• No results found

Hitler: ‘voorlopig geen kerkstrijd!’

In document 1939-1945 D E E L (pagina 74-88)

Verschillende redenen waren er waarom wij dit hoofdstuk wilden openen met de beschrijving van het levenseinde van ds. van den Bosch. Juist in een werk als het onze dat de aandacht in de eerste plaats richten moet op de brede ontwikkelingen, is het gepast, soms de enkele mens in zijn strijd en zijn lijden centraal te stellen. Voorts: ds. van den Bosch was de eerste Neder­ landse predikant die slachtoffer werd van de bezetting. Zeker, de kerken zijn in ons land (in Polen ging het geheel anders toe) niet in sterke mate ver­ volgd, althans niet in de mate die de machthebbers mogelijk was, maar de vervolging ten dode werd niet uit beginsel nagelaten doch om oppor- tuniteitsredenen; zij was uitgesteld, meer niet. Met name tijdens de oorlog kon Hitler zich in Duitsland en de overige niet-Slavische landen niet de luxe veroorloven van zulk een vervolging waar hij, profeet en symbool van een nieuwe religie, eigenhjk naar dorstte. Een week na de inval in Polen ging al een bevel naar de S S in Duitsland uit waarin stond dat de Führer ‘jede Aktion gegen die katholische und evangelische Kirche für die Dauer des Krieges verboten had.3 Men lette op die woorden: ‘für die Dauer des Krieges’ . In Speers aan­ wezigheid zei Hitler later: ‘ Wenn ich einmal meine anderen Fragen erledigt habe, werde ich mit der Kirche abrechnen. Hören und Sehen wird ihr vergehen.'*

1 A.v., p. 231. 2 A.v., p. 232. 3 Rondschrijven, 8 sept. 1939, van het Rasse- und Siedlungshauptamt, aangehaald in F. Zipfel: Kirchenkampf in Deutschland 1933-1945 (1965), p. 226. 4 A. Speer: Erinnerungen, p. 137.

Aan Hitlers opportunistische instructie werd ook binnen het Reichskom­ missariat in bezet Nederland regelmatig herinnerd. Aan die instructie diende mede de N S B zich te houden. In de lente van '43 moest de hoofdredacteur van Storm-SS verdwijnen omdat hij het met zijn aanvallen op de ‘kruismol- len en preektijgers’ (daarmee waren de priesters en predikanten bedoeld) al te bont gemaakt had. In september van dat jaar deed de commissaris van Limburg, d’Ansembourg, het voorstel dat in zijn provincie alle gemeente­ lijke bijdragen aan kerkbesturen, bij elkaar ruim f 1 10 000, geannuleerd zouden worden. Musserts plaatsvervanger van Geelkerken wees hem er toen op, ‘dat de strikte aanwijzing bestaat om geen conflicten met de kerk uit te lokken, dus ook niet principiële beslissingen.’1

Die ‘strikte aanwijzing’ gold dus nog steeds. O f zij zou blijven gelden, wist niemand.

Trouwens, op basis van die louter relatieve terughoudendheid werden de kerken in Duitsland toch wel op tal van wijzen dwarsgezeten. Men zou van een langzaam afknijpingsproces kunnen spreken. Veldpredikers en aal­ moezeniers hadden het binnen het Duitse leger en de Duitse marine moeilijk, tot de Luftwaffe, Goerings troetelkind, werden zij niet toegelaten. Voorts werd niet alleen de kerkehjke pers, gehjk reeds in ander verband vermeld, drastisch beperkt, maar werden ook kloosters, seminaria en andere kerkehjke gebouwen op grote schaal gevorderd. Die seminaria kwamen practisch zonder studenten te zitten - vrijwel allen werden voor de Wehrmacht op­ geroepen en wie na zijn eindexamen theologie wilde studeren, kreeg daar de kans niet toe: ook hij moest zich onmiddellijk voor de militaire keuring melden. En tenslotte werden talrijke priesters en predikanten gevangen gezet, als regel in het concentratiekamp Dachau; anderen werden om futili­ teiten ter dood veroordeeld. W ij moeten hier niet alleen een op bepaalde geestelijken gerichte straf in zien; de bestraffing van één had mede de functie, tientallen zo niet honderden anderen te intimideren.

Een soortgelijk afknijpings- en intimidatieproces speelde zich in Nederland af. De kerkehjke pers werd gekortwiekt, alle processies werden verboden, de klein- en grootseminaria van het aartsbisdom en van de bisdommen (met uitzondering van het bisdom Breda) gevorderd, zo ook tal van kloos­ ters, kloosterscholen en retraitehuizen. Aan protestantse kant werd in maart '42 de Bijbelkiosk-vereniging opgeheven; wat daar aan gedrukte bescheiden voorhanden was (bijbels, kinderbijbels, meer dan een miljoen bijbelse platen), werd in beslag genomen en tot pulp verwerkt o f verbrand. Het luiden van kerkklokken was al in de zomer van '40 verboden; de roof dier klokken zullen

1 Brief, 7 sept. 1943, van van Geelkerken aan d’Ansembourg (N SB, 1362).

D E J E H O V A ’ S G E T U I G E N

wij in een volgend deel beschrijven. Dat alles ging gepaard met een con­ stante druk op de kerken om zich van inmenging in hetgeen de bezetter wenste te bereiken, te onthouden, alsook met een aanmerkelijk aantal arres­ taties.

Afknijping en druk dus - géén vervolging ten dode. Die laatste trof slechts één enkele religieuze groepering: de Jehova’s Getuigen.

*

D e vervolging van de Jehova’s Getuigen was in '33 in Duitsland begonnen: de Nazistaat kon hun leer en hun optreden niet dulden.

Deze groepering was van Amerikaanse oorsprong. Tegen 1880 had daar een jeugdig Protestants predikant, Charles Taze Russell, een begin gemaakt met de uitgave van een blad, Z ions Watch Tower and Herald o f Christ’s Presence, waarin op grond van een interpretatie van bepaalde passages in de bijbel gesteld werd dat Christus in 1874 onzichtbaar op aarde teruggekeerd was, dat het einde der tijden over veertig jaar, in 19 14 dus, daar zou zijn en dat dan alleen diegenen die deze stellingen zouden aanvaarden, het eeuwig leven deelachtig zouden worden. Omstreeks het jaar 1890 kreeg de Watch Tower Bihle and Tract Society o f Pennsylvania haar eigen groot hoofd­ kwartier in Pittsburgh. In 1903 won Russell zijn eerste volgelingen in Duitsland, in 1904 in Australië, en niet alleen in, maar ook buiten de Ver­ enigde Staten breidde zijn aanhang zich voortdurend uit - een proces dat overigens met twisten en afsplitsingen gepaard ging. Uiteraard werd in 19 14 het uitbreken van de eerste wereldoorlog als bewijs gezien voor de juistheid van Russells interpretatie van de bijbel. Russell stierf in 1916 . Als leider werd hij opgevolgd door zijn rechtskundig adviseur, Judge Joseph F. Rutherford, hetgeen met nieuwe twisten gepaard ging. Rutherford stelde zich in de Amerikaanse samenleving scherper op dan Russell. Toen de Verenigde Staten in '17 in de oorlog betrokken werden, gelastte hij dat de leden van de groep geen deel mochten hebben aan het Satanswerk van de oorlog: zij moesten zowel militaire dienst als arbeid in de oorlogsindustrie weigeren. Aldus geschiedde. Zulks leidde tot vervolgingen die de cohesie van de groep ten goede kwamen. N a de wereldoorlog breidde Rutherford de organisatie uit. Alle bestaande wereldlijke en kerkelijke machten ging hij verwerpen, met name de katholieke kerk, door hem uitgebeeld als de dia­ bolische macht op de achtergrond die verantwoordelijk was voor alle aardse rampen. Dat 19 14 niet het ‘einde der tijden’ gebracht had, was niet meer dan

een kleine teleurstelling. Nieuwe becijferingen, soms ook op de Openbaring gebaseerd, hielden bij de volgelingen telkens de hoop levendig dat dat einde toch spoedig zou komen. Zij duchtten dat niet: allen zouden te gronde gaan, zij alleen zouden gered worden.

Als Internationale Bibelforschervereinigung had Rutherfords groepering in het Duitsland van de republiek van Weimar een bescheiden aanhang gekregen. Rutherford had er in '33 ca. zesduizend volgelingen. Dat waren in grote meerderheid eenvoudige mensen die het moeilijk hadden o f door een groot leed getroffen waren: armen, bejaarden, ongehuwden, kinderlozen. Hun actie werd spoedig verboden, maar zij bleven (dat was voorschrift en Jehova zou hen beschermen) hun tractaten verspreiden. Daarbij kwamen zij in de herfst van '36 in een extra-moeilijke positie te verkeren toen Rutherford een congres van zijn beweging dat in Luzern gehouden werd, een resolutie liet aannemen waarin hij het Nazibewind als een satanische macht karakteriseerde die door de Jezuïeten geleid werd. Hitler en de Paus ontvingen afschrift van die resolutie maar Rutherford droeg er ook zorg voor dat zijn volgelingen in de gehele wereld er met telegrammen aan Berlijn hun adhesie aan be­ tuigden. N u sloeg de Gestapo onverbiddelijk toe. Dat er Duitsers waren die de autoriteit van de staat niet erkenden, die weigerden de Hitlergroet te brengen, in de Wehrmacht te dienen o f in de oorlogsindustrie te werken, was al onaanvaardbaar, maar als deze lieden internationaal en in het publiek een actie gingen voeren die zich tegen Hitler en het Derde R ijk richtte, dan diende de groep met wortel en tak uitgeroeid te worden. Nagenoeg alle Bibelforscher werden gearresteerd en eerst in gevangenissen, later in concen­ tratiekampen opgesloten. Veruit de meesten hunner hebben daar, bedrei­ gingen en martelingen ten spijt, geweigerd, hun leer te verloochenen. Van deze Duitse Bibelforscher zijn ca. tweeduizend in de kampen omgekomen.

Nederlandse Jehova’s Getuigen hadden in de periode van de vooroorlogse vervolging in Duitsland menigmaal publikaties Duitsland binnengesmok­ keld. Die aktiviteit werd bevorderd door het feit dat de leiding van de Nederlandse groep in handen kwam van drie Duitse emigranten, van wie een zekere R . A . Winkler de sterkste figuur was.

Dat zij de werkzaamheid van die groep in bezet gebied moest tegengaan, sprak voor de Sicherheitspolizei vanzelf. D e eerste tien leden werden eind oktober '40 gearresteerd, anderen die ondergedoken waren, werden in het Opsporingsregister gesignaleerd. D oor die onderduikers werd de actie voort­ gezet. Nieuwe arrestaties volgden in februari '4 1; in april, toen het ‘Inter­ nationale Bijbel- en Tractaatgenootschap de Wachttoren’ door de Sicher­ heitspolizei officieel verboden werd (alle eigendommen werden in beslag ge­ nomen), ontvingen de Nederlandse politieorganen die met de opsporing en

D E J E H O V A ’ S G E T U I G E N

de arrestatie der Jehova’s Getuigen belast waren, illegaal gedrukte circulaires waarin zij vermaand werden, hun hulpverlening aan de macht van Satan te staken. Gevolg hiervan was dat de politie uitdrukkelijk instructie kreeg, Jehova’s Getuigen die ‘op heterdaad betrapt werden op het colporteren met brochures o f het aanplakken van pamfletjes o f biljetjes’, in arrest te nemen en over te dragen aan de Sicherheitspolizei; namen en adressen van aanhangers diende de pohtie , ‘ook al wordt van hen geen actie geconstateerd’, aan de Sicherheitspolizei te berichten, ‘teneinde te voorkomen’, schreef de Amster­ damse procureur-generaal, ‘dat dergehjke personen, die misschien reeds door de Sicherheitspolizei werden gehoord, ten tweeden male worden lastig gevallen.’1 Geloofde hij zèlf dat leugenachtig motief?

Begin juli '41 zaten in de Cellenbarakken in totaal zes-en-zeventig Jehova’s Getuigen gevangen. In oktober kwam het toeval de Sicherheitspolizei te hulp. In Amsterdam op zoek naar drukkers van illegale communistische geschriften vond zij bij een drukkerij welker eigenaar, Wessel Eikelenboom, ter camouflage lid geworden was van de N SN A P-van Rappard (hij drukte haar weekblad), zetsel voor een publikatie der Getuigen. De drukker werd geprest, al zijn contacten te noemen.2 Niet alleen werd nu het illegale maga­ zijn van de groep opgerold, maar nagenoeg alle leidende functionarissen, onder hen Winkler, werden gearresteerd en daar vloeiden weer talrijke andere arrestaties uit voort.

Het is onze indruk dat de Nederlandse groep deze haar in de herfst van '41 toegebrachte slag tijdens de bezetting niet te boven is gekomen.3

De activiteit van een groep als de Jehova’s Getuigen werd binnen de staf van de Befehlshaher der Sicherheitspolizei und des SD door een apart Referat gevolgd dat gegevens over de ‘Sekten verzamelde; er waren daarnaast aparte Referate voor de katholieke kerk en voor de protestantse kerken. Bij die laatste twee Referate kwamen rechtstreeks o f via de Aussenstellen der Sicher­ heitspolizei und des SD de rapporten binnen over hetgeen op zondag tijdens de dienst door priesters en predikanten gezegd was. Er vonden in den lande

1 Rondschrijven, 1 mei 1941, van de proc.-gen. Amsterdam (CNO, 10 c). 2 Eike­ lenboom was in die tijd ook drukker van Het Parool; dit werk heeft hij verzwegen. 3 In het deel van ons werk dat aan de gevangenissen en concentratiekampen gewijd wordt, zullen wij op de Jehova’s Getuigen terugkomen.

elke zondag in ettelijke duizenden kerkgebouwen diensten plaats; lang niet naar al die diensten werden verspieders gezonden. In mei '41 merkte een van de stafleden van de BdS in een brief aan het Reichssicherheitshauptamt op, dat ‘das Vertrauensmanner-Netz für das konfessionelle Gebiet noch sehr schwach’ was; er kwamen ‘vorwiegend Einzelmeldungen’ binnen.1 Die ‘Einzel­ meldungen konden afkomstig zijn van Rijksduitsers, van N S B ’ers2 o f van andere ‘foute figuren’ ; in minstens één geval waren zij afkomstig van enkele leden van de Wehrmacht.

W ij hebben de indruk dat de Sicherheitspolizei met die denunciaties nogal willekeurig omsprong. In het algemeen hadden de Aussenstellen het veel te druk met de bestrijding der illegaliteit om grote aandacht te besteden aan de kerkehjke voorgangers.3 Daar kwam bij dat, althans van begin '43 af, met de voornaamste Sachbearbeiter op kerkelijk gebied, prof. dr. Heinrich Nelis, wel te praten viel. Vreemde figuur! Een afvallige priester, hoogleraar aan de Universiteit van Frankfurt aan de Main, SS-Sturmbannführer, in '41

toege-1 Brief, 26 mei toege-194toege-1, van H. Till aan het R SH A (VuJ, 073835). 2 Zo schreef een zich als zeer christelijk beschouwende N SB’er te Amsterdam op ‘ 13 april A.D.’ (Paasmorgen) 1941 een brief naar de districtsleider van de NSB in de hoofdstad waarin hij er bij deze op aandrong, ‘wat gereformeerde kameraden de opdracht (te) geven, naar de prediking van ds. Sikkel en ds. Sietsma te luisteren’ en ‘de bevoegde instanties’ (de Sicherheitspolizei) te verzoeken, bij ds. Sietsma de tekst op te vragen van de prediking die hij die ochtend gehouden had. ‘Ik ben van mening’, aldus de N SB’er, ‘dat deze prediking vals en zeer sterk insinuerend is. Het gedeelte van de preek dat mij genoopt heeft, de kerk uit te lopen, was de passage waarin (naar mijn gevoelen) de bezettende overheid vergeleken werd met de wachters bij het graf die op de vlucht sloegen bij het verschijnen van de Engel.’ (brief, 13 april 1941, van W. B. v. M. aanj. W. de Ruiter, Doc. 1-1186 , a-12) Deze brief werd naar Lages en door Lages naar de Sicherheitspolizei in Den Haag doorgezonden.

Ds. K. Sietsma kreeg op zaterdag 31 januari '42 de waarschuwing dat zijn dienst op zondag gecontroleerd zou worden door ‘de SD’ omdat hij een collecte voor de zending onder de Joden aangekondigd had. Hij preekte die zondag over de ver­ zoeking van Christus in de woestijn en liet de collecte doorgaan. Daags daarna werd hij gearresteerd. Via Amersfoort werd hij naar Dachau getransporteerd. Daar bezweek hij binnen enkele maanden.

Er ligt in een geval als het zijne geen direct causaal verband tussen de weergegeven denunciatie en de deportatie; dat zulk een denunciatie tot het arrestatiebesluit bij­ gedragen heeft, is buiten kijf. De Sicherheitspolizei raadpleegde voor zij dit soort besluiten nam, het gehele ‘dossier’ van de betrokkene - daar lag dan zulk een denun­ ciatiebrief in. 3 Dr. H. W. van der Vaart Smit beklaagde er zich in de zomer van '43 over dat de staf van de BdS zo weinig op het door hem toegezonden denun- ciatiemateriaal gereageerd had: ‘ Vorher habe ich Ihnen vielesgeschickt, aber nie hörte ich, ob es Ihnen vonNutzen war\dadurch jlaute die Zusendung ab.’ (brief, 8 juli 1943, vanH. W. van der Vaart Smit aan de Sicherheitsdienst, Den Haag (HSSuPF, 163 i)).

S L A C H T O F F E R S

voegd aan de staf van het concentratiekamp Dachau waar hij ‘de eigenaar­ digheid (had) om telkens als een (gevangene) op het stoeltje (tegenover hem) plaats nam, een kromgebogen speld, in de zitting verborgen, met een ruk omhoog te trekken’1 - en tijdens zijn werkzaamheid in Nederland ‘bespaarde (hij) zich vaak geen moeite om predikanten o f hulppredi­ kanten in vrijheid te krijgen, waar hem dat mogehjk was’, aldus de geschiedschrijver van de Hervormde Kerk, ds. T ouw .2 Ds. Delleman, de geschiedschrijver der Gereformeerde Kerken, beoordeelt hem even gunstig: een ‘goedwillende Duitser’ .3 N u moet, wat zijn interventies be­ treft, bedacht worden dat de bezetter in de tweede helft van de bezetting eigenhjk de strijd aan het kerkelijk front goeddeels opgegeven had: hij wist dat er niets meer te bereiken viel. In de eerste helft was zijn controle scherper en waren zijn reacties veelvuldiger, vooral wanneer hij contact vermoedde met Londen. Z o had de regering via R adio Oranje op donderdag 26 februari '42 de oproep gedaan, op zondag 1 maart een biddag te houden voor Nederlands-Indië. Die oproep was rijkelijk overbodig. Hij leidde er toe dat de diensten extra-scherp gecontroleerd werden en dat een groot aan­ tal predikanten verhoord en een kleiner aantal in arrest genomen werd.4

In totaal werden tijdens de bezetting van de ca. tweeduizend hervormde predikanten honderdzes-en-dertig korte o f lange tijd gevangen gehouden; twaalf van hen bezweken in de concentratiekampen. Tot eind '42 vonden negen-en-zestig arrestaties plaats, van de resterende zeven-en-zestig hadden veruit de meeste te maken met werkzaamheden voor illegale groepen. Trouwens, wegens de prediking alléén werden er van de honderdzes-en- dertig slechts ruim dertig opgepakt. Bij de gereformeerden lagen die cijfers opmerkelijk hoger: op ca. vijfhonderd predikanten honderdzes arrestanten en twintig omgekomenen. Van de meer dan vierhonderd rooms-katholieke geestelijken die van hun vrijheid beroofd werden5, kwamen negen-en-veertig om het leven. Nadere cijfers bezitten wij alleen voor Limburg: op zeven­ honderd priesters zeventig arrestanten (plus dertig ondergedokenen) en zestien die in gevangenschap bezweken.

1 B. van Genuchten: Vier jaren achter prikkeldraad. Arrestatie en verdere lotgevallen te Scheveningen, Amersfoort en Dachau (augustus 1942 - mei 1945) (1957). p. 13. 2 H. C. Touw: Het verzet der Hervormde Kerk, dl. I, p. 587. 3 Th. Delleman: Opdat wij niet vergeten, p. 210. 4 De Dordtse Courant memoreerde de oproep der regering in een hoofdartikel en een predikant te Zwijndrecht beriep zich daar op, zeggend dat hij zich niet anders had kunnen voorstellen dan dat dat artikel door de Duitse auto­ riteiten goedgekeurd was. 6 Er waren, naar schatting, tijdens de bezetting in het gehele land tussen de vijf-en-veertighonderd en vijfduizend katholieke ‘ambts- bedienaren’.

Die cijfers geven nog maar ten dele een beeld van de druk die op de kerken uitgeoefend werd. Z o vonden in Noord-Holland en Utrecht in '42 negen­ tien arrestaties plaats (protestanten èn katholieken), maar daarnaast werden een-en-zeventig predikanten en priesters aan lange verhoren onderworpen en van hen kregen twintig de mededeling dat zij, als zij zich niet matigden, óók gearresteerd zouden worden. O ok in alle andere provincies gebeurde het menigmaal dat predikanten o f priesters bij de Sicherheitspolizei ontboden werden. Men behoefde daar geen formele waarschuwing te krijgen om te weten dat elke nieuwe denunciatie tot gevangenschap kon leiden. Zeker in '41 en '42 was het zo dat elke priester die een mandement en elke predi­ kant die een kanselboodschap voorlas, wist dat hij kans liep zijn leven te verspelen; misschien was die kans maar klein, maar ze was er. Men be­ schouwde de bezetter als totaal onberekenbaar in zijn reacties, het lot van een ds. van den Bosch was in protestantse kring, maar ook daarbuiten vrij alge­ meen bekend.

Er waren in de kerken maar zeer weinigen die met de nationaal-sociali- tische bezetter sympathiseerden.

W at de katholieke kerk betreft: in de ‘Meldungen aus den Niederlanden’ wordt slechts één priester uit Friesland als voorstander van de Nieuwe Orde aangeduid; de enige katholieke ‘priester’ die zich overigens door de vijand in zijn propaganda als nationaal-socialist naar voren liet schuiven, zekere Theodorus Anthonius Joseph de Leeuw, was in '39 wegens oplichterij uit de geestehjke stand ontslagen.1

D e protestantse kerkgenootschappen kenden die gesloten eenheid niet. Onder de ca. tweeduizend hervormde predikanten bevonden zich vijftien N S B ’ers, maar ‘bovendien was er’, aldus Touw, ‘een veel groter aantal predi­ kanten die sympathiseerden met het Duitse regiem . . . Hun houding was eigenhjk veel gevaarhjker omdat zij veel onduidehjker was. Hiertoe be­ hoorden velen die in een piëtistische o f een lijdelijk-gereformeerde prediking alle verzet en weerstand tegen de bezetters als zonde tegen God veroordeel­ den.’2 Binnen de hervormde kerk was prof. Visscher die de lezer al tegenkwam

In document 1939-1945 D E E L (pagina 74-88)