• No results found

Bijlage IV. Onderzoeksverantwoording tijdvak B

9. Herindeling Borsele – Goes

- Samenvoeging van de gemeenten ’s-Heer Arendskerke, Kattendijke, Kloetinge en Wolphaarstdijk tot de gemeente Goes

- Samenvoeging van de gemeenten Baarland, Borssele, Driewegen, Ellewoutsdijk, ’s- Gravenpolder, ’s-Heer Abtskerke, ’s-Heer Arendskerke, ’s-Heerenhoek,

Heinekenszand, Hoedekenskerke, Nisse, Oudelande en Overzande tot de nieuw te vormen gemeente Borsele

Geraadpleegde publicatie voor dataverzameling: - Memorie van toelichting

https://resolver.kb.nl/resolve?urn=sgd%3Ampeg21%3A19661967%3A0001274

9.1 Herindelingsproces gemeentelijke herindeling van Zuid-Beveland

“De raad der gemeente Wemeldinge heeft op 18 februari 1966 in een motie (zie daarvoor ook hierna bij 4) onder meer uitgesproken, dat de voorgestelde herziening van de gemeentelijke indeling op Zuid-Beveland niet berust op nauwkeurig feitelijk onderzoek en een vast beleid". De ondergetekende moet er op wijzen, dat deze opmerking aan het adres van gedeputeerde staten van Zeeland onjuist is. Gedeputeerden hebben aan hun voorstel een grondig en nauwkeurig feitelijk onderzoek doen voorafgaan. Voorts mag uit de omstandigheid, dat het provinciaal bestuur, tijdens het verloop van de voorbereidingsprocedure ex gemeentewet (artikel 157— 166), mede als gevolg van met name ook in het parlement gewijzigde

inzichten, tot een herziening van het oorspronkelijke plan is gekomen, uiteraard niet worden afgeleid, dat het gedeputeerde staten aan een vast beleid ontbreekt” (Memorie van toelichting, p.2).

9.2 Motieven voor gemeentelijke herindeling van Zuid-Beveland

In de bovenstaande documenten zien we verschillende motieven vóór dan wel tegen

herindeling. Daarbij hebben de betrokken gemeenten, de provincie en het Rijk ieder hun eigen rol en zienswijze. Hieronder wordt met behulp van de operationaliseringstabel gemeten welk motief het meest nadrukkelijk naar voren komt bij deze herindeling.

Sigma-type values

I. “Het lijdt immers geen twijfel, dat straks de gemeenten, lang vóórdat van geval tot geval de ontwikkelingen zullen aanvangen, belangrijke taken zullen hebben te vervullen. Van de gemeenten zal méér worden gevraagd, dan dat zij op de

ontwikkelingen toezien, deze over zich laten komen. De gemeenten moeten ook in de voorbereidingsperiode, bij de opbouw, haar inbreng kunnen leveren; zij zullen hebben te begeleiden; zij zullen met rijk en provincie — met name in de

aanlooptijd — in goed samenspel de lijnen moeten uitzetten, waarlangs de mogelijkheden tot realisering zullen kunnen worden gebracht. Zou de

gemeentelijke herindeling worden uitgesteld, dan zouden niet alleen de gemeenten „de boot missen" doch dan zouden ook de ontwikkelingen de zo noodzakelijke voorbereiding en begeleiding op gemeentelijk niveau ontberen” (Memorie van toelichting, p.2).

74

II. “De ondergetekende zou aan deze aangelegenheid geen aandacht hebben geschonken, ware het niet, dat de houding van de raad van Wemeldinge vermoedelijk is ingegeven door de gedachte, dat de tekortkomingen van de gemeentelijke indeling in Zuid-Beveland op andere wijze dan door herindeling zouden kunnen worden opgevangen, met name door de instelling van een

bijzondere bestuursvorm. Daarbij zou dan kunnen worden gedacht aan een, in één orgaan te bundelen, pakket van gemeenschappelijke regelingen op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen dan wel aan een bij wet ad hoc in te stellen coördinerend lichaam, waaraan kwalitatief en kwantitatief belangrijke

gemeentelijke taken zouden moeten worden overgedragen. In deze richting moet echter naar het inzicht van de ondergetekende — dat door gedeputeerde staten ten volle wordt gedeeld — de oplossing stellig niet worden gezocht” (Memorie van toelichting, p.2).

III. “Afgezien hiervan zouden zich allerlei praktische bezwaren voordoen, als hoedanig niet alleen moeten worden genoemd de positie van „tweederangs" burgemeesters, secretarissen, en dergelijke voor de ontmantelde gemeenten en de dominerende functie van het orgaan ten opzichte van die gemeenten, doch met name ook de financiële structuur. Hoe immers zouden gemeenten, die wegens haar geringe inwonertal slechts over uiterst beperkte middelen kunnen beschikken, bovendien nog een krachtig en doelmatig overkoepelend orgaan kunnen financieren?” (Memorie van toelichting, p.2).

IV. “Een gemeente, die het gebied van de zak van Zuid-Beveland in zijn geheel omvat, zal de behartiging van de thans aan de orde zijnde — hoofdzakelijk agrarische — belangen op de meest doeltreffende wijze kunnen waarborgen en zal daarenboven het best passende bestuurlijke kader zijn om de redelijkerwijs te verwachten structurele wijzigingen op te vangen” (Memorie van toelichting, p.7). Theta-type values

I. “Daarbij mag dan bepaald niet buiten de aandacht blijven, dat bij een dergelijke koude annexatie de kleine gemeenten niet zouden opgaan in een grotere gemeente doch — praktisch gesproken — in een streekorgaan, waarop de bevolking, het orgaan eenmaal ingesteld zijnde, vrijwel geen invloed zou kunnen uitoefenen. Bovendien zou een dergelijk streekorgaan, dat met de voornaamste gemeentelijke bevoegdheden zou moeten worden toegerust, óf door de bewoners niet als hun eigen bestuur worden ervaren, waardoor de begeerde binding met de bevolking zou ontbreken, óf door de bewoners wel als hun eigen bestuur worden aangezien, in welk geval handhaving van de gemeentelijke zelfstandigheid, in casu een verschrompelde doublure in de vorm van het „oude" gemeentebestuur, overbodig zou zijn. Het komt de ondergetekende voor, dat kleine gemeenten, die — zoals een enkele op Zuid-Beveland — de beëindiging van de gemeentelijke zelfstandigheid door de instelling van een orgaan, als bedoeld, willen ontgaan, niet voldoende scherp onderkennen, dat de door haar verlangde constructie zou leiden tot

75

II. “De bevolkingsaantallen (25 000, 17 000, 15 000 en 7200) zijn zodanig, dat een evenwichtige ontplooiing van de relatie bestuur-bestuurden, alleszins gewaarborgd kan worden geacht. De oppervlakte van de nieuwe gemeenten mogen in

vergelijking tot de bestaande situatie groot lijken, zij zijn dat in feite niet. De omvang van de nieuwe gemeente Reimerswaal wordt door circa 60 en die van de nieuwe gemeente Borsele wordt — als gezegd — door rond 40 Nederlandse gemeenten overtroffen. Stellig kan niet worden gesteld, dat in die gemeenten minder of alleen kleinere kernen dan in de nieuwe gemeenten Reimerswaal en Borsele worden gevonden; eerder is het tegendeel het geval” (Memorie van toelichting, p.3).

76