• No results found

De formule van Opzij heeft tussen 1981 en 1997 een vaste vorm gekregen, door het toevoegen van nieuwe rubrieken en het standaardiseren van vaste rubrieken. Deze gaven

de lezer een goede indicatie van wat hij of zij iedere maand kon verwachten, maar boden ook lucht tussen anderzijds zware onderwerpen. Hoewel Opzij steeds meer rubrieken bevatte, maakte dat Opzij qua formule nog niet gelijkend aan een traditioneel

vrouwentijdschrift. Opzij heeft gemeenschappelijk dat er een brievenrubriek, korte verhalen en columns in stond. Maar recepten, (mode)patronen of rubrieken over schoonheid en lichaamsverzorging (Ballaster et al. 118) hebben nooit in Opzij gestaan. Daarnaast waren de Feministische Meetlat en de themanummers originele toevoegingen aan de formule die Opzij een grotere naamsbekendheid en waarschijnlijk nieuwe lezers hebben bezorgd.

Qua genres is Opzij van interviews, essays, achtergrondartikelen en korte verhalen naar reportages, contactadvertenties, biografieën, discussierubrieken, in memoriam, profielen en voorpublicaties van fictie gegaan. De nadruk lijkt door de jaren heen steeds meer op grote interviews te liggen, wat ten koste gaat van de ruimte voor andere genres. Dat het interview een belangrijkere rol krijgt, is echter een ontwikkeling die binnen het hele journalistieke vakgebied zichtbaar is. Interviewen werd volgens Wijfjes (351) in de jaren zestig belangrijker, omdat journalisten hier hun eigen stijl in kwijt konden. Daarbij zouden de emoties van een bekend persoon tot de verbeelding van de lezer spreken en daarom gretig aftrek vinden. Journalist Bibeb, een van de grote interviewsters uit die tijd, schreef ook af en toe voor Opzij.

6.3 Inhoud

Literatuur en interviews met schrijfsters zijn altijd een belangrijk onderdeel van Opzij geweest, aangezien uit lezersonderzoeken was gebleken dat Opzij-lezeressen fanatieke lezers waren. Literatuur en cultuur zijn daarom tussen 1981 en 1997 altijd een vast

onderdeel gebleven binnen Opzij. Verder kan er tussen 1981 en 1997 grofweg een wisseling gezien worden van artikelen over politiek, arbeid en gezondheid, naar artikelen over

psychologie, moederschap, relaties en zelfontplooiing.

In de eerste nummers van Opzij staan voornamelijk onderwerpen als politiek, gezondheid en arbeid centraal. Er staan artikelen in over de abortuswet, de moeders van krakers, de gevolgen van de tweeverdienerswet, een essay over pedofilie en een interview met stichting VIDO (Vrouwen in de overgang). Zijdelings heeft Opzij ook al aandacht voor muziek, cultuur en mode, al is het artikel over mode nog een aanklacht tegen de

modewereld.

Vanaf 1985 komen voor het eerst onderwerpen als psychologie en zelfontplooiing om de hoek kijken. Psychologie komt terug in een artikel over hoe feministische vrouwen het drukker hebben dan andere vrouwen en op welke manier ze hun overvolle agenda de baas kunnen worden. Met betrekking tot de arbeidsmarkt staan er nog wel artikelen in Opzij over hoe vrouwen een werkeloosheidsuitkering kunnen krijgen, de ingang van de derde fase van

de wet Tweeverdieners en op welke manier vrouwen in de verpleging uit betere posities worden weggedrukt door mannen. Toch lijkt vanaf 1985 de weg te zijn geopend voor ‘zachtere’ onderwerpen. Zo wordt er in 1987 veel aandacht besteed aan seksualiteit, met een artikel als De man als lustobject. Verder is er aandacht voor kinderopvang en het Amerikaanse tijdschrift Working Woman, dat werkende vrouwen van advies moet voorzien. Artikelen over politiek en arbeid zijn in 1987 steeds minder in Opzij te vinden.

In 1991 is de grootste omslag naar psychologische onderwerpen in Opzij te zien. Een lang artikel over ‘vrouw en ontrouw’ behandelt de relaties van vrouwen en zet uiteen waarom vrouwen meer vreemd zouden gaan. Een lezing, omgevormd tot artikel, behandelt de voor- en nadelen van het zijn van een alleenstaande vrouw of een vrouw met een partner, en een interview met sociaalpsychologe Aafke Komter gaat over bestaande sekseverschillen. De redactieleden uit die tijd beamen dat artikelen steeds meer de relationele sfeer behandelden en zich richtten op de zelfontplooiing van de vrouw. Sporadisch zijn er nog artikelen te vinden over politiek (de afschaffing van de emancipatieraad) en arbeid (hoe moeders op de arbeidsmarkt gehouden moeten worden).

Het schrijven over ontwikkelingen op het gebied van politiek en arbeid verplaatste zich door de jaren heen naar andersoortige artikelen, zoals interviews, columns en vaste rubrieken. In 1993 vallen politieke onderwerpen bijvoorbeeld alleen nog te vinden in een interview met minister Koos Andriessen, hoewel het artikel voornamelijk zijn privéleven bespreekt. In 1995 is politiek – het aanstellen van de nieuwe burgemeester van Amsterdam die zijn verwachtingen niet nakomt – het onderwerp in de vaste column Korte Metten en het thema arbeid komt nog voor in de column van Susanne Piët over waarom vrouwen niet in leidinggevende posities terechtkomen.

Als tussenconclusie kan de verschuiving die eerder werd opgemerkt door Hermes en Schutgens vanaf 1984 (323) worden bevestigd. Artikelen met een ‘buitenperspectief’, over politiek, arbeid en recht, verdwijnen langzaam naar de achtergrond, terwijl artikelen met een ‘binnenperspectief’, over relaties, de psyche en de individu – vooral in interviews, steeds vaker centraal staan. Ook de opkomst van bekende vrouwen en hun het centraal stellen van hun ervaringen wordt bevestigd (324; Dijkman 57). Politieke onderwerpen komen steeds minder voor en zijn in 1997 nog sporadisch te vinden, bijvoorbeeld in een artikel over de afschaffing van de Emancipatieraad. Daar valt tegenover te stellen dat de columns, in tegenstelling tot traditionele vrouwenbladen, wel nog politiek en arbeid behandelen, hetzij aan de hand van persoonlijke ervaringen. Opzij verandert daarmee van een actieblad naar een human-interest blad, waar de mens en psyche centraal staan.

Hoewel de veranderingen van artikelonderwerpen tussen 1981 en 1997 al een goede indicatie geven van de ontwikkelingen die Opzij in deze tijd doormaakte, is ook bekeken op welke manier er over onderwerpen werd gesproken. Hierbij is in dit onderzoek een

onderscheid gemaakt tussen een zakelijke, afstandelijke benadering, waarbij een onderwerp voornamelijk op een cijfermatige of institutionele manier wordt behandeld, en een

persoonlijke benadering, waarbij een onderwerp door middel van persoonlijke ervaringen, aan een persoon toegeschreven, wordt behandeld.

In 1981 is er sprake van een combinatie van beide benaderingen. Persoonlijke verhalen staan rond 1981 al centraal in een artikel over de ervaringen van moeders van krakers, een verhaal over een belastingweigeraarster en een interview met de bestuursleden van de stichting Vrouwen in de Overgang. Interviews met belangrijke schrijfsters – later ook politici, actrices en hoogleraren – gingen altijd al voor een groot deel over hun persoonlijke leven, maar dit aspect wordt later pas steeds groter. In het begin praatten vrouwen nog ernstig en veel over hun werk, zoals Britse schrijfster Doris Lessing die een filosofisch betoog hield over het fatalisme. Zakelijk wordt er in het begin voornamelijk geschreven over onderwerpen die te maken hebben met wetten of onderzoek, zoals abortus, pedofilie, of antiseksisme op de werkvloer.

Hoe er over een onderwerp gesproken wordt, lijkt in de beginjaren afhankelijk van of het in de politiek wordt besproken of niet. Werd iets in de Tweede kamer besproken, zoals de wet die homoseksuelen verplichtten op hun werk uit de kast te komen of de

Tweeverdienerswet (1985) - dan werd een onderwerp vaak aan de hand van politieke standpunten en institutionele informatie beschreven. Want in principe kon het in Opzij dus allebei: in 1983 kwam zowel een artikel over arbeid voor in zakelijke termen (over de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt), als in persoonlijke termen (vrouwen die op een uitgeverij werkten). Zelfs de eerste artikelen over psychologie en relaties hadden in 1985 nog een zakelijke, vaak onderzoekende aanpak. Het artikel over feministen en hun overvolle agenda is met een afstand geschreven en er wordt steeds gesproken over ‘de vrouw’:

“Dat is het punt waarop vrouwen soms ineens afknappen. Na jaren van de ene activiteit naar de andere gehold te hebben, zitten ze plotseling thuis op de bank en vragen zich lange tijd alleen maar verbijsterd af hoe ze zolang zoveel in een leven hebben kunnen proppen. […] Ze hadden toch al een hele tijd gevoeld dat er iets mis was met de balans tussen belasting en belastbaarheid? Waarom hadden ze daar dan niet eerder verandering in gebracht?”

De combinatie van zakelijke en persoonlijke invalshoeken blijft evenwichtig tot 1993. Doordat hierna steeds meer aandacht wordt besteed aan interviews, stijgt het gehalte van persoonlijke verhalen: kunstenares Matuschka vertelt over haar tijd met borstkanker,

Servische vrouwen over gevangen zitten onder de macht van Servische Chetniks en Koos Andriessen over zijn jeugd en de oorlog. Bovendien verschuift de focus voor deze

persoonlijke verhalen naar bekende vrouwen: Gloria Steinem vertelt over haar burn-out, actrice Jetty Mathurin over hoe ze haar gezin verliet voor haar carrière, schrijfster Tineke Beishuizen over de moeilijke relatie met haar moeder en journaliste Violet Falkenburg over de diepe dalen die ze als alleenstaande moeder heeft gekend.

Dat er in Opzij altijd al aandacht was voor het persoonlijke verhaal van vrouwen is

verklaarbaar, want het zogenoemde ‘ervaringsverhaal’ kent een lange geschiedenis binnen het feminisme. Immers, de feministische beweging is ontstaan uit het politiek maken van het persoonlijke, naar aanleiding van het pamflet The personal is political van Carol Hanisch (Costera Meijer 8). Hierin legde Hanisch in 1969 uit dat door vrouwelijke ervaringen

‘persoonlijk’ te noemen, deze ervaringen onbelangrijk werden voor een politieke analyse van de maatschappij. Door persoonlijke ervaringen van vrouwen als politiek te beschouwen, probeerden vrouwen dus zelf een positie binnen de politiek te verkrijgen.

Ervaringsverhalen – het vertellen over het eigen feministische bewustwordingsproces door vrouwen – werden voornamelijk in het begin van de Tweede feministische golf als vertrekpunt voor feministische tijdschriften gebruikt, ook in Opzij (Costera Meijer 9; 212). Het onderling uitwisselen van ervaringen bleek namelijk de meest effectieve manier om bewust te worden en vormde daarom ook de basis van veel vrouwenpraatgroepen (212). Het doel van het publiceren van de verhalen was volgens Anja Meulenbelt, die begin jaren zeventig over haar eigen ervaringen onder andere in Opzij schreef, dat lezeressen “woorden aangereikt krijgen, waarmee zij van hun vage emoties en gevoelens concrete

gebeurtenissen kunnen maken, waardoor ze meer grip krijgen op hun bestaan” (224). Schrijfsters van ervaringsboeken uit die tijd noemden het lezen ervan een vorm van herkenning.

In Opzij hebben ervaringsverhalen altijd een belangrijk rol vervuld, alhoewel in

verschillende hoedanigheden. In de jaren zeventig, tijdens het opzetten van het blad, werden de verhalen gebruikt om het bewustwordingsproces van de individuele vrouw aan anderen te tonen en lezeressen te laten zien dat ze niet de enige waren. Toen het in de jaren tachtig belangrijk werd om te strijden als collectief (Costera Meijer 271), fungeerden de eigen ervaringen minder als een gemeenschappelijke bron voor feministische theorie en analyse (284).

In de jaren negentig komt het persoonlijke verhaal weer op, maar verandert de functie ervan. Toen veel feministen zich eind jaren tachtig niet meer in de acties van MVM of andere feministische groepen konden vinden (Costera Meijer 284; Van de Loo 181), werden veel vrouwen op zichzelf aangewezen met betrekking tot het feminisme. Ze moesten zelf een

betekenis geven aan de stroming en de rol ervan in hun eigen leven, waardoor de revival van persoonlijke verhalen in Opzij de functie van een handvat kan hebben vervuld voor de individuele vrouw. In het ervaringsverhaal staat volgens Meijer immers altijd de verandering van een persoon centraal, die haarzelf is gaan vertrouwen en de mogelijkheid heeft

gekregen om zichzelf te veranderen. De succesverhalen, en strubbelingen, van schrijfsters, politici, actrices en andere bekende vrouwen kunnen daarom gezien worden als een nieuwe vorm van ervaringsverhalen, waarin vrouwen vertellen hoe ze hun leven in eigen hand hebben genomen en een persoonlijke groei hebben doorgemaakt (Costera Meijer 243). Daarmee kunnen ze lezeressen het vertrouwen geven hun eigen leven ook op succesvolle wijze te veranderen. Zo vertelt Steinem in 1993:

“Nu heb ik geen moeite meer om erover te praten en hopelijk andere vrouwen met mijn ervaring te helpen. Toen ik voorvallen uit mijn eigen leven in mijn boek beschreef, deed ik dat ook voor andere vrouwen en had ik zeker niet mijn tegenstanders voor ogen. Want als publieke figuren niet de waarheid vertellen, denkt de gemiddelde vrouw dat wij anders in elkaar zitten dan zij. En dan ontkrachten wij die vrouw.”

Het punt dat Steinem maakt over publieke figuren die hun ervaringen delen, heeft voor controverse gezorgd binnen de wetenschap. De vraag is volgens sommigen of lezeressen die zich vergelijken met succesvolle vrouwen, wel een goede ontwikkeling is. Hermes en Schutgens noemen het ook wel ‘shared victimhood’: de negatieve verhalen van de succesvolle vrouwen, zetten deze vrouwen neer als ‘gewone vrouwen’ waarmee de lezer zich kan identificeren (325). Maar de verhalen tonen tegelijkertijd dat vrouwen hun

problemen als individu moeten oplossen, net als deze ‘supervrouwen’. Het persoonlijke is daardoor niet meer politiek, maar wordt weer persoonlijk.

Naar aanleiding van de voorgaande resultaten, kan de derde deelvraag worden beantwoord:

In hoeverre is de inhoud van Opzij tussen 1981 en 1997 veranderd?

Er is zowel een verschuiving te zien binnen de besproken onderwerpen, als binnen de manier waarop over onderwerpen wordt gesproken. Vanaf 1991 is een grote omslag te zien van artikelen over arbeid en politiek, naar artikelen over psychologie en relaties. De reden voor die verandering is volgens de redactieleden dat bepaalde zaken op een gegeven moment geregeld waren: de pil zat in het ziekenfonds en er was een nieuwe abortuswet gekomen. De pagina’s waren niet meer nodig voor bepaalde strijdpunten, maar konden aan human-interest besteed worden.

Daarnaast denken sommige redacteuren, zoals eindredacteur Simone Koudijs, dat de verschuiving in onderwerpen voor een groter publiek heeft gezorgd, omdat er sindsdien ook onderwerpen besproken werden die niet alleen een “radicale splintergroep” aangingen. De onderwerpen kwamen dichterbij en waren zachter.

Opzij bestond sinds het begin uit een combinatie van persoonlijke en zakelijke artikelen, waarbij een zakelijke benadering van artikelen vaak gerelateerd kon worden aan politieke ontwikkelingen in die tijd. Persoonlijke verhalen zijn in Opzij verder belangrijk geweest voor de feministische bewustwording van vrouwen eind jaren zeventig en begin jaren tachtig, en lijken met een tussenpose aan het begin van de jaren negentig in een andere vorm weer de overhand te krijgen. De verhalen van individuele en onafhankelijke vrouwen staan centraal om vrouwen een handvat te bieden in hun eigen leven, al leggen de verhalen tegelijkertijd een druk op de schouders van lezeressen.

6.4 Tone of voice Positief of negatief

In de tone of voice in artikelen in Opzij, kan tussen 1981 en 1997 een verschuiving worden opgemerkt van een negatieve visie op de overheid, en later werkgevers en vakbonden, naar een positieve of neutrale waardering van het individuele leven.

Tussen 1981 en 1985 wordt er over de overheid in Opzij vaak nog negatief geschreven. Columns over de abortuswet, artikelen over de premies die vrouwen in loondienst moeten betalen of de wet die beslist dat homoseksuelen hun geaardheid bij de werkgever moeten melden: overal wordt op een negatieve wijze naar de overheid gekeken. Zo schrijft Hedy d’Ancona over de abortuswet:

“De leden van de Regeringsfrakties, gesteund door de heer Nijhoff, zijn het eens geworden over een juridisch misbaksel, dat noch aansluit bij de maatschappelijke werkelijkheid noch bij hun principes, waar ze altijd zo vol van zijn als het om morele zaken gaat’ […] Hier wordt door de VVD-vrouwen verkondigd dat ze hun gelijk hebben binnengehaald, terwijl die van het CDA dat eveneens afroepen. Dat kan niet, en dat is ook niet zo en het is buitengewoon oneerlijk en dat maakt het politieke bedrijf tot iets potsierlijks, als je dat verdoezelt.”

Verder moeten mannen het vaak ontgelden. In 1983 wordt er negatief gesproken over mannen die onbewust seksistische vragen stellen aan vrouwen op de werkvloer, in 1985 is de Opzij-redactie niet te spreken over mannelijke emancipatiegroepen die proberen subsidie te krijgen. Ook in de korte fictieverhalen loopt, rent of vliegt de vrouw immers weg voor haar echtgenoot.

Vanaf 1987 lijkt de negativiteit te verminderen en plaats te maken voor neutrale artikelen. Stukken over AIDS, kinderopvang, de interne markt van 1992 of IVF zijn allemaal op een objectieve manier geschreven, door cijfers weer te geven of verschillende partijen aan het woord te laten. Als er nog wel negatieve geluiden te horen zijn, zijn die meestal gericht op werkgevers en vakbonden. Judy Emmerink is in een interview kritisch over de mannelijke literaire wereld, een artikel over de arbeidsmarkt zet uiteen hoe de slecht positie van vrouwen op de arbeidsmarkt is en welke rol werkgevers daarin hebben.

De neutraliteit in artikelen zet in de jaren erna door, waarbij in veel artikelen ruimte wordt geboden om de voor- en nadelen van kwesties te bespreken. Zo praat een

onderzoekster over de manier waarop gynaecologen met vrouwelijke patiënten omgaan en wat beide partijen kunnen doen om dit te verbeteren en praten vrouwen positief over zelf beleggen, terwijl ze toegeven dat het ze veel tijd kost.

Bekende vrouwen – gelijkend aan wat eerder Hermes en Schutgens vonden – vertellen in interviews hoe hun leven van negatief verhaal naar een positief verhaal veranderd is. In interviews met vrouwen als Gloria Steinem, Violet Falkenburg en Jetty Mathurin staat centraal welke moeilijke perioden ze hebben doorstaan en hoe ze nu naar de toekomst kijken. Zo vertelt Violet Falkenburg over haar scheiding en het zijn van een

alleenstaande moeder:

“Vanaf september 1989 [ben ik alleen], vijf jaar dus. Ik vind het leven zwaar om te leven. Daar heeft mijn leven in alle kleuren mee te maken gekregen tot nu toe. Ik vind dus dat je over dingen die geen probleem zijn ook vooral geen probleem moet maken. Daarom mag Hanne [dochter] veel van mij. […]

Laatst liep ik ’s nachts met de hond over de dijk en zag beneden mijn huis verlicht liggen. Toen dacht ik heel tevreden: dat huis is van mij, dit onderhoud ik, ik houd dit alles draaiende en het loopt als een trein. Toen dacht ik: Violet, dit doe je goed…”

Aanspreekvorm

Naast een negatieve, neutrale of positieve invalshoek, is er ook gekeken naar de manier waarop aanspreekvormen werden gebruikt in artikelen in Opzij. Rond 1981 wordt er door de schrijvers nog veel gebruik gemaakt van de ‘ik’-vorm, en wordt deze in artikelen verwerkt met een opiniërende functie of om eigen ervaringen te delen. Zo gebruikt Hedy d’Ancona ‘ik’ in haar negatieve relaas over abortus, wordt vanuit de ‘ik’-vorm geschreven in een essay over drankmisbruik bij vrouwen en schrijft een journaliste die een Duits muziekfestival heeft bezocht haar ervaringen in een ‘ik’-perspectief op. Het schrijven vanuit een ‘ik’-perspectief lijkt daarmee in de jaren tachtig nog een overlevering te zijn van de ervaringsverhalen die eerder centraal stonden. Het gebruik van ‘ik’ verdwijnt langzaam door de jaren heen, en

wordt vaak alleen nog gebruikt voor de ervaringen van bronnen of geïnterviewden, niet die van de schrijfsters zelf.

Daarnaast wordt er veel gebruik gemaakt van de derde persoon in artikelen gedurende de gehele periode. Veel zakelijke onderwerpen worden niet aan de hand van persoonlijke ervaringen behandeld, waardoor er al snel objectieve, derde persoon

aanspreekvormen worden gebruikt. Zo wordt er over premis in loondienst, de WWV en de