• No results found

Habitatrichtlijngebied

In document Uitgebreid bosbeheerplan (pagina 14-18)

1.8 Ligging in speciale beschermingszones

1.8.1 Habitatrichtlijngebied

Habitatrichtlijngebieden zijn speciale beschermingszones die door de lidstaat van de Europese Unie aangeduid dienen te worden in uitvoering van de Europese Richtlijn 92/43/EEG (Habitatrichtlijn). De aanduiding gebeurt op basis van objectieve en wetenschappelijke criteria inzake habitats en soorten. De erkenning als Habitatrichtlijngebied houdt in dat de lidstaat zich ertoe verplicht alle nodige maatregelen te nemen om een duurzame bescherming van de biodiversiteit te verzekeren.

Zie voor afbakening kaart 1.4.

Met uitzondering van bestand 5a en de zuidwesthoek van bestand 1a valt de rest van het plan-gebied volledig binnen de grenzen van het afgebakend Habitatrichtlijnplan-gebied BE2300007 ‘Bos-sen van de Vlaamse Ardennen en andere Zuidvlaamse bos‘Bos-sen’ (5.548 ha). Het deelgebied waarvan het Muziekbos deel uitmaakt, omvat het volledig boscomplex van het Muziekbos, het Sint-Pietersbos en het Bos Ter Eecken.

In het volledige Habitatrichtlijngebied ‘Bossen van de Vlaamse Ardennen en andere Zuidvlaamse bossen’ zijn 12 habitattypes, waarvan 1 prioritair, van Bijlage I van de Habitatrichtlijn aanwezig (zie voor toelichting habitattypes, Decleer K. 2007). Het gaat om de volgende 12 habitattypes:

Tabel 1.2: habitattypes en soorten aangemeld voor het Habitatrichtlijngebied BE2300007 (habitattypes in het vet en grijs weergegeven komen zeker voor in het plangebied)

BE2300007 Bossen van de Vlaamse Ardennen en andere Zuidvlaamse bossen

Habitats BWK

2310 Psammofiele heide met Calluna en Genista

3140 Kalkhoudende oligo-mesotrofe wateren met benthische Chara spp. vegetaties 3150 Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamium of

Hydrocharition

4030 Droge Europese heide cg, cv, sg

6210 Droge halfnatuurlijke graslanden en vegetaties met struikopslag op kalkhoudende bodems

6430 Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones

9110 Beukenbossen van het type Luzulo-Fagetum

9120 Beukenbossen van het type met Ilex- en Taxus-soorten rijk aan epifyten (Ilici-Fagetum)

qs, fs

9130 Beukenbossen van het type Asperulo-Fagetum fm, qe, fe, qa, fa 9160 Sub-Atlantische en midden-Europese wintereikenbossen of

eiken-haagbeukenbossen behorend tot het Carpinion betuli

9190 Oude zuurminnende bossen met Quercus robur op zandvlakten

91E0* Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae)

va, vo, vm, vc, vf,

Het voorkomen van de verschillende habitattypes is weergegeven in Figuur 1.5.

In het plangebied komt op de drogere gronden gedomineerd door Beuk en zonder voorjaarsflo-ra het habitattype 9120 (oranje op Figuur 1.5) dominant voor. In de bosbestanden met (gedegra-deerde) voorjaarsflora is het habitattype 9130 (groen op Figuur 1.5) aanwezig. In enkele bron-beekvalleien komen de subtypes bronbos en alluviaal bos van het habitattype 91E0 (blauw op Figuur 1.5) voor.

Van de vermelde diersoorten komen de twee vissoorten en Kamsalamander niet voor in en rond het plangebied en hoogstwaarschijnlijk de Meervleermuis ook niet. Over het voorkomen van de Ingekorven vleermuis zijn er geen gegevens bekend.

Heide- en struikvegetaties

• Habitattype 4030: Droge Europese heide

Droge heide komt maar zeer fragmentarisch voor in het plangebied. In bestand 2b zijn er een drietal zones van enkele vierkante meters heide aanwezig, verder zijn er nog enkele plantjes van Struikheide aanwezig op de rand van bestand 3c. Net ten noorden van bestand 3c is er in privaat bos in een oude zandgroeve een grotere heidezone aanwezig waar ook een gericht heidebeheer wordt gevoerd.

Algemeen: droge heidevegetaties bestaan uit formaties van altijdgroene dwergstruiken, gedomineerd door Struikhei. De aspectbepalende laag is vaak niet hoger dan 1 m. Plaatselijk kan boom- of struikopslag van Grove den, Zomereik, Ruwe berk, Sporkehout, Brem, Jeneverbes of bramen aanwe-zig zijn. Ter hoogte van het plangebied betreft het hier voornamelijk Zomereik en Berk. Deze halfna-tuurlijke vegetaties zijn van nature rijk aan mossen en korstmossen, vooral op oudere leeftijd als de heidestruiken open vallen. De vegetatiestructuur en –samenstelling hangt sterk af van de voedselrijk-dom van de bodem, het gevoerde beheer, de voorgeschiedenis en de oudervoedselrijk-dom van de Struikhei. Eiken en/of (Haag-)Beukenbossen

• Habitattype 9120: Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagenion)

Dit habitat omvat het grootste deel van het plangebied. Het merendeel van de bosbestan-den met geen of weinig voorjaarsflora vallen onder het subtype van Winter- en Zomereiken-Beukenbos. In de boomlaag is er dominantie van Beuk, is de struiklaag weinig ontwikkeld en ontbreekt een kruidlaag of zijn bramen er dominant aanwezig. Het onderscheid met een minder ontwikkelde vorm van het habitattype 9130 is niet altijd duidelijk.

Algemeen: deze beukenbossen komen voor op zure, droge tot min of meer vochtige minerale bo-dems. De boomlaag van dit bostype kan gedomineerd worden door Eik als gevolg van het vroegere middel- en hakhoutbeheer. Bij het ontbreken of extensiveren van het beheer kunnen Beuk en vaak ook Hulst spontaan verjongen in deze bestanden. Ter hoogte van het plangebied komen er in deze bossen dan vooral Beuk en beperkter Zomereik, Berk, Lork en Tamme kasanje voor. In de struiklaag komt voornamelijk Wilde lijsterbes voor. Typische plantensoorten zijn Adelaarsvaren, Wilde kamper-foelie, Dalkruid, Gladde witbol en op de voedselarmere standplaatsen ook Valse salie.

• Habitattype 9130: Beukenbossen van het type Asperulo-Fagetum

De bosbestanden waar voorjaarsflora en dan meer specifiek Wilde hyacint aanwezig is, behoren tot dit habitattype en meer bepaald tot het subtype ‘Atlantisch neutrofiel Beu-kenbos’. Het omvat de bestanden 1a (deels), de hogere delen van perceel 2 (bestanden 2b, 2c, 2d), bestand 4b en de loofhoutbestanden van perceel 6. De totale oppervlakte van dit habitattype is volgens de habitatkaart ongeveer 16 ha. Op langere termijn is te verwachten dat ook (delen) van de bestanden 2a, 3b, 3g, 4a en 6b grotendeels tot dit type zullen evolu-eren. Zeker in de bestanden 2b, maar ook in 3a, is de oppervlakte aan Wilde hyacint door overrecreatie in belangrijke mate afgenomen.

Algemeen: dit habitattype omvat de Eiken- en Beukenbossen met een goed ontwikkelde voorjaarsflo-ra op neutvoorjaarsflo-rale, matig voedselrijke leembodems met een goed ontwikkelde humuslaag. Er is dominan-tie van Zomereik, Es of Beuk, aangevuld met Gladde iep en Zoete kers. Karakterisdominan-tiek is de aanwe-zigheid van tapijten van Wilde hyacint. Daarnaast komt veel Wijfjesvaren voor, evenals Bosanemoon, en op vochtige plaatsen ook Daslook. Dit type komt voor in Zuid-Engeland, Noord-Frankrijk en de Vlaamse leemstreek ten westen van Brussel.

Bron- en valleibossen

• Habitattype 91E0: Bossen op alluviale grond met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior ( Al-no-Padion, Alnion incanae, Salicion albae)

Het subtype Goudveil-Essenbos (Carici remotae-Fraxinetum) of ‘bronbos’ komt in beperkte mate voor in het plangebied. In bestand 2a is dit subtype is grotendeels gedegradeerde

vorm aanwezig in het centraal valleigebied. Ook in bestand 6a is dit type aanwezig, met een bronbeek op de zuidrand van het bestand (niet op Figuur 1.5 weergegeven) en op de westrand langs de Pauwelsbeek.

Het subtype beekbegeleidend Vogelkers-Essenbos (Pruno-Fraxinetum) is afgebakend in de natte zone in de noordoosthoek van het bestand 6a en ook langs de Pauwelsbeek.

In totaal is er ongeveer 0,6 ha van dit habitattype aanwezig en is enkel op de zuid- en westrand van bestand 6a het bostype goed ontwikkeld met een goede abundantie van de verschillende kensoorten.

Algemeen: dit habitattype omvat Elzen-Essenbossen (Alno-Padion), Elzenbroekbossen (Alnion gluti-nosae) en Wilgenbossen (Salicion albae), die voornamelijk voorkomen op alluviale bodems langs ri-vieren en beken en in moerassige depressies. Er bestaan diverse subtypes, namelijk Goudveil-Essenbos, beekbegeleidend Vogelkers-Goudveil-Essenbos, zachthoutooibossen en Elzenbroekbossen.

Het Goudveil-Essenbos komt voor aan bronnen en bronbeken, op lemige tot zandlemige bodems en heeft een typische bronflora met o.a. goudveil, Hangende zegge, Bittere veldkers, …

Vogelkers-Essenbos komt voor op bodems die ’s winters kortstondig kunnen overstromen. De boom-laag is rijk met naast Es, Vogelkers, Grauwe abeel, Gladde iep, Zoete kers en Zomereik. Typisch is de rijke voorjaarsflora met Slanke sleutelbloem, Bosanemoon, Eenbes, …

Figuur 1.5: habitatkaart van het Muziekbos en omgeving (bron: habitatkaart versie 5.2, INBO)

In document Uitgebreid bosbeheerplan (pagina 14-18)