• No results found

3 REGELING VAN HET EINDEXAMEN

3.2 Het eindexamen

3.2.1 Het eindexamen bestaat uit:

a. het schoolexamen (SE);

b. het centraal examen (CE);

3.2.2 Het schoolexamen bestaat uit:

a. toetsen met open en gesloten vragen;

b. praktische opdrachten;

c. handelingsdeel.

3.2.3 De toetsen die meetellen voor het schoolexamen worden afgenomen in de leerjaren havo 4 en havo 5.

3.2.4 De schoolexamen toetsen dienen afgenomen te worden voor het centraal examen.

3.2.5 De cijfers voor het schoolexamen, behaald voor een vak, staan vast op het moment dat de cijfers opgestuurd worden aan de inspectie.

3.2.6 Leerlingen zonder wiskunde in hun pakket maken een rekentoets. Dit jaar geldt dit zowel voor havo 4 als havo 5.

3.2.7 Het profielwerkstuk wordt gestart in het voorlaatste leerjaar en afgerond in het examenjaar.

Bij de start van het profielwerkstuk krijgen de leerlingen een boekje met daarin de omschrijving van de eisen waaraan het profielwerkstuk moet voldoen. In dit boekje is een overzicht opgenomen van belangrijke data waarop de verschillende fases van het werk afgerond moeten zijn. Tevens is een beoordelingsmodel met het aantal te behalen punten per fase opgenomen.

13

3.3 Schoolexamen (SE)

3.3.1 Het schoolexamen in een vak bestaat uit het afnemen van schriftelijke toetsen met open en / of gesloten vragen, mondelinge toetsen, luistertoetsen, praktische opdrachten en evt.

handelingsdelen.

De toetsen in een vak beslaan tezamen de stof waarover het schoolexamen zich ingevolge het eindexamenprogramma uitstrekt.

3.3.2 Het schoolexamen wordt tenminste één week voor de aanvang van het centraal examen afgesloten.

3.3.3 De schriftelijke schoolexamens worden tijdens een les of aan het einde van een periode in de daarvoor vastgestelde toetsweek afgenomen.

3.3.4 Praktische opdrachten en af te sluiten handelingsdelen worden niet in de toetsweek afgerond.

Alle handelingsdelen en praktische opdrachten krijgen een inleverdatum (deadline) mee.

3.3.5 Praktische opdrachten worden beoordeeld met een cijfer. Handelingsdelen worden beoordeeld met onvoldoende, voldoende of goed.

3.3.6 In het geval dat het handelingsdeel of praktische opdracht op de datum van de deadline niet aanwezig is of onvoldoende, dan moet de herkansing van de betrokken periode ingezet worden om het handelingsdeel alsnog voldoende te kunnen afronden. In overleg met de docent wordt er een nieuwe inleverdatum vastgesteld.

Hierover worden de ouders/verzorgers van de kandidaat geïnformeerd. Indien de kandidaat, na alle maatregelen zoals in de procedure rondom handelingsdelen gemeld, in gebreke blijft, treedt art.1.4.2 in werking.

3.3.7 Het vak lichamelijke opvoeding wordt beoordeeld met voldoende of goed. Dit geldt ook voor de modules in het geheel vrije deel.

3.3.8 Het combicijfer is het rekenkundig gemiddelde van de cijfers voor het profielwerkstuk;

godsdienst, CKV en maatschappijleer.

3.3.9 Van iedere beoordeling die bij het bepalen van het eindoordeel over het werk van een

kandidaat meetelt, stelt de examinator de kandidaat zo spoedig mogelijk in kennis en geeft de kandidaat het gecorrigeerde schriftelijke werk ter inzage.

3.3.10 Is een kandidaat het niet eens met het hem toegekende cijfer, dan tekent hij binnen drie werkdagen nadat de beoordeling aan hem is meegedeeld en hij het werk ter inzage heeft gehad bezwaar aan bij de betrokken examinator. Bij blijvend verschil van mening richt de kandidaat zich tot zijn teamleider (als lid van de examencommissie). Komt men hierna nog niet tot overeenstemming, dan wendt de kandidaat zich tot de directeur.

3.3.11 De examinator bepaalt aan de hand van de beoordelingen bedoeld onder 3.3.9. het cijfer van het schoolexamen;

3.3.12 De examinator levert de cijfers voor het schoolexamen tenminste één week voor de aanvang van het centraal examen in bij de teamleider.

3.3.13. Indien en voor zover het schoolexamen in een vak op schriftelijke wijze plaatsvindt, worden de opgaven, het werk van de kandidaten, de beoordelingsnormen en de voor elk werk toegekende cijfers bewaard gedurende tenminste zes maanden na afloop van het centraal examen.

3.3.14 Indien en voor zover het schoolexamen in een vak op mondelinge wijze plaatsvindt, kan dit geschieden in aanwezigheid van andere kandidaten die in hetzelfde vak centraal examen afleggen. Er wordt van de toets een geluidsopname gemaakt en een beoordelingsformulier ingevuld. Dit wordt door de examinator bewaard. In incidentele gevallen kan het

mondelinge schoolonderzoek bijgewoond worden door een gecommitteerde na overleg met de directeur.

3.3.15 De examinator drukt zijn oordeel over kennis, inzicht en vaardigheid van een kandidaat voor elk vak uit in een cijfer voor het schoolexamen. Voor vakken met een centraal examen gebruikt hij een schaal van cijfers lopende van 1 t/m 10 met de daartussen liggende cijfers met één decimaal.

Voor vakken zonder centraal examen is het cijfer voor het schoolexamen het gewogen gemiddelde van de beoordelingen, die voor toetsen van schoolexamens aan de kandidaat zijn gegeven. Deze beoordeling wordt uitgedrukt in een geheel cijfer. De afronding wordt bepaald door twee decimalen nauwkeurig. (6,46 wordt 6,5; afgerond naar 7)

Voor de berekening van het combinatiecijfer worden de op de cijferlijst vermelde afgeronde cijfers (bestaande uit gehele getallen) gemiddeld. Vervolgens wordt het gemiddelde weer

14

afgerond op het nabij liggende gehele getal, zoals dat ook gebruikelijk is bij de bepaling van het centraal examen (5,5 wordt 6 en 5,45 wordt 5).

3.3.16 Indien een kandidaat in een vak door twee of meer leraren is geëxamineerd, bepalen deze leraren in onderling overleg het cijfer voor het schoolexamen. Kunnen zij niet tot

overeenstemming komen, dan wordt het cijfer bepaald op het rekenkundig gemiddelde van de beoordelingen door ieder van hen. Indien een gemiddelde als bedoeld in dit lid, een cijfer met twee decimalen of meer is, wordt dit cijfer afgerond op de eerste decimaal, met dien verstande dat deze decimaal met 1 wordt verhoogd indien de tweede decimaal zonder afronding 5 of hoger is.

3.3.17 De resultaten van de toetsen die meetellen voor het schoolexamen van een kandidaat worden verzameld in het examendossier van de kandidaat.

3.3.18 De teamleider is verantwoordelijk voor een goede administratie van de behaalde

resultaten in het examendossier. De betreffende examenkandidaten vergewissen zich ervan dat deze cijfers juist zijn geregistreerd.

3.3.19 In het PTA is vermeld welke hulpmiddelen per vak zijn toegestaan. Daar waar niets vermeld staat, wordt uitgegaan van het standaardpakket dat toegestaan is bij het Centraal Examen.

3.4 Herkansing

3.4.1 Na een proefwerkweek heeft een kandidaat het recht op één herkansing van een SE toets uit deze proefwerkweek naar eigen keuze. De leerling mag in de loop van het schooljaar nog één extra SE toets uit een proefwerkweek naar keuze herkansen, mits deze SE toets niet eerder herkanst is.

Bij een herkansing geldt het hoogst behaalde cijfer. Voor data herkansingen: zie belangrijke data in PTA. De herkansingen na periode vier vinden enkele dagen na de toetsweek plaats.

Mondelinge examens en alle toetsen die buiten de proefwerkweek zijn afgenomen, zijn niet herkansbaar, behalve als in het PTA is opgenomen dat ze wel herkansbaar zijn.

3.4.2

Bij afwezigheid door officieel op tijd gemelde ziekte of andere legale reden mag de toets alsnog gemaakt worden, maar deze zelfde toets mag niet meer herkanst worden voor die periode. De extra herkansing aan het einde van het jaar mag wel ingezet worden om deze toets te herkansen.

Indien sprake is van een dringende reden, kan een verzoek tot herkansing als vervolg op het ingehaalde examenonderdeel worden ingediend bij de directeur. Dit verzoek is gemotiveerd en wordt ondersteund door een verklaring (bij ziekte bijv. een verklaring van een arts). Een dergelijk verzoek wordt binnen een week na het verzuimde examenonderdeel ingediend.

NB: Als gevolg van de coronacrisis krijgen de leerlingen uit 5H in 2020-2021 één extra jaarherkansing over een schoolexamentoets uit 2019-2020. Deze toets mag niet eerder herkanst zijn. De herkansing vindt plaats aan het begin van periode 2 in 2020-2021.

3.4.3

Als gevolg van onvoorziene extra overheidsmaatregelen ter bestrijding van covid-19 krijgen leerlingen het recht op een extra herkansing over een schoolexamentoets uit periode 2 van het schooljaar 2020-2021. Dit betekent dat de leerlingen twee schoolexamentoetsen uit periode 2 van het schooljaar 2020-2021 mogen herkansen. Beide herkansingen vinden plaats op 05-03-2021.

3.5 Absentie en te laat komen

3.5.1 Indien een kandidaat om een geldige reden, ter beoordeling van de teamleider, is verhinderd aan het schoolexamen of een gedeelte daarvan deel te nemen, wordt hem de gelegenheid gegeven deze toets alsnog af te leggen.

De kandidaat legt de reden van verhindering ruim voor het moment van toetsing ter beoordeling voor aan de teamleider. De afmelding vindt uiterlijk op de dag van het schoolexamen tussen 08.00-08.30 uur plaats bij de teamleider. Een schriftelijke verklaring van de ouders/verzorgers bevestigt de verhindering.

3.5.2 In geval van ongeoorloofde absentie wordt artikel 1.4 gehanteerd.

3.5.3 Een kandidaat die te laat komt, mag uiterlijk tot een half uur na de aanvang van de zitting tot het examenlokaal toegelaten worden. Hij levert zijn werk in op het tijdstip dat is

aangegeven voor het einde van de zitting. Bij luistertoetsen wordt een kandidaat die te laat is niet meer toegelaten. In dat geval valt de toets onder de herkansingsregeling.

15

4 HET CENTRAAL EXAMEN

4.1 De Minister van onderwijs wijst voor de school een of meer gecommitteerden aan. De aanwijzing geldt tot de afloop van de herkansing.

4.2 Het centraal examen kent drie tijdvakken: het eerste, het tweede en het derde tijdvak.

4.3 Opgave kandidaten centraal examen

4.3.1 De directeur deelt jaarlijks voor 1 november aan de Dienst Uitvoering Onderwijs mede hoeveel kandidaten in elk vak aan het centraal examen in het eerste tijdvak zullen deelnemen.

4.3.2 De directeur zendt jaarlijks tenminste drie dagen voor de aanvang van de centrale examens in het eerste en tweede tijdvak aan de inspectie een lijst waarop voor iedere kandidaat vermeld staat in welke vakken hij centraal examen zal afleggen en waarop is aangegeven welke cijfers de kandidaat voor het schoolexamen heeft behaald.

4.3.3 Onmiddellijk na afloop van het eerste onderscheidenlijk het tweede tijdvak zendt de directeur aan de Dienst Uitvoering Onderwijs een lijst waarop voor ieder vak is aangegeven welke kandidaten aan het centraal examen in dat vak zullen deelnemen aan het tweede resp. derde tijdvak.

4.4 Regels omtrent het centraal examen

4.4.1 De Dienst Uitvoering Onderwijs zorgt ervoor dat de opgaven, de beoordelingsnormen en de door de Centrale Examencommissie Vaststelling Opgaven, gegeven regels tijdig worden verzonden aan de directeur van de school.

4.4.2 De directeur zorgt ervoor, dat de opgaven voor het centraal examen geheim blijven tot de aanvang van de toets waarbij deze opgaven aan de kandidaten worden voorgelegd.

4.4.3 Tijdens een toets van het centraal examen worden aan de kandidaten geen mededelingen van welke aard ook, aangaande de opgaven gedaan.

4.4.4 De directeur draagt er zorg voor dat het nodige toezicht bij het centraal examen wordt uitgeoefend.

4.4.5 Zij die toezicht hebben gehouden, maken een proces-verbaal op. Zij leveren dit in bij de directeur samen met het gemaakte examenwerk.

4.4.6 Een kandidaat die te laat komt, mag tot uiterlijk een half uur na de aanvang van de toets tot die toets worden toegelaten.

4.4.7 De aan de kandidaten voorgelegde opgaven voor een toets van het centraal examen blijven in het examenlokaal tot het einde van die toets.

4.4.8 Een kandidaat die tijdens een zitting onwel wordt, kan onder begeleiding het examenlokaal verlaten. In overleg met de kandidaat beoordeelt de directeur of de door hem aangewezen persoon of de kandidaat na enige tijd het werk kan hervatten.

4.5 Correctie centraal examen

4.5.1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, een correctiemodel en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator in het desbetreffende vak.

Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past bij zijn beoordeling de normen toe alsmede de regels voor het bepalen van de cijfers die zijn voorgeschreven door de commissie, bedoeld in punt 4.4.1.

4.5.2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de cijfers, bedoeld in het eerste lid, onverwijld aan de betrokken gecommitteerde toekomen.

4.5.3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past bij zijn beoordeling de regels voor het bepalen van de cijfers, bedoeld in het eerste lid, toe.

4.5.4 De Minister van onderwijs kan nadere voorschriften geven voor de uitvoering van de

16

voorgaande leden.

4.5.5 De Minister van onderwijs kan bepalen, dat in verband met de aard van de opgaven, ter vermijding van overbelasting van de gecommitteerden dan wel ter versnelling van de examenprocedure wordt afgeweken van de overige leden van dit artikel en van punt 4.6.

4.6 Vaststelling cijfer centraal examen

4.6.1 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg de score voor het centraal examen vast.

4.6.2 Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde

gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.

4.7 Niet op regelmatige wijze afgenomen centraal examen

4.7.1 Indien het centraal examen naar het oordeel van de inspectie niet op regelmatige wijze heeft plaats gehad kan zij besluiten dat het geheel of gedeeltelijk voor een of meer kandidaten opnieuw wordt afgenomen.

4.7.2 De inspectie bepaalt op welke wijze en door wie het examen zal worden afgenomen.

4.8 Onvoorziene omstandigheden centraal examen

Indien door onvoorziene omstandigheden het centraal examen in één of meer vakken aan één of meer scholen niet op de voorgeschreven wijze kan worden afgenomen, beslist de Minister van onderwijs hoe alsdan moet worden gehandeld.

4.9 Verhindering centraal examen (absentie en te laat komen)

4.9.1 Een kandidaat die te laat komt, mag uiterlijk tot een half uur na de aanvang van de zitting tot het examenlokaal toegelaten worden. Hij levert zijn werk in op het tijdstip dat is aangegeven voor het einde van de zitting.

4.9.2 Indien een kandidaat om een geldige reden ter beoordeling van de directeur is verhinderd bij één of meer toetsen in het eerste tijdvak tegenwoordig te zijn, wordt hem in het tweede tijdvak de gelegenheid gegeven het centraal examen op ten hoogste twee toetsen per dag te voltooien.

4.9.3 Indien een kandidaat in het tweede tijdvak evenzeer verhinderd is, of wanneer hij het centraal examen in het tweede tijdvak niet kan voltooien, wordt hij in de gelegenheid gesteld in het derde tijdvak ten overstaan van de staatsexamencommissie zijn eindexamen te voltooien.

4.9.4 De kandidaat meldt zich zo spoedig mogelijk door tussenkomst van de directeur aan bij de voorzitter van de desbetreffende staatsexamencommissie. In dat geval deelt de directeur aan de commissie mede welke cijfers de kandidaat voor het schoolexamen en het eventueel reeds afgelegde gedeelte van het centraal examen heeft behaald, alsmede, wanneer dat zich voordoet:

a. dat ten behoeve van de kandidaat op grond van punt 6.1.2/6.1.3, toestemming is verleend dat met betrekking tot het vak Nederlandse taal en letterkunde dan wel tot het vak Nederlandse taal of tot enig ander vak, waarbij het gebruik van de

Nederlandse taal van overwegende betekenis is, wordt afgeweken van de voorschriften gegeven bij of krachtens dit besluit;

b. dat ten behoeve van de gehandicapte kandidaat op grond van punt 6.1.1, toestemming is verleend dat hij het centraal examen geheel of gedeeltelijk aflegt op een wijze die is aangepast aan zijn mogelijkheden.

4.9.5 Na afloop van het derde tijdvak deelt de staatsexamencommissie het resultaat mede aan de directeur.

17

5 UITSLAG, HERKANSING EN DIPLOMERING 5.1 Eindcijfer eindexamen

5.1.1 Het eindcijfer voor alle vakken van het eindexamen wordt uitgedrukt in een geheel cijfer uit de reeks 1 tot en met 10.

5.1.2 De examinator bepaalt het eindcijfer voor een vak op het rekenkundig gemiddelde van het cijfer voor het schoolexamen en het cijfer voor het centraal examen. Is dit gemiddelde niet een geheel getal, dan wordt het getal indien het eerste cijfer achter de komma een 4 of lager is, naar beneden afgerond en indien dat cijfer een 5 of hoger is, naar boven afgerond.

5.1.3 Indien in een vak alleen een schoolexamen is gehouden is het cijfer voor het schoolexamen tevens het eindcijfer.

5.1.4 Het cijfer van de rekentoets, gemaakt door leerlingen zonder wiskunde in hun pakket, weegt niet mee in de zak- slaagregeling. De toets moet echter wel gemaakt zijn.

5.2 Vaststelling uitslag

5.2.1 De directeur en de secretaris van het eindexamen stellen de uitslag vast met inachtneming van het bepaalde in punt 5.3.

5.2.2 De directeur en de secretaris van het eindexamen stellen uit alle eindcijfers van de vakken waarin de kandidaat examen heeft afgelegd een lijst op, zodanig dat de op deze lijst vermelde vakken een eindexamen vormen.

5.2.3 Indien de kandidaat slechts kan slagen bij een bepaalde keuze uit eindcijfers volgens twee programma's in een of meer vakken, betrekken de directeur en de secretaris van het

eindexamen die eindcijfers bij de bepaling van de uitslag, die de kandidaat nodig heeft om te kunnen slagen. Indien er meerdere keuzen mogelijk zijn stellen de directeur en de secretaris van het eindexamen de kandidaat een keuze uit eindcijfers voor. De keuze is definitief wanneer de kandidaat niet binnen vier dagen heeft medegedeeld dat een andere keuze gemaakt moet worden.

5.3 Uitslag

5.3.1 Een kandidaat is geslaagd indien:

a. het rekenkundig gemiddelde van de bij het centraal examen behaalde cijfers ten minste 5,5 is;b. LO is beoordeeld met ‘voldoende’ of ‘goed’;

c. er maximaal één eindcijfer 5 voor de kernvakken Nederlands, Engels en wiskunde is behaald;

d.- alle eindcijfers 6 of hoger zijn, of;

- er 1x5 is behaald en voor de overige vakken een 6 of hoger, of;

- er 1x4 of 2x5 of 1x5 en 1x4 is behaald en voor de overige vakken een 6 of hoger, waarbij het gemiddelde van de eindcijfers tenminste 6.0 is;

- geen eindcijfer is 3 of lager.

e: combinatiecijfer: cijfers voor maatschappijleer, CKV, het profielwerkstuk en godsdienst maken deel uit van het combinatiecijfer.

Een eindcijfer van een drie of lager op de cijferlijst betekent dat de leerling niet geslaagd is.

Dit geldt ook voor de verschillende onderdelen die meewegen in het combinatiecijfer.

5.3.2 De kandidaat die deeleindexamen heeft afgelegd, is geslaagd voor dat deelexamen, indien hij voor het desbetreffende vak een eindcijfer 6 of meer heeft behaald.

5.3.3 De kandidaat, die eindexamen dan wel deeleindexamen heeft afgelegd en die niet voldoet aan de voorwaarden is afgewezen, behoudens de mogelijkheid tot herkansing, bedoeld in punt 5.4.

5.3.4 Zodra de uitslag ingevolge het eerste, tweede dan wel derde lid is vastgesteld, maakt de directeur deze tezamen met de eindcijfers schriftelijk aan iedere kandidaat bekend, onder mededeling van het bepaalde in 5.4. De in de eerste volzin bedoelde uitslag is de definitieve uitslag indien artikel 5.4, eerste lid, geen toepassing vindt.

18

5.3.5 De kandidaat is geslaagd voor het eindexamen havo met toekenning van het judicium cum laude indien zijn examen voldoet aan de volgende voorschriften:

a. ten minste het gemiddelde eindcijfer 8,0 berekend op basis van de eindcijfers voor:

- de vakken in het gemeenschappelijk deel van het profiel, het eindcijfer van het combicijfer en de vakken van het profieldeel, en - het vak uit het vrije deel waarvoor het hoogste cijfer is vastgesteld, en b. de kwalificatie voldoende voor LO.

5.4 Herkansing

5.4.1 De kandidaat heeft voor één vak waarin hij reeds examen heeft afgelegd, nadat de uitslag volgens artikel 5.3 is vastgesteld het recht in het tweede tijdvak, of indien artikel 4.9, eerste

5.4.1 De kandidaat heeft voor één vak waarin hij reeds examen heeft afgelegd, nadat de uitslag volgens artikel 5.3 is vastgesteld het recht in het tweede tijdvak, of indien artikel 4.9, eerste