• No results found

Samenwerking tussen de kernactoren

1 Het organisatienetwerk

Wanneer verschillende organisaties dienen samen te werken is er nood aan afstemming en organisatie. Dit kan via verschillende vormen en in meer of minder verregaande mate worden georganiseerd. De dimensies van het organisatienetwerk worden hierbij als raamwerk gebruikt.

Een organisatienetwerk wordt gedefinieerd als “een productiesysteem van minstens drie organisaties die samen iets produceren dat een enkele organisatie op zichzelf niet kan produceren” (van den Oord, Cambré

& Kenis, 2017). Zowel de hulpverleners van de verschillende organisaties als de coördinerende organisaties dienen op elkaar te worden afgestemd. Hieronder worden de vier centrale dimensies van een organisatienetwerk kort besproken, aangevuld met enkele andere raamwerken.11

1.1 Het netwerkdoel: de taak van het netwerk

Het netwerkdoel van een netwerkorganisatie wordt als volgt gedefinieerd: “Het netwerkdoel is een taak die geen van de afzonderlijke organisaties alleen kan uitvoeren. Een organisatienetwerk is dus een organisatievorm specifiek opgericht om een bepaalde taak te realiseren, waarbij je de middelen, competenties en professionals van meerdere organisaties nodig hebt. Deze taak van het netwerk wordt

11 Dit onderdeel is gebaseerd op hoofdstuk 3 uit ‘Onbezorgd: naar een geïntegreerd gezondheidssysteem’ (Van Hootegem & Dessers, 2017).

gekenmerkt door complexiteit en verscheidenheid. Dit houdt in dat meerdere organisaties samen moeten werken om de taak uit te voeren” (van den Oord et al., 2017).

De auteurs geven een extra moeilijkheid aan, met name dat het gemeenschappelijk doel maar gedeeltelijk overeenkomt met de organisatiedoelen van de aparte organisaties in het netwerk. Dit zorgt voor een spanning tussen de eigen doelstelling en de doelstelling van het organisatienetwerk.

1.2 Netwerkdifferentiatie: de compositie van het netwerk

Een organisatienetwerk bestaat uit verschillende middelen, attitudes, percepties, competenties…, verspreid over de verschillende organisaties. Het is een uitdaging om een evenwicht te zoeken op vlak van de verschillen in normen en waarden en op vlak van het delen van informatie, kennis en expertise. Naast de distributie van middelen en competenties, bestaat een organisatienetwerk ook uit de onderlinge relaties tussen zowel de hulpverleners als de organisaties. Hoe sterker de relaties en hoe beter de hulpverleners en organisaties elkaar kennen, hoe makkelijker de samenwerking kan verlopen.

1.3 Netwerkintegratie

De netwerkintegratie betreft de nood aan coördinatie: er worden afspraken gemaakt en verantwoordelijk-heden bepaald. Dergelijke coördinatie op dienstverleningsniveau zorgt zowel voor betere resultaten voor de doelgroep als voor een beter gebruik van de beschikbare middelen (OECD, 2015). In wat volgt worden drie verschillende conceptualiseringen van integratie besproken.

De OESO maakt een opdeling in verticale en horizontale integratie. Het eerste gaat over het coördineren en samenbrengen van verschillende hiërarchische niveaus. Het laatste betreft het samenbrengen van verschillende organisaties en diensten overheen sectoren. Er worden drie types van horizontale integratie onderscheiden (steeds een hoger niveau van integratie):

 Collocatie: alle diensten op één locatie. Dit vermindert de complexiteit, is minder tijdsintensief en gaat gepaard met minder reistijd en -kosten. Ook zorgt het voor een hogere toegankelijkheid en promoot het de samenwerking tussen de partners.

 Collaboratie: samenwerking tussen diensten door informatiedeling, trainingen en het creëren van een netwerk van diensten. Meer kennis over het aanbod van andere diensten zorgt voor betere doorverwijzingen en kan de gaten dichten tussen de diensten voor de gebruikers.

 Co-operatie: de combinatie van werken op één locatie en een goede communicatie. Dergelijke goede samenwerking kan de kosten verminderen doordat geen dubbel werk door verschillende diensten wordt gedaan. Het identificeren en beantwoorden van de noden van de cliënt kan sneller en efficiënter verlopen (OECD, 2015).

Samenwerking tussen de kernactoren

diensten samenbrengt. Hierbij worden relaties en processen tussen de verschillende diensten tot stand gebracht, maar de werking van de aparte diensten blijft centraal staan. Gedeelde informatiesystemen en trainingen over de werkingen van de andere diensten behoren eveneens tot dit niveau. Het laatste niveau, full integration, houdt de consolidatie van diensten in waarbij nieuwe programma’s of teams met hulpverleners vanuit verschillende diensten worden gecreëerd (bv. multidisciplinaire teams die samenwerken in functie van een gemeenschappelijk doel). Deze drie kunnen op een continuüm geplaatst worden van beperkte naar sterke integratie. Wel moet worden benadrukt dat volledige integratie niet hetzelfde is als fusie. Bij volledige integratie kunnen de bestaande organisaties blijven bestaan.

Een laatste opdeling houdt ten slotte vier types van integratie in: de integratie van organisaties, van hulpverleners, van dienstverlening en van ondersteuningssystemen. Bij elk type kan een al dan niet verregaande vorm van samenwerking plaatsvinden:

 Integratie van organisaties: formele verbinding tussen de organisaties, vooraf bepaalde trajecten (zorgpaden), organisatiebeleid, cultuur, leiderschapsstijl…;

 Integratie van hulpverleners: multidisciplinaire teams, verdeling van rollen en taken tussen de hulpverleners, trainingen, delen van informatie via overlegmomenten, breed perspectief van hulpverleners gericht op de problematiek van de cliënt;

 Integratie van dienstverlening: gedeelde infrastructuur, gemeenschappelijke (vaak wetenschappelijk onderbouwde) richtlijnen, participatie van cliënt, casemanagement…;

 Integratie van ondersteuningssystemen: IT-systeem voor digitale communicatie met andere hulpverleners en het uitwisselen van geregistreerde informatie, monitoren van de hulpverlening, digitale ondersteuningstools voor cliënten… (Dhondt et al., 2017).

1.4 Netwerksturing: de leiding van het netwerk

Netwerksturing is “het beheersen, controleren, sturen of sterk beïnvloeden van netwerkactiviteiten door middel van strategische besluitvorming zonder soevereine macht zoals formele autoriteit op basis van hiërarchie (gezag). Netwerksturing is daarmee een proces om over de belemmeringen van een doelgericht, gezamenlijk en gecoördineerd samenspel van meerdere organisaties heen te komen.” (van den Oord et al., 2017).

Er kunnen drie basisvormen worden onderscheiden (Kenis & Provan, 2008)::

 Zelfregulerend netwerk: het netwerk wordt gezamenlijk aangestuurd (participatie van alle partijen);

 Leiderorganisatienetwerk: het netwerk wordt aangestuurd door een leidende organisatie (één lid van het netwerk coördineert de activiteiten);

 Netwerk administratieve organisatie: er wordt een aparte administratieve organisatie opgericht voor de aansturing (afzonderlijke entiteit coördineert de activiteiten, geen lid van het netwerk).

1.5 Conclusie

Het GBO kan opgevat worden als een organisatienetwerk om te komen tot een meer geïntegreerde dienstverlening in functie van een gemeenschappelijke doelstelling: het tegengaan van onderbescherming en het verhogen van de toegankelijkheid van de dienstverlening. Die integratie kan op verschillende

manieren gebeuren en ook de mate van integratie kan verschillen. Zo kan er bijvoorbeeld ingezet worden op het gebruik van gemeenschappelijke ICT of procedures, maar tevens op het ontwikkelen van nieuwe programma’s door nieuwe teams. De aansturing van de netwerkorganisatie kan op verschillende manieren gebeuren. We hanteren deze concepten om de realiteit van de GBO-projecten beter te kunnen beschrijven.