• No results found

5. Het thuisgevoel in gevaar

5.1 Homogeniteit op een afdeling

Professionals willen een gevoel van thuis creëren binnen de instelling. Dit is volgens de professionals een plek waarbinnen een gevoel van vertrouwdheid is op te merken. Deze gedeelde vertrouwdheid komt volgens professionals onder druk te staan, doordat er sprake is

van een toenemende heterogeniteit. Verzorgingstehuizen krijgen te maken met een nieuwe doelgroep. Professionals stellen dat de homogeniteit van een afdeling in gevaar komt door verschillende effecten van de Wmo. De professionals merken twee effecten op, die de homogenisering van de afdeling onder druk zetten. Allereerst zien zij een nieuwe groep de instelling binnenkomen. Een afname van de homogeniteit is volgens de professionals problematisch voor de manieren waarop zij het thuisgevoel vormgeven.

Nieuwe groep binnen de instelling

Professionals zien directe veranderingen op de werkvloer als effect van het Wmo beleid. Allereerst merken de professionals een verandering van doelgroep die de instelling binnentreed. De professionals geven een verandering van cliënt aan. Een zorg coördinator vertelt: ‘’ ‘’Cliënten met een simpele, lichtere problematiek hebben wij niet meer te maken. Een oudere die al lopend de instelling binnenkwam is vervangen door een oudere in een rolstoel met complexe problematiek’’. De zorgcoördinator beschrijft een klassiek beeld van een type cliënt, die in de afgelopen tijd vervangen is door een andere type wat de dagelijkse realiteit weergeeft. Een persoonlijk begeleider merkt ook een verschil op met een oude situatie en nieuwe situatie. ‘’Een aantal jaar geleden merkte je dat cliënten nog redelijk goed binnenkwamen en de fysieke gesteldheid naderhand verslechterde. Nu komen cliënten al op het eind van hun problematiek binnen’’. De persoonlijk begeleider maakt een onderscheidt tussen de situatie van een aantal jaar geleden en nu.

Professionals merken een verschuiving op, waarbij de problematiek van een oudere ernstiger is dan de jaren daarvoor. De verandering van cliënt wordt door de professionals beargumenteerd vanuit de nieuwe eisen van de overheid. ‘’Bewoners die wij voorheen wel op mochten nemen, moeten wij nu van de regering weigeren’’. De arts stelt dat een groep cliënten, die voorheen wel recht hadden op intramurale zorg, worden geweigerd door nieuwe regelgeving. Als wettelijke ondersteuning van het Wmo-beleid is de Wet Langdurige Zorg (WLZ) opgesteld die een instrument biedt dat ``meet´´ of de problematiek van een oudere ernstig genoeg is om in een tehuis te worden toegelaten. De intrede van de WLZ wordt opgemerkt door professionals. Een zorg coördinator vertelt : ‘’De regering heeft ingevoerd dat verzorgingstehuizen alleen cliënten met ernstige problematiek en met een hoge ZZP mogen opnemen’’. De zorg coördinator stelt dat de regering een Zorg Zwaarte Pakket van een bewoner als criterium neemt voor het opnemen van een bewoner in een intramurale setting. De Zorg Zwaarte Pakketten (ZZP) worden door de professionals omschreven als een pakket van zorg, dat de beperkingen van de cliënt weergeeft, zodat een beeld van de vraag naar zorg kan worden gevormd. De hoogte van een ZZP, geeft de mate van intensieve zorg aan die de

bewoner door zijn problematiek nodig heeft. De professionals geven aan dat in de nieuwe regelgeving alleen bewoners met een zware problematiek en hoge ZZP recht hebben op intramurale zorg. ‘’Door de nieuwe wet mogen wij geen bewoners opnemen onder de ZZP 4. Wij moeten ons als huis echt gaan voorbereiden op zwaardere cliënten’’. De persoonlijk begeleider ziet een nieuwe groep bewoners met ernstige problematiek de instelling

binnentreden. Door de invoering van de WLZ zien professionals een groot deel van hun oude doelgroep verdwijnen. Een zorg coördinator vertelt: ‘’Doordat wij nu alleen ouderen mogen opnemen vanaf een ZZP 4, zie je gewoon dat de groep verandert. Een groep zware cliënten komt nu op een afdeling met bewoners met lichte lichamelijke klachten’’. De zorg

coördinator beschrijft een samenvoeging van de groep oude cliënten, die volgens die oude regelgeving met lichte problematiek in een tehuis verblijven, en een nieuwe groep cliënten met complexe problematiek. Een arts bevestigt dit effect van de Wmo: ‘’Ik zie binnen de afdeling enorm veel verschil in fysieke klachten van bewoners. Lichte en zware problematiek leeft door elkaar heen op een afdeling’’. Als effect van de Wmo zien professionals een mix ontstaan van ouderen met lichte en zware problematiek, die samenleven op een afdeling.

De mix van lichte en zware problematiek zien professionals als problematisch omdat de professionals het als een negatief effect ervaren voor het samenleven binnen de instelling. Door een divers ziektebeeld binnen de afdeling is volgens de professionals een gezamenlijk thuisgevoel moeilijk te realiseren. Gezamenlijke ruimtes die moeten bijdragen aan het collectieve thuisgevoel, verliezen gedeeltelijk hun functie. Een zorg coördinator vertelt: ‘’ Omdat er diverse ziektebeelden aanwezig zijn op de afdeling kunnen de bewoners zich niet meer met elkaar identificeren en voelen zij zich minder verbonden met elkaar’’. Een gebrek aan wederzijdse herkenning in ziektebeeld zorgt ervoor dat bewoners zich als losse individuen zien binnen de instelling. Dit gaat tegen de gedachte van een collectief thuisgevoel in, waarbij een thuis een gezamenlijke plek is met een bestaande structuur, waar een bewoner zich naar schikt. Een zorg coördinator stipt een probleem aan waarbij de gezamenlijke ruimte niet meer dient als een gezellige ruimte waar alle bewoners een praatje kunnen maken.

‘’ Je ziet dat dat we zware gevallen op onze afdeling erbij krijgen. Dat maakt het samenleven erg moeilijk omdat bewoners elkaar niet begrijpen. Een praatje maken tijdens een kopje koffie is voor sommige cliënten al moeilijk. Wij hebben dagelijks met deze problemen te maken’’.

Een gezamenlijke huiskamer verliest gedeeltelijk zijn functie omdat de nieuwe bewoners met complexe problematiek niet mee kunnen gaan in de sociale structuur van de afdeling. Een

divers ziektebeeld binnen een leefomgeving is volgens de zorg coördinator niet gunstig omdat er een gebrekkige communicatie tussen cliënten ontstaat, die het samenleven bemoeilijkt. De twee zorg coördinatoren beschrijven een afname van samenhorigheid binnen een afdeling. Problemen van identificatie en communicatie bemoeilijken de algemene sfeer van

gezamenlijke ruimtes.

Als gevolg van de mix van problematiek ervaren professionals dat de manieren van thuis voelen worden bemoeilijkt. Professionals hebben moeite om gezamenlijke activiteiten te organiseren, waarbij iedereen kan mee participeren. Door de mix van problematiek is het voor de professionals moeilijk om een gezamenlijke activiteiten te bedenken, waarbij de gehele groep kan meedoen. Een persoonlijk begeleider vertelt over de nieuwe omstandigheden die zij ervaart: ´´Vroeger werd er op woensdag altijd gezamenlijk een spelletje gespeeld. Nu zijn er bewoners die dat niet begrijpen en niet mee kunnen doen.´´ De activiteiten die de

persoonlijk begeleider in het verleden aanbood, kunnen in de huidige omstandigheden niet meer gerealiseerd worden. Een ander voorbeeld geeft een zorgcoördinator, waarbij een

gezamenlijk uitje moeilijk te realiseren is. ‘’Als je iets met alle bewoners wilt doen, is het heel lastig om iedere bewoner te betrekken. Sommige bewoners vinden het heel fijn om een dagje naar de Keukenhof gaan, maar bewoners met een complex ziektebeeld houden het daar geen uur uit’’. Met een diverse groep is het voor de zorg coördinator erg lastig om een geschikt uitje te vinden, waar alle bewoners plezier uit halen. De mix van lage en hoge problematiek belemmert gezamenlijke activiteiten, terwijl dat manieren van professionals zijn om cliënten zich thuis te laten voelen binnen de instelling. De bestaande sociale structuur kan niet

bevestigd worden omdat de nieuwe groep ouderen binnen hun complexe problematiek niet in staat is te participeren.

Door een toenemende diversiteit in de instelling kunnen afdelingen zich minder richten op een specifieke doelgroep, waardoor het aanbieden van gezamenlijke activiteiten wordt bemoeilijkt en de alledaagse, sociale structuur van de instelling wordt verstoord. Door de intrede van de Wmo is een verschuiving in de samenstelling van de groep ouderen die intramurale zorg ontvangen, waardoor professionals moeite hebben activiteiten te organiseren, die het collectieve thuisgevoel bevestigen. De homogeniteit van de groep

brokkelt af door de komst van een nieuwe groep ouderen, hierdoor komt een collectieve notie van thuis onder druk te staan.

Categorisering

Er is gebleken dat professionals als effect van het Wmo beleid een mix van lichte en zware problematiek ervaren, dat het thuisgevoel bemoeilijkt. Een ZZP 4 is als minimale eis

opgesteld om een groep bewoners met een lichte zorgvraag buiten de instelling te houden. Naast dat professionals een ZZP beschouwen als een voorwaarde om intramurale zorg te ontvangen, ervaren professionals dat een ZZP ook een toenemende categorisering als effect heeft. Professionals merken dat een ZZP ook een mix van ziektebeelden beïnvloedt, wat voor een toenemende heterogeniteit op een afdeling zorgt. Volgens de professionals heeft de toenemende mix van ziektebeelden een negatief effect voor het thuisgevoel.

Professionals beschouwen een ZPP als een toenemende categorisering. Een

zorgcoördinator ziet de ZZP als een schaal waarbij ouderen in een categorie terechtkomen, die de ernst van de zorgvraag symboliseert. Een arts bevestigt de toenemende focus op

categorisering van de zorgvraag van ouderen. ´´De bewoner wordt steeds meer onder de loep genomen, zodat er kan worden bepaald in welke schaal van de ZZP de bewoner zich

bevindt´´. ZZP´s kunnen kwetsbare ouderen indelen in profielen, die een zwaarte van een ziektebeeld categoriseren en bepalen hoeveel zorg iemand mag ontvangen. Professionals erkennen de toenemende categorisering, waarbij iedere cliënt door middel van een ZZP in een categorie is geplaatst, die de hoogte van de zorgvraag vaststelt.

Professionals ervaren een toenemende

categorisering, maar merken op dat een zekere specificatie van het ziektebeeld van de cliënt ontbreekt. Een arts geeft aan dat een hoogte van een ZZP geen informatie verschaft over de specifieke zorg die de cliënt nodig heeft. ‘’Je kunt aan een nummer van een ZZP niet afleiden welk ziektebeeld een cliënt heeft. Je kunt alleen zien of een cliënt lichamelijke of geestelijke klachten heeft en hoe ernstig deze zijn’’. De arts ziet een ZZP als een onduidelijke

omschrijving van de zorgvraag, waardoor hij geen volledig beeld kan vormen van de cliënt. Professionals spreken over een schaal van een ZZP als brede categorie, waarbinnen een divers scala van ziektebeelden aanwezig is. Als gevolg zien professionals dat een toenemende mix van ziektebeelden op een afdeling ontstaat omdat niet het ziektebeeld, maar de hoogte van de ZZP centraal staat. Een zorg coördinator geeft aan ´´ Ik heb op de afdeling dementie zes cliënten met een ZZP 6, waarvan zij allemaal een totaal verschillend ziektebeeld hebben. Een Alzheimer en een Korsakov cliënt worden door middel van een ZZP onder dezelfde noemer geplaatst.´´ De zorg coördinator geeft aan dat een ZZP verschillende cliënten bij elkaar zet met diverse problematiek. Een persoonlijk begeleider erkent de

toenemende diversiteit in ziektebeeld op een afdeling: ´´Voorheen had ik mijn afdeling alleen ouderen met lichamelijke problematiek. Doordat ik ouderen met een hoge ZZP moet opnemen heb ik nu ook veel ouderen met dementie of geheugenverlies op mijn afdeling´´. Doordat een ZZP zich alleen richt op de hoogte van de zorgvraag ontstaat een groep die zich niet kan

identificeren met een specifiek ziektebeeld.

Een mix van diverse ziektebeelden heeft volgens de professionals een negatief effect op het thuisgevoel. Professionals zien een afname van een persoonlijke benadering, doordat zij hun aandacht moet verdelen over verschillende soorten ziektebeelden. Een persoonlijk begeleider schets de volgende situatie: ‘’Personeel heeft niet altijd ervaring met bepaalde ziektebeelden. Als er dementerende ouderen op een somatische afdeling terecht komen kan het personeel niet goed daarmee omgaan, omdat zij zijn

gespecialiseerd in lichamelijke problematiek’’. De persoonlijk begeleider geeft aan dat professionals moeite hebben met diverse ziektebeelden op een afdeling omdat zij vaak gespecialiseerd zijn in een bepaald vakgebied. De professional moet inspelen op een ander type cliënt met een andere problematiek. De persoonlijk begeleider vertelt verder: ‘’Dit gaat uiteindelijk ten koste van de bewoner omdat hij niet de zorg krijgt die hij verdient’’. De persoonlijke aandacht en juiste zorg gaat verloren, waardoor de cliënt niet meer centraal komt te staan. Dit gaat tegen de gedachte van een individueel thuisgevoel in, waar de belangen van de cliënt voorop worden gesteld. Tot slot merken professionals een effect op het collectieve thuisgevoel binnen de instelling. Door de mix van diverse ziektebeelden is het lastig om gezamenlijke activiteiten te realiseren, die het collectieve thuisgevoel bevestigen.

Professionals ervaren dat bepaalde ouderen door hun problematiek niet in staat zijn om mee te participeren met de aangeboden activiteiten, waardoor de gezamenlijke structuur verloren gaat. ‘’Zie nog meer eens een leuke activiteit te bedenken als de helft van de groep alleen met persoonlijke begeleiding naar buiten kan. En de andere helft geen spelletje kan doen vanwege cognitieve beperkingen’’. De persoonlijk begeleider heeft moeite om een activiteit te

bedenken, waarbij iedereen kan meedoen.