• No results found

Bijlage V. Onderzoeksverantwoording tijdvak C

17. Herindeling Nijefurd – Boornsterhem

- Samenvoeging van de gemeenten Idaarderadeel, Rauwerderhem en Uttingeradeel tot de nieuwe te vormen gemeente Boornsterhem

- Samenvoeging van de gemeenten Hemelumer Oldeferd, Hindeloopen, Stavoren en Workum tot de nieuw te vormen gemeente Nijefurd

Geraadpleegde publicaties voor dataverzameling: - Memorie van toelichting

https://resolver.kb.nl/resolve?urn=sgd%3Ampeg21%3A19801981%3A0007706

17.1 Herindelingsproces rondom gemeentelijke herindeling van Friesland

“Het denken over de gemeentelijke indeling van Friesland is niet iets van de laatste tijd; sinds ongeveer 1967 wordt er al over gepraat. In dat jaar werd de studiecommissie herziening gemeentegrenzen ingesteld. Deze commissie kwam reeds in 1969 tot de conclusie dat het behoud van te kleine gemeenten, met eventuele ruimere toepassing van het instituut van de gemeenschappelijke regelingen, geen bevredigende oplossing biedt voor de problemen van de moderne tijd. De studiecommissie had hierbij het oog op de in de loop der jaren steeds sterker wordende schaalvergrotingsprocessen op maatschappelijk en technisch-economisch gebied. Deze processen hebben zich in de jaren na 1969 doorgezet” (Memorie van toelichting, p.1-2). “Nadat vanuit de Friese Staten aandrang was uitgeoefend om de gemeentelijke indeling nauwkeurig te bezien, hebben gedeputeerde staten van die provincie op 11 september 1967 de Studiecommissie herziening gemeentegrenzen ingesteld. Nadat deze commissie in 1969 een interim-rapport had uitgebracht, kwam zij een jaar later met haar eindrapport ‘Rapport inzake een nieuwe bestuurlijke indeling’. Dit rapport is vervolgens aan alle gemeentebesturen in Friesland en aan allerlei instanties en organisaties op maatschappelijk en politiek terrein toegezonden met het verzoek daarover hun mening kenbaar te maken. Aan dit verzoek werd in ruime mate voldaan. Na van de reacties kennis te hebben genomen hebben gedeputeerde staten - in overleg met provinciale staten - besloten een nader onderzoek te laten verrichten. Daartoe stelden zij op 8 november 1971 een werkgroep in die koos voor een werkwijze welke zowel gemeentebesturen als bevolking ruime inspraakmogelijkheden bood. Het onderzoek heeft geresulteerd in een drietal rapporten. In de beide eerste rapporten, daterend van maart 1974 en mei 1975, heeft de werkgroep concrete herindelingsvoorstellen neergelegd. Met deze voorstellen hebben gedeputeerde staten tevens de eerste fase van de zogenaamde gemeente wettelijke procedure ingezet. In haar derde rapport (van april 1977) is de werkgroep ingegaan op de reacties van de gemeentebesturen naar aanleiding van de herindelingsvoorstellen; zij is daarbij tot de slotsom gekomen dat de aanvankelijke voorstellen op een aantal punten

93

17.2 Motieven voor streeksgewijze herindeling van Friesland

In de bovenstaande documenten zien we verschillende motieven vóór dan wel tegen

herindeling. Daarbij hebben de betrokken gemeenten, de provincie en het Rijk ieder hun eigen rol en zienswijze. Hieronder wordt met behulp van de operationaliseringstabel gemeten welk motief het meest nadrukkelijk naar voren komt bij deze herindeling.

Sigma-type values

I. “De inwoners vragen om een voorzieningenpeil van hoog niveau, niet te ver van huis. De gemeente moet daarom - ook ten behoeve van een goede dienstverlening - beschikken over een bestuursapparaat van voldoende omvang, zowel kwalitatief als kwantitatief. Hier komt het begrip bestuurskracht naar voren. Het is een illusie te menen dat deze ontwikkelingen tot stilstand zouden zijn gekomen. Integendeel: het besturen van een gemeente wordt steeds ingewikkelder. Gewezen kan

bijvoorbeeld worden op het complementair bestuur, op het in het wetsontwerp reorganisatie binnenlands bestuur aangekondigde provinciaal beleidsplan en op de ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening” (Memorie van

toelichting, p.3-4).

II. “Ten slotte speelt er ook een financieel element mee. Geconstateerd moet namelijk worden dat de bestuurskosten per inwoner niet alleen in absolute zin maar ook in verhouding tot het totale gemeentelijke budget toenemen bij het kleiner worden van het aantal inwoners” (Memorie van toelichting, p.4).

Theta-type values

I. “Allereerst wijst het college in dit verband op de schaalvergrotingsprocessen op maatschappelijk en technisch-economisch gebied. Gemeentebesturen moeten in hun hele beleid rekening houden met en inspelen op deze processen. Zouden zij dit niet of in onvoldoende mate doen, dan zal de bestuurlijke reactie op die processen op andere wijze tot uitdrukking komen. Veelal zal dat betekenen dat hogere bestuurslichamen zaken tot zich trekken, met andere woorden: er treedt centralisatie op” (Memorie van toelichting, p.3).

II. “Decentralisatie richting gemeenten zal pas van de grond kunnen komen als er gemeenten zijn die de desbetreffende taken territoriaal en functioneel aankunnen. Met gemeentelijke herindeling dient naar de mening van gedeputeerde staten dan ook niet gewacht te worden tot het moment waarop het takenpakket van de gemeenten bekend zou zijn. Dit laatste is immers niet aan te geven, omdat het takenpakket steeds in ontwikkeling zal blijven. Door de vorming van

bestuurskrachtige gemeenten kan zeker wel een (verdere) uitholling van

gemeentelijke taken worden voorkomen. Ook laat zich dan denken dat gemeenten er nieuwe taken bij kunnen krijgen” (Memorie van toelichting, p.4).

94

III. “Naar de mening van gedeputeerde staten is het uit democratisch oogpunt ook gewenst dat gemeenten zoveel mogelijk op eigen benen kunnen staan. De politieke en bestuurlijke belangstelling van de burgers zal daardoor kunnen toenemen. De verantwoordelijkheden komen dan immers veel duidelijker te liggen. De stelling dat de gemeentelijke herindeling automatisch afbreuk doet aan de relatie burger- bestuur, gaat - mede gelet op de schaal waarop de herindeling zich afspeelt - veel te ver. Zo simpel ligt de zaak gelukkig niet, anders zou het democratisch

functioneren van de grotere gemeenten wel een zeer negatief stempel opgedrukt krijgen. Het provinciaal bestuur is ervan overtuigd dat er in de voorgestelde nieuwe gemeenten een goed samenspel zal groeien tussen de bestuurders en de bestuurden. De vragen rond de betrokkenheid van de burger bij het bestuur kunnen niet worden afgedaan met een verwijzing naar oppervlakte en inwonertal van de gemeente. Hier zijn andere factoren in het spel. De mate van inspraak, openheid en openbaarheid bijvoorbeeld blijkt in de praktijk veel nauwer samen te hangen met de instelling van gemeentebestuurders dan met inwonertal en oppervlakte. Veel zal dus afhangen van wat het nieuwe gemeentebestuur wil of niet wil. Gedeputeerde staten verwachten dat de inwoners ruimschoots aan bod zullen komen. Vandaar ook dat groot belang wordt gehecht aan de binnengemeentelijke decentralisatie. Onder meer door zich zoveel mogelijk te baseren op de herindelingsvoorkeuren van de burgers en de gemeenteraden en door rekening te houden met bestaande maatschappelijke oriëntatiepatronen hebben gedeputeerde staten ernaar gestreefd zo gunstig mogelijke voorwaarden te scheppen om te bereiken dat de burgers zich met de nieuw te vormen gemeenten zullen kunnen identificeren” (Memorie van toelichting, p.7).

95