• No results found

landschap en landbouw van 1500 tot het heden

3.5 Het economische land- land-schap van de 21e eeuw

In 1995 werd door de landbouworganisaties een nieuw verzoek tot landinrichting –voormalig ruilver-kaveling- ingediend voor het Kromme Rijngebied. De aanleiding voor deze aanvraag was de matige verkavelingssituatie: er was een relatief hoog aantal percelen per bedrijf, de percelen lagen relatief ver weg van het bedrijf en hadden een onpraktische

152 RCE, 2010.

werden voor een aantal landbouwpro-ducten gegarandeerde minimumprij-zen ingevoerd. De eerste doelstelling -voedselveiligheid- was behaald, maar er ontstonden flinke overschotten. De overschotten vormden een verstoring van de Europese markt en werden met grote exportsubsidies afgezet op de wereldmarkt.150 Niet alleen de Euro-pese markt werd verstoord, het beleid leidde tot sterk stijgende kosten en on-evenwichtige prijsverhoudingen. Daar-naast had de sterke productiegroei ook andere negatieve effecten zoals mest-overschotten.

Vanaf 1984 werd de melkquotering ingevoerd om overproductie tegen te gaan. Vanaf dit moment werd ook het GLB drastisch veranderd. De prijs-steun werd afgebouwd en vervangen voor directe subsidies voor landbouwers. In deze periode werd de landbouw aangespoord milieubewuster te pro-duceren, waarbij steeds meer werd gelet op de leef-omgeving.151 Aan het begin van de eenentwintigste eeuw wordt er naast markt-, prijs- en inkomens-beleid (pijler 1) een nieuw pijler toegevoegd die gericht is op plattelandsontwikkeling (pijler 2). Dit Europese plattelandsbeleid richtte zich op verschil-lende aspecten die met de landbouw gemoeid zijn: innovatie en versterking van de concurrentiekracht, verbreding van landbouwactiviteiten, bevordering van natuurbehoud, milieumaatregelen, verbetering van het waterbeheer en ontwikkeling van

voorzie-150 RCE, 2014.

151 ec.europa.eu/agriculture/50-years-of-cap/files/history/ history_book_lr_nl.pdf - geraadpleegd op 29 juli 2017

melkkoeien machinaal gemolken. De melkmachine maakt forse besparing op arbeidskosten mogelijk en de boer kon door tijdswinst meer melkvee gaan houden. De intensivering van het bedrijf kwam ook terug in het grondgebruik. De benodigde wei-degrond voor de groeiende veestapel was schaars waardoor de boeren met behulp van kunstmest hun land intensiever gingen gebruiken. De opkomst van de teelt van snijmaïs, die vanaf 1970 een ex-plosieve groei kende, was ten behoeve van de vee-voervoorziening. In korte tijd werd mais een van de belangrijkste landbouwgewassen. De moderne ont-wikkeling van het melkveebedrijf resulteerde in een spectaculaire productietoename, de melkgift van de Nederlandse koe was tussen het begin en het eind van de twintigste eeuw toegenomen met ruim 150%. Van gemiddeld 2628 kg in 1905 tot 6629 kg in 1999.148

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)

In 1962 trad het Gemeenschappelijk Landbouwbe-leid van de Europese Economische Gemeenschap in werking. De herinnering aan de oorlog en voed-selschaarste lag nog vers in het geheugen toen in 1957 de doelstelling voor dit beleid werd geformu-leerd. De focus lag op het stabiliseren van de markt met goede prijzen voor de consument, en daar-naast de voedselvoorziening veilig te stellen en de boeren een redelijke levensstandaard te bieden.149

Om minder afhankelijk te zijn van het importeren van voedsel, en daarmee in de toekomst honger te voorkomen, moest er een hogere productiviteit in de landbouw behaald worden. Lage prijzen waren het gevolg van de productiviteitsverhoging. Daarom

148 Bieleman, 2008: 542. 149 RCE, 2010.

Tabel 3.7: Het aantal melkkoeien per melkveehouderij in percentages in 1910, 1953 en 2000. Percentage 0% staat voor minder dan 215 bedrijven.

74

Afbeelding 3.22: Boerderij Katteveld in Werkhoven in 2017. Het berdijf is nog gemengd van opzet maar de hoogstamgaarden zijn grotendeels verdwenen.

75

ders. Zo werd er gestreefd naar een het verkleinen van het aantal percelen per kavel door het dempen van binnensloten. Daarnaast mocht de veldkavel niet verder dan 2 km van het bedrijf vandaan lig-gen. Met deze verbetering van de kavelkwaliteit en -structuur zou zowel de fruit- als koeienboer, vanuit bedrijfseconomisch perspectief, baten hebben van ongeveer driehonderd gulden per hectare per jaar. Hiertegenover staat de gemiddelde kosten van vijf-entwintig gulden per hectare per jaar gedurende 26 jaar.157

Landschappelijke elementen in de RAK

Met de kavelwerkzaamheden zouden de aanwezige landschapselementen – in het Ontwerp-Landinrich-tingsplan omschreven kavelgrensbeplanting, poe-len en bosjes- in principe behouden moeten blijven. Indien het voor de verkaveling strikt noodzakelijk zou zijn, konden bepaalde landschapselementen op voorwaarden worden opgeruimd. In overeen-stemming met het gemeentelijk beleid moest dan op een andere locatie vervangende beplanting wor-den aangelegd, in vorm van aanplanten of herstel-len.158 Op deze manier zouden cultuurhistorische landschapselementen enigszins bewaard moeten blijven. In het Ontwerp-Landinrichtingsplan komt echter duidelijk naar voren dat het aanleggen van landschapselementen geen prioriteit heeft en dat enkel de ‘mogelijkheid tot’ wordt aangereikt in het voorkeursgebied dat op de plankaart was aange-geven. In het Ontwerp-Landinrichtingsplan staat geschreven ‘Er is echter wel een voorkeursgebied aangewezen omdat in deze gebieden de landschap-pelijke elementen een grote bijdrage leveren aan

157 DLG, 2000: 27. 158 DLG, 2000: 15. Ruilverkaveling met Administratief karakter

In de landinrichtingswet werden verschillende vor-men van landinrichting onderscheiden: herinrich-ting, ruilverkaveling, aanpassingsinrichting en ruil-verkaveling bij overeenkomst.155 De inrichtingsvorm van het Kromme Rijngebied betrof een Ruilverka-veling met Administratief Karakter (RAK), wat neer komt op een ruilverkaveling maar met een beperk-ter budget waardoor er minder ingrijpende maat-regels plaatsvonden.156 In totaal betrof het ruilver-kavelingsgebied 3900 hectaren en omvatte het een groot deel van het Kromme Rijngebied. Waar met deze RAK naar gestreefd werd was onder andere de vergroting van de huiskavel. Met de huiskavel wordt het oppervlakte grond bedoeld dat zonder belem-mering en zonder het gebruik van de openbare weg vanuit de boerderij kan worden geëxploiteerd. Een kavel bestaat uit een aaneengesloten stuk grond van een eigenaar/gebruiker. Deze kan uit één of meerdere percelen bestaan waarbij de RAK streeft naar een grootte van gemiddeld 4 hectaren. Daar-naast wilde men het aantal kavels per bedrijf terug-brengen van 3 naar 2 kavels, waarvan de huiskavel er één is. De andere kavel, die de veldkavel werd ge-noemd mocht maximaal 1 km van het bedrijf van-daan liggen. Binnen de mogelijk nieuw gevormde kavels werd een perceelindeling gemaakt vanuit de landbouwkundige gebruiksmogelijkheden. Hierbij werden duikers en dammen gelegd, sloten en grep-pels gegraven, singels verwijderd, aangeplant of opgeknapt, licht geëgaliseerd en wanneer nodig de-tailontwatering, zoals drainage, toegepast. Voor de fruitteelt lagen de ambities op bepaalde punten

an-155 wetten.overheid.nl/BWBR0003793/2006-03-08 - ger-aadpleegd op 8 augustus 2017

156 noorderbreedte.nl/2000/12/01/succesformule-in-zuid-wolde - geraadpleegd op 8 augustus 2017

vorm. Door het Provinciaal Bestuur werd een Land-inrichtingscommissie benoemd die de taak had een inrichtingsplan op te stellen. Het inrichtingsplan bestond uit een samenhangend pakket van maatre-gelen en voorzieningen om knelpunten in verkave-ling weg te nemen en daarmee de landbouw een duurzaam perspectief te bieden en uitwerking te geven aan de EHS (Ecologische Hoofdstructuur) –nu Natuurnetwerk Nederland (NNN)- door middel van het uitwerken van ecologische verbindingszones. Daarnaast diende naar eigen zeggen aandacht te worden besteed aan het landschap, de cultuurhis-torie en de recreatie in het gebied.153

In juni 1999 verscheen, na meerdere informatie avonden, enquêtes, presentaties, discussieavonden en workshops, het Concept-Voorontwerpplan. Dit plan werd aan de streek gepresenteerd waarna er uitgebreide gesprekken plaatsvonden met streek-bewoners en betrokken instanties en organisaties. De verbeteringen en aanpassingen die naar aanlei-ding van de gesprekken werden doorgevoerd aan het Concept-Voorontwerpplan resulteerden in het Voorontwerpplan. Dit plan werd vervolgens in no-vember 1999 weer aan de streek gepresenteerd, gevolgd door een inspraak periode van drie maan-den. Het voorontwerpplan is naar aanleiding van de inspraakperiode aangepast tot het Ontwerp-Land-inrichtingsplan. Dit plan is vervolgens aangeboden aan de Gedeputeerde Staten waarna het nog een maand ter inzage heeft gelegen voordat het Ont-werp-Landinrichtingsplan werd vastgesteld.154

153 Dienst Landelijk Gebied (DLG), 2000: 3. 154 DLG, 2000: 4.

76

Afbeelding 3.23: Plankaart Ontwerp-Inrichtingsplan van de RAK uit 2000.

77

ties, was de mens daarna niet meer afhankelijk van wat het landschap te bieden had.

Vanaf 1900 ging het grondgebruik steeds sterker veranderen. Door een verbeterde waterhuishou-ding van het gebied was akkerbouw niet meer gebonden aan de droge stroomruggronden. Dit resulteerde in een verzwakte relatie tussen grond-gebruik en bodemeigenschappen. De sterke con-touren die waren gecreëerd door het verschillende grondgebruik op de stroomruggen en komgronden vervaagden door de toename van weilanden. Op de topografische kaart van 1870 is de grens tussen komgrond en stroomrug duidelijk zichtbaar. Het nauwkeurig aan de bodemgesteldheid aangepaste grondgebruik creëerde een hoge mate van detaille-ring, elke relatief laaggelegen plek in het landschap werd gebruikt als weiland. Vanaf de landbouwcrisis nam het aantal weiland langzaam toe. Het weiland was daardoor niet meer gebonden aan laaggelegen delen in het landschap waar akkerbouw niet moge-lijk was. Tot ongeveer 1925 bleef het onderscheid tussen stroomrug en komgrond nog enigszins zicht-baar in het grondgebruik maar na deze tijd nam de oppervlakte weilanden sterk toe en verdwenen de duidelijke landschappelijke contouren van daar-vóór.

In het studiegebied speelden landbouw en schap redelijk evenwichtig op elkaar in. Het schap ontwikkelde zich in het kielzog van de land-bouw zonder dat het op grootschalige wijze haar identiteit verloor. Gedurende de 19e eeuw kwam in het studiegebied veel kavelbeplanting voor. Langs de kavels stonden hagen die dienden als veekering, daarnaast kwam er veelvuldig meidoorn en veldes-perde percelen die relatief klein van omvang zijn.

Op de topografische kaart van 2006 zijn vooral rondom de Nachtsloot grote aaneengesloten ak-kers zijn ontstaan. Door de afname van het aantal kavels per bedrijf en vergroting van de huiskavel is de landschappelijke structuur grootschaliger dan in de situatie van 1999. De optimalisatie van de verka-veling zet zich door. In het Ontwerp-Landinrichting was natuurontwikkeling gepland voor het gebied ten noorden van de kruising Kromme Rijn met de provinciale weg. Tussen 2010 en 2011 is dit gereali-seerd. Naast deze realisatie van de gecombineerde ontwikkeling van natuur en recreatie, hebben zich ook andere ontwikkelingen voorgedaan in het ge-bied. De huiskavels zijn vergroot en kavelvormen zijn geoptimaliseerd, rare hoekjes en afbuigingen zijn rechtgetrokken, wat duidelijk te zien is aan de rechte vormen, waardoor er een afname van kleine akkerbouwpercelen is waar te nemen(afb. 3.24b).

3.6 Synthese: De invloed van