet richting een balans tussen het arbeids- en insolventierecht. Desalniettemin heeft de wetgever nagelaten een poging te wagen te komen tot een integrale benadering tussen deze twee rechtsgebieden. Met de voorgestelde alternatieven lijkt een stap te kunnen worden gezet richting meer harmonisatie tussen het arbeids- en

insolventierecht zonder afbreuk te doen aan de raison d’être van zowel het arbeids- als insolventierecht, waardoor de bal bij de politiek ligt.

Niels van der Neut, 10205454| De rechtspositie van werknemers bij een insolvente werkgever: een

Bijlagen

Bijlage 1: een schematisch overzicht van de verschillen tussen de rechtspositie van de werknemer ten aanzien van een werkgever voor en tijdens faillissement

Buiten faillissement In faillissement

Een ontslagvergunning van het UWV is noodzakelijk voor het rechtsgeldig kunnen beëindigen van de arbeidsovereenkomst (art. 7:669 lid 3 sub a (en b) BW).

Een ontslagvergunning van het UWV is niet vereist voor een rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

De bijzondere opzegverboden gelden. De bijzondere opzegverboden zijn

(grotendeels) niet van toepassing (art. 7:670 en 670a BW).

De wettelijke opzegtermijn kan oplopen tot 4 maanden (art. 7:672 lid 2 BW).

De opzegtermijn is gemaximaliseerd tot zes weken (art. 40 Fw).

De opzegging geschiedt tegen het einde van de maand, behoudens andersluidende, schriftelijke bepalingen in de

arbeidsovereenkomst (art. 7:672 lid 1 BW).

De opzegging geschiedt tegen het einde van de maand, tenzij dit een overschrijding van de zeswekentermijn meebrengt (HR 22 mei 1970, ECLI:NL:HR:1970:AC5026). Bij het niet of niet tijdig nakomen van de

aanzegverplichting bij een

arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is de werkgever de werknemer een vergoeding verschuldigd (art. 7:668 lid 1 jo. lid 3 BW).

Een vergoeding in verband met het schenden van de aanzegverplichting is niet verschuldigd (art. 7:668 lid 3 BW).

Bij een bedrijfseconomisch ontslag dient gekeken te worden naar het

afspiegelingsbeginsel.

Het afspiegelingsbeginsel speelt geen rol van betekenis.

Een transitievergoeding is verschuldigd indien wordt voldaan aan de vereisten van art. 7:673 BW.

Er is geen transitievergoeding verschuldigd, ongeacht of wordt voldaan aan de vereisten van art. 7:673 lid 1 BW (art. 7:673c BW). Contractuele afvloeiingsregelingen zijn van

toepassing.

Contractuele afvloeiingsregelingen zijn niet in het geding (HR 12 januari 1990,

ECLI:NL:HR:1990:AC2325 (Van Gelder Papier)).

Er dient rekening te worden gehouden met de WMCO bij een collectief ontslag.

De WMCO is zeer summier van toepassing.

De werknemer wordt beschermd bij een overgang van onderneming (art. 7:662-665a BW).

De (beschermende) regeling inzake overgang van onderneming is niet van toepassing (art. 7:666 BW).

Niels van der Neut, 10205454| De rechtspositie van werknemers bij een insolvente werkgever: een

Bijlage 2: een schematisch overzicht van de geldende arbeidsrechtelijke regels gedurende faillissement in Nederland, Duitsland, België en Engeland.

Buiten faillissement (Nederland) In faillissement (Nederland) In faillissement (Duitsland) In faillissement (België) In faillissement (Engeland) Een ontslagvergunning van het UWV is noodzakelijk voor het rechtsgeldig kunnen beëindigen van de arbeids- overeenkomst (art. 7:669 lid 3 sub a (en b) BW).

Een

ontslagvergunning van het UWV is niet vereist voor een rechtsgeldige beëindiging van de arbeids- overeenkomst. De ‘Insolvenzverwalter’ heeft voor de opzegging van de arbeidsovereenkomst een rechtsgeldige reden nodig en dient de ondernemingsraad te horen (§ 102 lid 1 BetrVG). T.a.v. een faillissements- procedure: de curator is niet verbonden aan bijzondere procedures.

T.a.v. een WCO- procedure: tijdens de opschortings- periode kunnen werknemers i.b. niet worden ontslagen.

T.a.v. een winding up: het uitgangspunt is dat de arbeids- overeenkomsten eindigen door enkel de start van een winding up- procedure. Een geldige reden, toestemming etc. is niet vereist.

T.a.v. een

administration: een geldige reden,

toestemming etc. is niet nodig. Wel dient de beëindiging binnen veertien dagen bekend te worden gemaakt aan de werknemers (art. 99 lid 4-6 Schedule B1 IA 1986). De bijzondere opzegverboden gelden. De bijzondere opzegverboden zijn (grotendeels) niet van toepassing (art. 7:670 en 670a BW). / / / De wettelijke opzegtermijn kan oplopen tot 4 maanden (art. 7:672 lid 2 BW). De opzegtermijn is gemaximaliseerd tot zes weken (art. 40 Fw). De opzegtermijn is gemaximaliseerd tot drie maanden (§ 113 InsO). De opzegtermijnen blijven in volle omvang van kracht.

De opzegtermijnen zijn volledig van toepassing (maar worden zelden nageleefd).

De opzegging geschiedt tegen het einde van de maand, behoudens

De opzegging geschiedt tegen het einde van de maand, tenzij dit

Niels van der Neut, 10205454| De rechtspositie van werknemers bij een insolvente werkgever: een andersluidende, schriftelijke bepalingen in de arbeids- overeenkomst (art. 7:672 lid 1 BW). een overschrijding van de zes- wekentermijn meebrengt (HR 22 mei 1970, ECLI:NL:HR:1970 :AC5026).

Bij het niet of niet tijdig nakomen van de

aanzegverplichting bij een arbeids- overeenkomst voor bepaalde tijd is de werkgever de werknemer een vergoeding verschuldigd (art. 7:668 lid 1 jo. lid 3 BW).

Een vergoeding in verband met het schenden van de aanzegverplichting is niet verschuldigd (art. 7:668 lid 3 BW). / / / Bij een bedrijfseconomisch ontslag dient gekeken te worden naar het afspiegelings- beginsel. Het afspiegelings- beginsel speelt geen rol van betekenis.

/ / /

Een

transitievergoeding is verschuldigd indien wordt voldaan aan de vereisten van art. 7:673 BW. Er is geen transitievergoeding verschuldigd, ongeacht of wordt voldaan aan de vereisten van art. 7:673 lid 1 BW (art. 7:673c BW). Een ontslagvergoeding c.q. schadevergoeding kan verschuldigd zijn. Een vergoeding kan tot de vorderingen behoren. De vergoedingen blijven bestaan. Contractuele afvloeiings-

regelingen zijn van toepassing.

Contractuele afvloeiings-

regelingen zijn niet in het geding (HR 12 januari 1990, ECLI:NL:HR:1990 Contractuele afvloeiings- regelingen kunnen van toepassing zijn.

Niels van der Neut, 10205454| De rechtspositie van werknemers bij een insolvente werkgever: een :AC2325 (Van

Gelder Papier)). Er dient rekening te

worden gehouden met de WMCO bij een collectief ontslag. De WMCO is zeer summier van toepassing. De regels omtrent een collectief ontslag dienen te worden nageleefd (§ 17 KSchG).

De regels m.b.t. een collectief ontslag zijn van kracht.

De bepalingen t.a.v. een collectief ontslag zijn van toepassing.

De werknemer wordt beschermd bij een overgang van onderneming (art. 7:662-665a BW). De (beschermende) regeling inzake overgang van onderneming is niet van toepassing (art. 7:666 BW).

De werknemers worden beschermd bij een overgang van onderneming (§ 613a BGB).

T.a.v. een faillissements- procedure: de verkrijger kan vrij kiezen welke werknemers hij overneemt (art. 12 cao nr. 32bis).

T.a.v. een WCO- procedure: de ovo- regels zijn van toepassing (art. 9 cao nr. 102).

T.a.v. een winding up: de ovo-regels zijn niet van toepassing.

T.a.v. een

administration: de werknemers worden bij een overgang beschermd (art. 3-4 TUPE).

De WOR is van toepassing.

De WOR is niet in het geding.

Het merendeel van de

medezeggenschaps- rechtelijke regels zijn van toepassing (§§ 120-128 InsO).

De raadpleging- en informatie-

verplichting zijn van toepassing, evenals een aantal specifieke regels.

De (geringe)

medezeggenschaps- rechtelijke regels blijven van kracht.

Niels van der Neut, 10205454| De rechtspositie van werknemers bij een insolvente werkgever: een

Bibliografie

Lijst van boeken

Bakels 2013

H.L. Bakels, Schets van het Nederlandse arbeidsrecht, Deventer: Kluwer 2013.

Bouwens, Roozendaal & Bij de Vaate 2015

W.H.A.C.M. Bouwens, W.L. Roozendaal & D.M.A. bij de Vaate, Werknemers en insolventie. Een rechtsvergelijkende studie naar de rechtspositie van werknemers bij insolventie van de werkgever. (Adviesrapport) Vrije Universiteit Amsterdam 2015.

Brox 2010

H. Brox, Arbeitsrecht, Stuttgart: W. Kohlhammer 2010, Rn. 525.

Cousy 2006

H. Cousy, Beginselen van insolventierecht: enkele beschouwingen ter inleading en duiding, Antwerpen: Intersentia 2006.

Hufman 2015

P. Hufman, Arbeidsrecht in insolventie: een rechtsvergelijking (diss. UvA), Den Haag: SDU 2015.

Huizink 2015

J.B. Huizink, Insolventie, Deventer: Wolters Kluwer 2015.

Jacobs & Vriesendorp (red.) 2000

A.T.J.M. Jacobs e.a., Werknemersrechten in faillissement – een rechtsvergelijkende beschouwing, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2000.

Joosen 1998

E.P.M. Joosen, Overdracht van ondernemingen uit faillissement (diss. Tilburg), Deventer: Kluwer 1998.

Knüppe 2000

Niels van der Neut, 10205454| De rechtspositie van werknemers bij een insolvente werkgever: een INSOLAD Jaarboek 1999, Deventer: Kluwer 2000.

Kortmann & Faber 2007

S.C.J.J. Kortmann en N.E.D. Faber, Geschiedenis van de faillissementswet. Voorontwerp insolventiewet, Deventer: Kluwer 2007.

Lobo 2009

O.E.F. Lobo, World Insolvency Systems: a compartive study, Toronto: Carswell 2009.

Luttmer-Kat (red.) 2000

A.M. Luttmer-Kat (red.), Werknemers en insolventie van de werkgever: is de balans in evenwicht?, Insolad Jaarboek 1999, Deventer: Kluwer: 2000.

McBryde, Flessner & Kortmann (red.) 2003

W. McBryde, A. Flessner & S.C.J.J. Kortmann (red.), Principles of European Insolvency Law, Deventer: Kluwer 2003.

Schaink 2012

P.R.W. Schaink, Arbeidsovereenkomst en Insolventierecht, Deventer: Kluwer 2012.

Theunissen 2009

A.J.C. Theunissen, De overgang van insolvente ondernemingen, Tilburg: Celsus Juridische uitgever 2009.

Van der Grinten 2015

W.C.L. van der Grinten, Arbeidsovereenkomstenrecht, Deventer: Kluwer 2015.

Verburg & Beltzer (red.) 2015

L.G. Verburg & R.M. Beltzer (red.), Arbeidsrechtelijke aspecten van reorganisatie, Deventer: Kluwer 2015.

Verougstraete 1998

I. Verougstraete, Algemeen concept, Antwerpen: Kluwer 1998.

Verstijlen 1998

Niels van der Neut, 10205454| De rechtspositie van werknemers bij een insolvente werkgever: een

Verstijlen 2014

F.M.J. Verstijlen, Wet continuïteit ondernemingen en het bestuursverbod, Zutphen: Uitgeverij Paris 2014.

Weiss & Schmidt 2008

M. Weiss & M. Schmidt, Labour Law and Industrial Relations in Germany, Alphen aan de Rijn: Kluwer Law International 2008.

WODC 2013

Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), Rechtsvergelijkende verkenning in het kader van het programma herijking faillissementsrecht, Nijmegen 2013.

Zaal 2014a

Niels van der Neut, 10205454| De rechtspositie van werknemers bij een insolvente werkgever: een

Lijst van artikelen

Beltzer 2002

R.M. Beltzer, ‘Over Finse busmaatschappijen: het ondernemingsbegrip revisited’, ArA 2002/1.2.

Belzter 2007

R.M. Beltzer, ‘Dertig jaar overgang van onderneming – een lijst met wensen’, SMA 2007/59.

Beltzer 2009

R.M. Beltzer, ‘Overgang van onderneming: wat niet weet, deert toch’, ArA 2009/3.3.

Beltzer 2010

R.M. Beltzer 2010, ’De LAT-relatie tussen ETO- en bedrijfseconomische redenen’, TRA 2010/77.

Beltzer 2014

R.M. Beltzer, ‘Overgang van onderneming en faillissement: over een blinde vlek bij curatoren of wishful thinking onder arbeidsrecht-juristen’, FIP 2014/360.

Beltzer 2015

R.M. Beltzer, ‘Continuïteit van ondernemingen en pre-pack – hoe een idee een Europese richtlijn mist’, O&F 2015/1.

Boot 2013

G.C. Boot, ‘Rembrandt, de pre-pack en het faillissementsrecht als uitlaatklep’, AR 2013/37.

Bouwens 2016

W.H.A.C.M., ‘De curator en het adviesrecht van de ondernemingsraad’, NJB 2016/2002.

Bouwens, Roozendaal & Bij de Vaate 2016

W.H.A.C.M. Bouwens, W.L. Roozendaal en D.M.A. Bij de Vaate, ‘De doorstart in rechtsvergelijkend perspectief’, TAP 2016/4.

Niels van der Neut, 10205454| De rechtspositie van werknemers bij een insolvente werkgever: een

Brijs & Van Landuyt 2013

S. Brijs & N. van landuyt, ‘De Belgische Wet Continuïteit Ondernemingen (WCO): soepel herstructureren via een keuzemenu’, FIP 2013/3.

Graham 2014

T. Graham, ‘Graham Review into Pre-pack Administration,’ Report to The Rt Hon Vince Cable MP, juni 2014.

Hufman 2014

P. Hufman, ‘Arbeidsrechtelijke gevolgen van een doorstart in België en Duitsland’, FIP 2014/362.

Hufman & Zaal 2014a

P. Hufman & I. Zaal, ‘Ter Visie’, TAO 2014/2.

Hufman & Zaal 2014b

P.Hufman & I. Zaal, ‘De toepasselijkheid van de Richtlijn overgang van onderneming bij insolvente ondernemingen’, TAP 2014/3.

Hufman & Zaal 2015

P. Hufman & I. Zaal, ‘Pre-pack perikelen: tijd voor een update’, AR 2015/34.

Hummelen 2016

J.M. Hummelen, ‘Het dwangakkoord buiten faillissement: WCO II en belangenconflicten onderzocht’, RMThemis 2016/1.

Hurenkamp 2015

J.R. Hurenkamp, ‘Failliet of fast forward? Een analyse van de pre-pack in de praktijk’, TvI 2015/20.

Niels van der Neut, 10205454| De rechtspositie van werknemers bij een insolvente werkgever: een

Jongepier en Hoogenboezem 2013

W.J.P. Jongepier & K.P. Hoogenboezem, ‘Wie is de stille bewindvoerder?’, FIP 2013/6.

Loesberg 1999

E.M. Loesberg, ‘Reactie op het artikel van mr. M.F.H. Broekman in ArbeidsRecht 1999/4,21’, AR 1999/44.

Loesberg 2013

E.M. Loesberg, ‘Pre-pack in het Nederlandse faillissementsrecht. Heiligt het doel de middelen?’, TOP 2013/1.

Loesberg 2014

E.M. Loesberg, ‘Hoe gaat het met de pre-pack?’, TOP 2014/309.

Maduro 2013

J.V. Maduro, ‘Het wetsvoorstel continuïteit ondernemingen I: de rechtszekerheid gediend?’ Tijdschrift Financiering, Zekerheden en Insolventiepraktijk 2013/8.

Mulder 2015

R. Mulder, ‘De Pre-pack: Verkoop en voortzetting in stilte, verantwoording in het openbaar. Een bespreking van de concept praktijkregels van Insolad’, TvI 2015/5.

Nekeman & Knipschild 2007

C. Nekeman & E. Knipschild, ‘Het recht op informatie en de plicht tot geheimhouding van de ondernemingsraad’, AR 2007/49.

Noordam 2015

M.L. Noordam, ‘Pre-pack: nieuwe rol OR bij faillissement?’, AR 2015/487.

Nyombi 2015

Niels van der Neut, 10205454| De rechtspositie van werknemers bij een insolvente werkgever: een

Paauw 2015

M.P.S. Paauw, ‘De pre-pack in arbeidsrechtelijk perspectief: de rol van de ondernemingsraad’, TAP 2015/119.

Palm 2015

S. Palm, ‘Opvolgend werkgeverschap en anciënniteit’, ArA 2015/3.

Peters 2014

S.S.M. Peters, ‘Overgang van onderneming en faillissement – van schot in de roos tot koude douche’, Annotaties AR 2014/08122.

Post Uiterweer 2016

E.C. Post Uiterweer, ‘Adviesrecht van de ondernemingsraad in faillissement’, Bb 2016/65.

Schaink 2015a

P.R.W. Schaink, ‘Doorstart Heiploeg na pre-pack: een arbeidsrechtelijke piketpaal’, TvI 2015/47.

Schaink 2015b

P.R.W. Schaink, ‘Werknemers en hun failliete werkgever, door de bril van de doorstarter’, TvI 2015/16.

Schaink 2015c

P. Schaink, ‘Ter Visie: De Heiploeg-uitspraak, een ontnuchtering’, TAO 2015/3.

Schieman 2014

E. Schieman, ‘De aanbeveling van de Europese Commissie inzake een nieuwe aanpak van faillissement en insolventie. Ondersteuning voor de herijking van het Nederlandse

faillissementsrecht’ OR 2014/77.

Schreurs 2013

Niels van der Neut, 10205454| De rechtspositie van werknemers bij een insolvente werkgever: een

Schuijling 2012

B.A. Schuijling, ‘Hervorming van het Duitse insolventierecht: versterking van het reorganiserend vermogen’, TvI 2012/15.

SER 1985

Sociaal-Economische Raad, ‘Advies overgang van ondernemingen’, SER 85/23.

Sprengers 2016

L.C.J. Sprengers, ‘Het failliet van de rol van de ondernemingsraad bij faillissement’, ArA 2016- 0555.

Tideman 2013

B.J. Tideman, ‘Kritische kanttekeningen bij de pre-pack’, FIP 2013/6.

Tollenaar 2011

N.W.A. Tollenaar, ‘Faillissementsrechter van Nederland: geef ons de pre-pack’, TvI 2011/23.

Van der Ham 2014

R.J. van der Ham, ‘Liever failliet dan doorgaan met slecht personeel: over het risico van misbruik van de pre-pack’, AR 2014/28.

Van Hees 2016

J.J. van Hees, ‘Pre-packen voor de werknemers’, TvI 2016/18.

Van der Pijl 2013

J. van der Pijl, ‘Opvolgend werkgeverschap – een nieuw begin of toch niet?’, AR 2013/38.

Van der Pijl 2014

J. van der Pijl, ‘Misbruik van faillissementsrecht – over gedupeerde werknemers en glas ijs’, FIP 2014/364.

Niels van der Neut, 10205454| De rechtspositie van werknemers bij een insolvente werkgever: een

Van der Pijl 2015

J. van der Pijl, ‘Wet werk en zekerheid en de gevolgen voor de insolventiepraktijk’, TvI 2015/22.

Van Hoe 2014

A. van Hoe, ‘Continuïteit voor de Wet Continuïteit Ondernemingen’, RW 2013-14/31.

Van Zanten 2013

M.R. van Zanten, ‘Aan het werk met de pre-pack!’, AR 2013/47.

Van Zanten 2015a

M.R. van Zanten, ‘De beoogd curator, uitgegroeid van fly on the wall tot spin in het web’, TvI 2015/35.

Van Zanten 2015b

M.R. van Zanten, ‘De pre-pack, (aan)winst voor de insolventiepraktijk’, FIP 2015/311.

Verburg 2014a

L.G. Verburg, ‘De doorstart in faillissement en het debiet van 662’, FIP 2014/361.

Verburg & Said 2016

F.M. Verburg & S. Said, ‘Misbruik van faillissementsrecht: de rechten van de gedupeerde