• No results found

Bijzonder onderwijs: het tweede treffen

In document 1939-1945 D E E L (pagina 116-138)

Secretaris-generaal Van Dam had, zoals wij in hoofdstuk 4 beschreven1, in de eerste fase van zijn strijd tegen het bijzonder onderwijs een over­ winning behaald. Zijn bedoeling was het, de vrijheid van dat onder­ wijs aan te tasten, allereerst al door het recht tot het benoemen van leer­ krachten aan de staat, d.w.z. aan zijn departement te trekken. Z o ver was hij in april '4 1 nog niet gegaan, maar hij had het benoemingsrecht der schoolbesturen toen wel in zoverre opgeheven dat hij bepaald had dat elke benoeming door het departement goedgekeurd moest worden. Voor­ al mr. J. J. Hangelbroek, de secretaris van de Schoolraad (waarbij de meeste protestantse lagere scholen aangesloten waren), had er op aange­ drongen dat men elke medewerking aan de door van Dam gedecreteerde regeling zou weigeren, maar hij had onvoldoende steun gevonden: eerst had het moderamen van de Vereniging voor Christelijk Volksonderwijs besloten, zich tot een protest te beperken maar overigens geen verzet te

1 Onze beschrijving was daar in hoofdzaak gebaseerd op de Paters werk: Het Schoolverzet 1940-1945; zij is het in deze paragraaf opnieuw.

bieden, en vervolgens was Hangelbroek in zijn eigen Schoolraad in de minder­ heid gebleven. Het gebeurde had van Dam wel geleerd dat hij uiterst voor­ zichtig opereren moest; had het van hem afgehangen, dan zou hij bij nader inzien wellicht niet verder zijn gegaan dan tot die eerste benoemings- verordening die hij trouwens ook alleen maar onder pressie van Seyss-Inquart ondertekend had, maar de bezetter liet hem niet met rust: was van Dam voorstander van de Nieuwe Orde? Ja? Dan moest hij doorzetten en de nodige nieuwe regelingen afkondigen! Deed hij dat niet, dan zou de bezetter zulks doen waarbij verwacht werd dat van Dam zich zou inspannen om die regelingen tot levende werkelijkheid te maken.

Eind juli '4 1, ruim vier weken na het begin van de Duitse invasie in de Sowjet-Unie, verscheen een verordening van de Reichskommissar, verordening 137/41, waarbij bepaald werd dat van Dam voortaan bevoegd was, de subsidiëring van alle bijzondere scholen (lager-, voorbereidend-hoger en middelbaar- en nijverheidsonderwijs) afhankelijk te stellen van wijzigingen in hun leerplan en in hun leermiddelen, de schoolbesturen aanwijzingen te geven ter ‘handhaving van de orde o f rust’ , eventueel die schoolbesturen door ‘gemachtigden’ te vervangen en in laatste instantie bijzondere scholen te sluiten.1 Dat alles klonk in hoge mate dreigend. Was thans algemeen verzet geboden? Het Gereformeerd Schoolverband meende van wèl en zijn gede­ legeerden deden enkele weken later een daartoe strekkend voorstel in de Schoolraad. Hangelbroek was het daar niet mee eens. De zaak lag, meende hij, wezenlijk anders dan bij de eerste benoemingsverordening: die ver­ ordening vroeg van de schoolbesturen een daad, nl. dat zij hun besluiten tot aanstelling van leerkrachten aan de goedkeuring van het departement zouden onderwerpen (waarmee zij dus eigenhjk de aantasting van de benoemings- vrijheid aanvaardden), maar verordening 137/41 vroeg, betoogde Hangel­ broek, van de schoolbesturen niets; zij verleende van Dam slechts nieuwe bevoegdheden - welnu, verzet was eerst geboden zodra van Dam die be­ voegdheden zou gaan toepassen. De Schoolraad sloot zich bij Hangelbroeks standpunt aan; samen met het moderamen van de Vereniging voor Christelijk Volksonderwijs droeg hij er wel zorg voor dat van Dam een schot voor de boeg ontving: een brief namehjk (2 oktober '41) waarin stond dat naleving van de verordening ‘om des gewetenswille onmogehjk’ zou zijn, zodra maatregelen genomen zouden worden ‘welke inbreuk zouden maken op en/of onverenigbaar zijn met de vrije doorwerking van onze Christehjke beginselen in het onderwijs.’2 Eén maatregel kwam er: de invoering van het

1 V O 137/41 (Verordeningenblad, 1941, p. 559-60). 2 Aangehaald in de Pater: Het Schoolverzet, p. 76.

V A N D A M S P R O B L E M E N

leervak Duits. Hier maakten de protestantse organisaties geen bezwaar tegen. Men ziet: de Schoolraad en de Vereniging voor Christehjk Volksonderwijs trokken één hjn. Anders kwam het te liggen bij de organisaties van christe­ hjke leerkrachten: de Vereniging van Christehjke Onderwijzers en Onder­ wijzeressen en de Unie van Christehjke Onderwijzers en Onderwijzeres­ sen. De Vereniging, strijdbaarder dan de Unie, stelde zich op het stand­ punt dat, wanneer van Dam bij een bepaalde school een gemachtigde zou benoemen, alle leerkrachten onmiddellijk hun werk moesten neerleggen, de Unie meende dat die leerkrachten ook onder een gemachtigde hun taak, dienden voort te zetten zolang het hun niet onmogelijk gemaakt werd, christehjk onderwijs te geven.

In de herfst van '41 werden de problemen er voor van Dam niet gemakke- lijker op. D e pressie van NSB-zijde werd krachtiger. Generalkommissar W immer dwong hem, de chef lager onderwijs ten departemente, dr. J. H. Wesselings, te ontslaan; van Dams oude relatie dr. D. G. Noordijk, hoofd­ inspecteur in algemene dienst en sympathiserend lid der N S B , legde hem dagelijks reeksen klachten voor over anti-nationaal-socialistische gedra­ gingen van leerkrachten die door de meeste inspecteurs van het onderwijs gedekt werden - en aan de andere kant kreeg van Dam in zijn arbeid ten departemente (als hij er w as! hij zette immers zijn hoogleraarsfunctie voor de helft voort) meer en meer te maken met de nieuwe chef kabinet, prof. mr. A . L. de Block, die van de Nieuwe Orde niets moest hebben. De Block, buitengewoon hoogleraar aan de Tilburgse hogeschool, was als griffier van de Eerste Kamer op wachtgeld gesteld; hij had de functie ten departemente vooral ook op aanraden van mgr. Verhoeven, de directeur van het Room s- Katholiek Centraal Bureau voor Opvoeding en Onderwijs, aanvaard.

In januari '4 1 had van Dam aan de bezetter doen weten dat hij zich voor­ stelde, de benoemingsvrijheid bij het bijzonder onderwijs in twee etappen aan te tasten: eerst de benoemingen afhankelijk stellen van goedkeuring door het departement, vervolgens na een jaar het benoemingsrecht aan de staat trekken. Die eerste benoemingsverordening was in april '41 verschenen - waar bleef de tweede ? Het ging van Dam te ver, die op eigen verantwoor­ delijkheid a f te kondigen (de Block, ook anderen, brachten onder zijn aan­ dacht dat zij een nieuwe aanslag op de Grondwet betekende) - er zat voor Seyss-Inquart niets anders op dan zelf zijn handtekening te zetten onder de nieuwe regelingen: twee verordeningen nog wel, die beide begin januari '42 gepubliceerd werden.1 De eerste schonk van Dam de bevoegdheid om,

1 VO 4/42 (Verordeningenblad, 1942, p. 10) en 5/42 (a.v., p. n - 12 ) .

wanneer twee voordrachten voor de benoeming van een bepaalde leerkracht afgewezen waren, zelf tot die benoeming over te gaan (daarmee was dus ‘de lacune’ uit de eerste benoemingsverordening gedicht), de tweede gaf hem het recht, hoofdinspecteurs en inspecteurs van het onderwijs te ontslaan en hetzelfde te doen met leerkrachten, ‘wanneer zij op de hun toevertrouwde leerlingen een invloed uitoefenen welke in strijd is met het belang van een voorspoedige ontwikkeling van het Nederlandse schoolwezen.’

Uiteraard hadden de Schoolraad en het moderamen van de Vereniging voor Christehjk Volksonderwijs zich weer op het standpunt kunnen plaatsen dat zij pas tot verzet zouden overgaan wanneer bleek dat van Dam van die nieuwe bevoegdheden op onaanvaardbare wijze gebruik zou maken, maar dat werd, nu de bezetter zijn offensief zo duidehjk voortzette, een inadequate reactie geacht. Het tijdstip leek gekomen om van Dam mee te delen dat het protestants onderwijs zijn nieuwe bevoegdheden niet erkende en dus niet bereid was, zich aan de tweede benoemingsverordening te conformeren. Sterker nog, nu moest ook het zich schikken in de eerste benoemingsver­ ordening een einde nemen: wilde men voorkomen dat van Dam eigen can­ didaten ging benoemen, dan diende men hem (d.w.z. de inspecteurs die namens het departement optraden) bij de benoemingen te negéren. Er werd dus een circulaire aan alle schoolbesturen opgesteld waarin hun verzocht werd, van Dam zwart op wit te berichten dat zij voortaan alle benoemingen buiten de inspecties en het departement om zouden doen, en met een brief van 2 februari1 werd door de Schoolraad en de Vereniging voor Christehjk Volksonderwijs aan van Dam duidehjk gemaakt wat hem te wachten stond. Voorzitter en secretaris van de Schoolraad, dr. G. P. van Itterzon en mr. Hangelbroek, en voorzitter en secretaris van de Vereniging voor Christehjk Volksonderwijs, prof. Aalders en J. C. Ligtvoet, deden aan de secretaris­ generaal weten dat de bestuurders van de christehjke scholen nu ‘geen keuze’ meer hadden:

‘Voor hen is werkelijkheid het Schriftwoord dat zij Gode meer zullen gehoor­ zamen dan de mensen. En daarin weten zij zich in onwrikbare overtuiging één met het personeel hunner scholen en met de christenouders, wien het geestelijk welzijn hunner kinderen boven alle aardse goederen ter harte gaat.’

Een overeenkomstige brief, iets scherper nog, werd van Dam toegezonden door het bestuur van de Bond van Verenigingen voor Christehjk voorbe- reidend-hoger en middelbaar onderwijs; voorzitter van dit bestuur was prof. mr. V . H. Rutgers, op verzetsgebied een van de meest actieven in het

1 Tekst in Touw : Het verzet der Hervormde Kerk, dl. II, p. 62-64.

H E T S C H O O L C O N F L I C T I N A R N H E M

gereformeerde kamp. Daarentegen liet het bestuur van de Bond voor Chris­ tehjk nijverheidsonderwijs na, het voorbeeld van de Schoolraad en van de Vereniging voor Christehjk Volksonderwijs te volgen.

Al voor de verzending van deze brieven had de Generale Synode der ge­ reformeerden besloten, de kerkeraden te verzoeken, op zondag 8 februari in de dienst speciaal te bidden voor het behoud van het christehjk onderwijs. N a de verzending sloot de Algemene Synode der hervormden zich hier bij aan. Alle gereformeerde en hervormde kerkgangers zouden weten welke zware strijd op til was.

Eén plaats was er waar die strijd al in volle hevigheid woedde: Arnhem.

Er bestond in Arnhem een christehjke schoolvereniging, bij de Schoolraad aangesloten, die over twee lagere scholen het beheer voerde. Eén daarvan was de van Löben Sels-school die in '41 een kleine honderdzeventig leerlingen telde, grotendeels afkomstig uit gereformeerde gezinnen. Aan de school waren een schoolhoofd, twee onderwijzeressen en drie onderwijzers ver­ bonden. Een van de onderwijzers, tegehjk plaatsvervangend hoofd, was een lastpost met wie het hoofd al enkele jaren moeilijkheden had gehad. Die lastpost deelde eind april '41 mee dat hij zich bij de N S B aangesloten had. Schriftehjk wees het schoolbestuur hem er toen op dat christehjk onderwijs en nationaal-socialisme onverenigbaar waren: de N S B ’er moest kiezen. Met die brief liep hij onmiddelhjk naar het bureau van Seyss-Inquarts Beauftragte. Het schoolbestuur werd daar op het matje geroepen en van ‘Beleidigung des Führers’ beticht; het trok de brief in. In november even­ wel, ontdekte het schoolhoofd dat de N S B ’er als schrijfvoorbeeld: ‘Met Duitsland tegen het Bolsjewisme’ , op een bord geschreven had. Hij gaf de N S B ’er een terechtwijzing. W eer hep deze naar de Beauftragte, maar nu mede met het verhaal dat het schoolhoofd tegen een leerling die de school verlaten had en huisschilder wilde worden, gezegd zou hebben: ‘Misschien breng je het nog wel eens tot Führer.’ Het schoolhoofd werd gearresteerd, de N S B ’er nam zijn plaats in. Het bestuur was geneigd, zich hier in arren moede bij neer te leggen, maar het besefte dat dit toch eigenhjk van principieel belang was. Voorzitter en secretaris wonnen het advies van Hangelbroek in. Deze g a f dit advies op een moment waarop hij door zijn contacten ten departe­ mente wist dat de publikatie van de tweede benoemingsverordening op­ handen was. D e N S B ’er moest onmiddelhjk geschorst worden, zei hij, en als de man weigerde te vertrekken, moest het bestuur de school sluiten.

Met dat advies ging men naar Arnhem terug. Een moeilijke zaak! De Duitsers zouden een schorsing van de N S B ’er zeker niet op zich laten zitten! Hangelbroeks advies ging drie bestuursleden te ver (zij traden af), maar op zaterdagavond 3 1 januari besloten de overigen in een bewogen vergadering, zich aan dat advies te conformeren. N og diezelfde avond werd aan de N S B ’er schriftelijk bericht dat hij geschorst was.

D e maandagmorgen kwam. De N S B ’er was present - maar ook twee bestuursleden. En nu zette het bestuur met kracht door. Het wist volledig op de steun van de vier overige onderwijskrachten te kunnen rekenen, het zond de kinderen naar huis en het sloot de school. W eer greep de Beauftragte in: hij eiste intrekking van het schorsingsbesluit. Dat werd geweigerd. Twee bestuursleden werden gearresteerd en kregen dezelfde eis opnieuw te horen. W éér weigerden zij.1 Toen was het geduld van de Beauftragte uitgeput: hij dwong de resterende bestuursleden, de ouders der scholieren mee te delen dat de school op zaterdag 7 februari weer geopend zou worden, zette het bestuur a f en benoemde een relatie van Rost van Tonningen, donateur van de N S B en begunstigend lid van de Nederlandse SS, tot ‘Kommissar’. Uiteraard had de Beauftragte hier geen bevoegdheid toe: het benoemen van gemachtigden was nu juist een taak van van Dam geworden.

Toen de school zaterdagochtend heropend werd, waren behalve de N S B ’er alle leerkrachten afwezig en van de bijna honderdzeventig leerlingen waren slechts dertig present; de N S B ’er zond hen naar huis. De ouders van een kleine honderdveertig leerlingen hadden zich dus met het bestuur en de leerkrachten solidair verklaard. Hoe ver zou de Duitse wraak gaan?

Van de gereformeerde ouders kerkten velen bij ds. J. Overduin in de Oosterkerk. Verscheidenen hunner waren hem in de voorafgaande dagen om advies komen vragen. ‘Ik kon’, schreef hij later, ‘maar één antwoord geven: ‘Onder geen voorwaarde uw kinderen uitleveren aan een verrader en vijand.’2 Maar hij besefte dat zijn kerkgangers ruggesteun nodig hadden. W aar en wanneer kon hij die beter geven dan in de eerstvolgende dienst, zondag 8 februari - de dag waarop in alle gereformeerde en hervormde kerken voor het behoud van het christehjk onderwijs gebeden zou worden? ‘ Omdat mijn vrouw ’, zo schreef hij later,

‘direct bij de eventuele gevolgen betrokken was, heb ik enkele dagen voor de bewuste zondag . . . haar gevraagd, o f zij het goed vond dat ik een zeer concreet en zeker geluid zou laten horen van de preekstoel, en o f zij bereid was, de moge­

1 Beiden werden twee maanden in Arnhem gevangen gehouden en toen zonder enig verhoor ontslagen. 2 J. Overduin: Hel en hemel van Dachau (z.j.), p. 33.

H E T S C H O O L C O N F L I C T I N A R N H E M

lijke onaangename gevolgen van mijn gevangenschap te dragen. Het korte ant­ woord: ‘Wij hebben vandaag mannen nodig en geen lafaards’, was voor mij voldoende.’

Als tekst koos ds. Overduin Mattheiis j : 10 en n : ‘Zalig zijt gij als u de mensen smaden en vervolgen, en liegende alle kwaad tegen u spreken om Mijnentwil. Verbhjdt en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben zij vervolgd de Profeten die vóór u geweest zijn.’ In de Oosterkerk, nog voor hij met zijn preek begon, zag de predikant een hem bekende N S B ’er in gezelschap van een man van de Sicherheitspolizei binnen­ stappen. ‘N u wist ik zeker, dat gaat voor mij verkeerd. Ik bad God om sterkte en getrouwheid om de preek uit te spreken, zonder weglating van de gevaarhjke passages. De Here nam alle vrees en zenuwachtigheid weg en ik kon preken met overtuiging en vrijmoedigheid.’1

‘Het is tegen ons geweten’ , aldus de passage waar het op aankwam, ‘een school die geen christelijke school der ouders meer is, te erkennen en daar onze kinderen heen te zenden, omdat het tegen onze doopbelofte is en tegen het Woord Gods. Het is beter dat we beven voor het Woord des Heren dan voor het woord van mensen, hoe machtig die ook kunnen zijn.’

Het offer dat van de kerkgangers gevraagd kon worden, plaatste ds. Overduin in een breed bijbels en historisch perspectief:

‘Wij voelen ons één met alle gelovigen, alle martelaren uit alle eeuwen, wij reiken de hand aan alle profeten die over deze tijd van druk en ellende heenzagen naar het onvergankelijk koninkrijk, dat als een loon der genade in de hemelen voor ons bewaard blijft’

-en alsof dit nog niet inspirer-end g-enoeg was, liet hij de di-enst eindig-en met het staande zingen van:

‘Gods Woord houdt stand in eeuwigheid en zal geen duimbreed wijken.

Beef satan! Hij, Die ons geleidt, zal u de vaan doen strijken! D elf vrouw en kind’ren ’t graf, neem goed en bloed ons af, het brengt u geen gewin: wij gaan ten hemel in en erven koninkrijken!’ 2

1 A.v., p. 34-35- 2 A .v., p. 36-37.

N o g diezelfde dag werd ds. Overduin gearresteerd.1

De volgende dag, maandag 9 februari, werden de nog in vrijheid zijnde be- stuurs- en de vier weigerachtige personeelsleden van de van Löben Sels-school bij de Sicherheitspolizei ontboden. Geëist werd dat zij van hun besluiten terug zouden komen. Dat werd geweigerd. De personeelsleden kregen vervolgens vier-en-twintig uur bedenktijd; verschenen zij dan niet op school, dan zou dat als ‘sabotage’ gelden. Daar stond de doodstraf op.

Eer de vier-en-twintig uur om waren, greep van Dams departement in. Het in Arnhem woonachtige anti-revolutionaire oud-Kamerlid H. J. W . A. Meijerink had er Noordijk van weten te overtuigen dat de Beauftragte in Arnhem ver zijn boekje te buiten gegaan was. Noordijk deed de Sicherheits­ polizei telefonisch weten dat hij de zaak overnam. Was hiermee de ergste crisis bezworen, het feit bleef bestaan dat bestuur, leerkrachten en ouders over het algemeen in een treffende solidariteit stand gehouden hadden.2 Het gebeurde te Arnhem maakte vooral in de kringen van de Schoolraad diepe indruk - en opnieuw bleek het nodig dat de voormannen van de Schoolraad volhielden, want Aalders, de voorzitter van de Vereniging voor Christehjk Volksonderwijs, was weer gaan aarzelen. Van Dam had hem verzekerd dat hij er niet aan dacht, van zijn nieuwe bevoegdheden een ge­ bruik te maken dat het protestants onderwijs voor het hoofd zou stoten. Op 17 februari voerde Aalders, gehjk al vermeld, het woord in de audiëntie bij Seyss-Inquart, op 19 februari stuurde hij van Dam, buiten zijn eigen bestuur en buiten de Schoolraad om, een vertrouwelijke brief waarin stond dat hij samen met van Dam naar ‘een redelijke oplossing’ wilde zoeken.

1 Hij werd na een maand naar het concentratiekamp Amersfoort overgebracht, vandaar in juni '42 naar Dachau; in oktober '43 kon hij naar Nederland terugkeren. 2 W ij vermelden hier de afloop. Noordijk deed zijn best, het bestuur tot een com­ promis te bewegen waarbij de schorsing van de N S B ’er opgeheven werd. Het bestuur weigerde. Medio maart werd het vervangen door Rost van Tonningens relatie die nu in plaats van ‘Kommissar’ ‘gemachtigde’ werd. De vier ‘goede’ leer­ krachten weigerden, onder de gemachtigde in dienst te blijven. Toen deze medio april de school heropende, waren alleen de N S B ’er en twintig leerlingen aanwezig. De N S B ’er werd spoedig inspecteur in een schooldistrict in Groningen, de school werd per 1 augustus opgeheven en de ouders kregen toen officieel verlof, hun kinderen te laten inschrijven bij de andere scholen waar de meesten dier kinderen al sinds februari o f maart de lessen volgden.

Een conflict dat met dat aan de van Löben Selsschool te vergelijken is, heeft zich in ongeveer dezelfde periode (de crisis valt een maand later: begin maart '42) aan de christelijke lagere school aan de Hazenkampseweg te Nijmegen voorgedaan. Daar werd evenwel door de ouders niet dezelfde mate van solidariteit betoond als in Arnhem. Ook dit conflict is door de Pater met grote nauwkeurigheid beschreven. (J. C. H. de Pater: Het Schoolverzet, p. 224-57)

D E V O O R M A N N E N V A N H E T S C H O O L V E R Z E T G E A R R E S T E E R D

Een week later, 26 februari, kwam het hoofdbestuur van de Vereniging

In document 1939-1945 D E E L (pagina 116-138)