• No results found

Bijlage V. Onderzoeksverantwoording tijdvak C

16. Herindeling Margraten – Onderbanken – Born – Landgraaf

- Samenvoeging van de gemeenten Nieuwenhagen, Schaesberg en Ubach over Worms tot de nieuw te vormen gemeenten Landgraaf

- Samenvoeging van de gemeenten Grevenbicht en Obbicht en Papenhoven tot de gemeente Born

- Samenvoeging van de gemeenten Bingelrade, Jabeek, Merkelbeek en Schinveld tot de nieuw te vormen gemeente Onderbanken

- Samenvoeging van de gemeenten Bemelen, Cadier en Keer, Mheer, Noorbeek en Sint Geertruid tot de nieuw te vormen gemeente Margraten

Geraadpleegde publicatie voor dataverzameling: - Memorie van toelichting

https://resolver.kb.nl/resolve?urn=sgd%3Ampeg21%3A19781979%3A0006226

16.1 Herindelingsproces gemeentelijke herindeling van Zuid-Limburg

“Reeds bij schrijven van 15 juli 1969 heeft het provinciaal bestuur van Limburg de

toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken een overeenkomstig het bepaalde in artikel 164 der gemeentewet tot Hare Majesteit de Koningin gericht verzoek doen toekomen te willen bevorderen dat een voorstel van wet zou worden gedaan tot herziening van de gemeentelijke gebiedsindeling in Zuid-Limburg. Mede naar aanleiding van daarop ontvangen reacties hebben gedeputeerde staten vervolgens in de zomer van 1971 een op onderdelen gewijzigd plan voor een nieuwe gemeentelijke indeling van Zuid-Limburg aan de raden van de betrokken gemeenten gezonden” (Memorie van toelichting, p.7).

“Tot een effectieve voortgang van de voorbereiding is het daarna geruime tijd met name wegens de onzekerheid omtrent de bestuurlijke reorganisatie in algemene zin - niet meer gekomen. Naar aanleiding van de calamiteit die in november 1975 op het DSM-complex had plaatsgevonden, maakten gedeputeerde staten op 9 februari 1976 een incidenteel plan voor gemeentelijke herindeling van het territoir van de DSM-gemeenten aanhangig met de bedoeling daarmede vooruit te lopen op het te zijner tijd voort te zetten plan voor

gemeentelijke herindeling van geheel Zuid-Limburg. Dit heeft geleid tot heropening van het overleg omtrent laatstbedoeld plan, waarbij met mijn onmiddellijke ambtsvoorganger

overeenstemming werd bereikt over enerzijds de noodzaak van een ingrijpende gemeentelijke herindeling van de streek en anderzijds de vaststelling dat de aanvankelijke conceptie in enkele gevallen voorzag in de vorming van grotere gemeenten dan noodzakelijk kan worden genoemd en daarnaast op enige onderdelen oplossingen suggereerde die correctie behoefden” (Memorie van toelichting, p.7).

90

16.2 Motieven voor gemeentelijke herindeling van Zuid-Limburg

In de bovenstaande documenten zien we verschillende motieven vóór dan wel tegen

herindeling. Daarbij hebben de betrokken gemeenten, de provincie en het Rijk ieder hun eigen rol en zienswijze. Hieronder wordt met behulp van de operationaliseringstabel gemeten welk motief het meest nadrukkelijk naar voren komt bij deze herindeling.

Sigma-type values

I. “In de eerste plaats moet worden genoemd het volledig verdwijnen van de

voornaamste welvaartsbron, de mijnen. De oplossing van de problemen die hieruit zijn voortgevloeid en nog voortvloeien, vooreerst in de beide mijnstreken maar ook daarbuiten, stelt aan de visie, besluitvaardigheid en bestuurskracht van met name de plaatselijke besturen zeer hoge eisen” (Memorie van toelichting, p.3). II. “Nog geheel buiten beschouwing gelaten of en, zo ja, in welke mate een en ander

ook overigens bezwaren met zich brengt, moet toch worden geconstateerd, dat bundeling van krachten op gemeentelijk niveau door samenvoeging van gemeenten dan wel langs andere weg, de voor het slagen van de industriële herstructurering noodzakelijke krachtige gemeentelijke inbreng stellig ten goede zou komen” (Memorie van toelichting, p.3).

III. “Daarbij komt dat woningbouw in een omvang van enige betekenis het treffen van de nodige ruimtevergende voorzieningen van allerlei aard met zich brengt. Ten einde in de sector volkshuisvesting een naar tijd en plaats geordende ontwikkeling (op een aantal punten: reconstructie) en een betere kwantitatieve en kwalitatieve aanpak van de woningbouw te kunnen verzekeren is een herverdeling van de bestuurlijke ruimte onontbeerlijk” (Memorie van toelichting, p.4).

IV. “Afgezien hiervan komt de verdeeldheid van de bestuurlijke competenties bij het industrialisatiebeleid de gemeentelijke slagvaardigheid niet ten goede” (Memorie van toelichting, p.4).

V. “Dit betekent dat niet de gemeente als instituut wordt aangetast, maar slechts de positie van de bestaande gemeenten en daarmede de feitelijke indeling ter

discussie wordt gesteld. Door de gemeenten zelf op een zodanige schaal te brengen dat zij voor hun taak berekend zijn, wordt een bestuurlijk kader geschapen dat, voortbouwend op het beginsel van de territoriale decentralisatie dat aan onze eenheidsstaat ten grondslag ligt, en met handhaving van de eenvoudige en doorzichtige structuur van ons staatsbestel, de beste waarborgen biedt voor slagvaardigheid en eenheid in beleid en uitvoering. Dit houdt in een in het licht van de bestaande Zuidlimburgse verhoudingen op het eerste gezicht vrij

ingrijpende wijziging van de bestaande gemeentelijke indeling, doch daarbij dient niet uit het oog te worden verloren dat de schaal van bedoelde verhoudingen zo klein is dat het eindresultaat leidt tot het ontstaan van gemeenten van nog altijd relatief beperkte proporties” (Memorie van toelichting, p.5).

91

VI. “Met het oog op de taken die aan de Zuidlimburgse plattelandsgemeenten

toevallen, zal ernaar moeten worden gestreefd gemeenten te creëren van zodanige grootte dat zij kunnen beschikken over een voor een goed bestuur passend

gemeentelijk apparaat. Een inwonertal in een orde van grootte van 10 000 lijkt met het oog hierop in het algemeen minimaal gewenst” (Memorie van toelichting, p.6).

Theta-type values

I. “Op tal van plaatsen wordt de bebouwing op willekeurige wijze door gemeentegrenzen doorsneden. Burgers van de ene gemeente ondergaan

voortdurend nadelen van ontwikkelingen en situaties in een andere (aangrenzende) gemeente dan wel ondervinden daarvan vrijwel onbeperkt voordelen, zonder dat zij op die ontwikkelingen en situaties op democratische wijze invloed (kunnen) uitoefenen onderscheidenlijk in de lasten daarvan bijdragen” (Memorie van toelichting, p.4).

II. “Geen dezer gemeenten is afzonderlijk voor het geheel aanspreekbaar, niet door de burgers, niet door de bedrijven, niet door de provincie, niet door de landelijke overheid; niet waar het de dagelijkse gang van zaken betreft, niet wanneer een calamiteit optreedt” (Memorie van toelichting, p.4).

92