• No results found

Soms zong David bij zijn harp en soms treurde "het orgel" van zijn oog: "Ik doornat mijn bedstede met mijn tranen", Psalm 6:7. Christus noemt Zijn bruid Zijn "duive", Hooglied 2:14. De duif is een treurend schepsel. Genade doet de ziel smelten en maakt dat zij vloeit, waardoor er een geestelijke dauw ontstaat. De droefheid van het hart komt eruit door het oog, Psalm 31:10. De rabbi's vermelden dat in dezelfde nacht waarin Israël uit Egypte naar Kanaän vertrok, al de afgoden van Egypte verbroken werden door de bliksem en door een aardbeving.

Op hetzelfde ogenblik als een mens zijn natuurstaat verlaat om ten hemel te gaan, moeten zo ook al de afgoden van zonde in zijn hart verbroken worden door berouw.

Een verbroken hart is één van de hoofdtakken van het verbond der genade, Ezech.

36:26, en het is een voorbode van de Geest: "Doch over het huis Davids, zal Ik uitstorten de Geest der genade en der gebeden; en zij zullen Mij aanschouwen Dien zij doorstoken hebben en zij zullen over Hem rouwklagen", Zach. 12:10.

Vraag: Maar waarom is een Godvrezende iemand die weent? Is zijn zonde niet vergeven, wat toch de grond voor blijdschap is? Heeft hij dan geen totale verandering van het hart ondergaan? Waarom weent hij dan?

Iemand die God vreest, vindt genoeg redenen om te wenen:

1. Hij treurt over inwonende zonden, die wet in zijn leden, Rom. 7:23, waar de zonde ontkiemt en waar de eerste opwellingen van de zonde zijn. Zijn natuur is een vergiftige fontein. Een wedergeborene heeft smart, omdat hij datgene omdraagt wat vijandschap is tegen God; zijn hart is als een wijde zee, waarin ontelbare wrie-melende schepselen zijn, Psalm 104:25: ijdele, zondige gedachten. Een kind van

God klaagt over de verborgen goddeloosheid, er is in hem meer kwaad dan hij weet. Er zijn van die kronkelpaden in zijn hart die hij niet kan doorzoeken, een onbekende wereld van zonde: "Wie zou, de afdwalingen verstaan?", Psalm 19:13.

2. Iemand die God vreest, treurt over aanklevende verdorvenheid. Als hij maar van de zonde kon afkomen, zou er nog wat verlichting zijn, maar hij kan die adder niet van zich afschudden. De zonde kleeft hem aan als melaatsheid aan een muur, Lev.

14:39. Al verlaat een kind van God zijn zonde, de zonde verlaat hem echter niet.

"Aangaande ook de overige dieren, men nam hun heerschappij weg, want, (Engelse vertaling 'echter') verlenging van het leven was hun gegeven tot tijd en stonde toe", Dan. 7:12. Dus al is de heerschappij van de zonde weggenomen, het leven ervan wordt echter voor een tijd verlengd; en zolang de zonde leeft, kwelt ze. De Perzen waren de dagelijkse vijanden van de Romeinen en zij wilden een inval doen aan hun grenzen. Zo strijdt de zonde steeds tegen de ziel, 1 Petrus 2:11.

En er is geen wapenstilstand tot de dood toe. Zou dat geen tranen veroorzaken?

3. Een kind van God treurt, omdat hij soms overwonnen wordt door de overmacht van de verdorvenheden. "Het kwade dat ik niet wil, dat doe ik", Rom. 7:19. Paulus geleek op iemand die stroomafwaarts werd gevoerd. Hoe vaak wordt een kind van God overwonnen door hoogmoed en drift! Toen David gezondigd had, doorweekte hij zijn ziel met zilte tranen van berouw. Het kan niet anders of iemand die wedergeboren is, moet wel smart hebben als hij bedenkt dat hij zo dwaas is, nadat hij de droefheid over de zonde heeft ingeleefd, dat hij nog steeds dit vuur in zijn boezem aanlegt.

4. Iemand met een Godvrezend hart is bedroefd, omdat hij niet heiliger kan zijn. Het verdriet hem dat hij zover achterblijft bij de norm en de standaard die God heeft aangelegd. Hij zegt: "Ik zou God moeten liefhebben met mijn gehele hart. Maar wat is mijn liefde gebrekkig! Wat kom ik tekort als ik zie wat ik zijn moest, neen, wat ik zou moeten zijn geweest! Wat kan ik anders in mijn leven ontdekken dan leemtes en vlekken?"

5. Iemand die God vreest, weent soms ook uit een gevoel van de liefde Gods. Goud is het mooiste en duurzaamste van alle metalen, toch smelt dit het snelst in het vuur. Een hart met genade, dat een gouden hart is, smelt zeer spoedig in tranen door het vuur van Gods liefde. Ik heb eens een heilige man gekend die in zijn tuin wandelde en daar een stortvloed van tranen schreide, toen toevallig een vriend bij hem aankwam die vroeg waarom hij weende. Hij barstte uit in deze gevoelvolle woorden: "O, de liefde van Christus, de liefde van Christus!" Zo zien wij dus, dat een wolk zich ontlaadt in water door de zonnestralen.

6. Iemand die God vreest, weent, omdat de zonden die hij bedrijft in zeker opzicht erger zijn dan de zonden van andere mensen. De zonde van een gerechtvaardigde is zeer afschuwelijk:

a. Omdat hij tegen zijn eigen principes in handelt. Hij zondigt niet alleen tegen de norm, maar tegen zijn principes, tegen zijn kennis, zijn eden, zijn gebeden, zijn hoop, zijn bevinding. Hij weet hoe duur de zonde hem zal komen te staan, en toch waagt hij het de verboden vrucht te eten.

b. De zonde van een gerechtvaardigde is afschuwelijk, omdat het een zonde van liefdeloosheid is, 1 Kon. 11:9. De verloochening van Christus door Petrus was een zonde tegen de liefde. Christus had hem opgenomen in de kring van de apostelen. Hij had hem meegenomen op de berg der verheerlijking en had hem in een gezicht de heerlijkheid van de hemel getoond. Het was echter na al deze opmerkelijke weldaden lage ondankbaarheid dat hij Christus verloochende. Dit

deed hem naar buiten gaan en bitterlijk wenen, Matthéüs 26:75. Hij doopte zichzelf als het ware in zijn eigen tranen. De zonden van degenen die God vrezen, gaan de Heere zeer ter harte. De zonden van anderen vertoornen God, deze zonden smarten Hem. De zonden van de goddelozen doorsteken Christus' zijde, de zonden van degenen die God vrezen, wonden Zijn hart.

Liefdeloosheid van een echtgenote gaat haar man zeer ter harte.

c. De zonde van een gerechtvaardigde is afschuwelijk, omdat die meer tot oneer van God strekt: "Dewijl gij door deze zaak de vijanden des HEEREN grotelijks hebt doen lasteren", 2 Sam. 12:14. De zonden van Gods kinderen werpen zwarte vlekken op de godsdienst.

Zo zien we dus, wat de reden is dat een kind van God zelfs na zijn bekering behoort te wenen. Kan iemand die zoiets zaait, zich van tranen onthouden?

Nu is dit wenen van een Godvrezende om de zonde geen wanhopige droefheid: Hij treurt niet zonder hoop. "Ongerechtige dingen hadden de overhand op mij" - hier hoort u de heilige ziel wenen - "maar onze overtredingen, die verzoent Gij" - hier triomfeert het geloof. Droefheid naar God is voortreffelijk. Er is tussen de droefheid van iemand die God vreest en van een goddeloze net zo'n groot verschil als tussen het water uit een bron dat helder en zoet is en het water van de zee dat zout en brak is. De droefheid van iemand die God vreest, heeft deze drie eigenschappen:

(1) Die is inwendig: Het is een droefheid van de ziel. Huichelaren tonen een droevig gelaat", Eng, vert. misvormen hun gelaat, Matthéüs 6:26. Droefheid naar God gaat heel diep. Dat is verslagenheid van het hart, Hand. 2:37. Ware droefheid is geestelijke martelaarschap en wordt daarom wel "zielsverootmoediging", (Engelse vertaling "verdrukking in de ziel") genoemd, Lev. 23:29.

(2) Droefheid naar God is oprecht. Die gaat meer over het kwaad dat in de zonde is dan over het kwaad dat op de zonde volgt. Die gaat meer over de besmetting dan over de wond. Huichelaren wenen alleen over de zonde als die kwade gevolgen heeft. Ik heb gelezen van een fontein die alleen water opgeeft op de avond voor een hongersnood. Huichelaren storten alleen een vloed van tranen als Gods oordelen naderen.

(3) Droefheid naar God oefent een gunstige invloed uit. Zij verbetert het hart: "want door de droefheid des aangezicht wordt het hart gebeterd", Pred. 7:3. Tranen naar God geschreid maken niet alleen nat, maar zij wassen af zij zuiveren de liefde tot de zonde uit.

Eerste nuttig gebruik

Hoever zijn diegenen van de Godsvrucht verwijderd, die nauwelijks een traan storten over de zonde! Als zij een naaste verwante verliezen, wenen zij, maar hoewel zij in gevaar zijn God en hun ziel te verliezen, wenen zij niet. Hoe weinigen weten wat het is om benauwd te zijn vanwege de zonde, of wat een gebroken hart betekent! Hun ogen zijn niet als de visvijvers van Hesbon, vol water, Hooglied 7:4, maar zij zijn eerder als de bergen van Gilboa, waarop geen dauw viel, 2 Sam. 1:21. Het was voor Farao een grotere plaag dat zijn hart in een steen werd veranderd dan dat zijn rivieren in bloed werden veranderd. Anderen worden er niet beter van als zij soms een traan storten. Die gaan in hun goddeloosheid door en smoren hun zonden niet in tranen.

Tweede nuttig gebruik

Laten wij toch naar dit Goddelijke kenmerk staan: word toch treurenden. Dat is "een onberouwelijke bekering", 2 Kor. 7:10. Van Bradford, de martelaar, wordt verhaald dat hij een week gemoed had; hij ging zelden aan tafel zitten om te eten, of enkele tranen rolden langs zijn wangen. Er zijn twee wasvaten om de zonde weg te spoelen:

bloed en tranen. Het bloed van Christus wast de schuld der zonde af; tranen wassen de smet af. Tranen van berouw zijn kostelijk. De Heere bewaart ze in Zijn fles, Psalm 56:9. Zij zijn ook versierend: een traan in het oog siert meer dan een ring aan de vinger. Olie maakt het gezicht glimmend, Psalm 104:15. Tranen maken dat het hart blinkt, tranen zijn vertroostend. De vreugde van een zondaar verandert in droefheid.

Het treuren van een kind van God verandert in blijdschap. Berouw kan men vergelijken met mirre, dat, hoewel bitter van smaak, opwekkend voor de geest is.

Berouw moge dan bitter zijn voor het vlees, het is zeer verkwikkend voor de geest.

Was dat smelt, is geschikt voor het zegel. Een weke ziel is ontvankelijk voor het stempel van alle hemelse zegeningen. Laten wij Christus het water van onze tranen geven en Hij zal ons de wijn van Zijn bloed geven.