• No results found

Het is niet genoeg, als men in het algemeen God vreest, maar wij moeten in al onze betrekkingen onze Godsvrucht tonen.

1. Wie Godvrezend is, is dat ook als overheidspersoon.

De overheid vertegenwoordigt God. Een Godvrezend overheidspersoon hanteert de weegschaal van het recht en geeft iedereen zijn rechten: "Gij zult het aangezicht niet kennen; ook zult gij geen geschenk nemen, want het geschenk verblindt de ogen", Deut. 16:19. Een overheidspersoon moet een zaak oordelen zonder de persoon aan te zien. Wie zich laat omkopen door steekpenningen, is geen rechter, maar is partijdig.

Een overheidspersoon moet datgene doen wat "naar de wet is", Hand. 23:3. En opdat hij recht doen mag, moet hij de zaak onderzoeken. Een boogschutter die goed wil schieten, moet eerst het doel zien.

2. Wie Godvrezend is, is dat ook als predikant. Predikanten:

(1) moeten nauwgezet zijn. "Predik het Woord; houd aan tijdelijk, ontijdelijk", 2 Tim.

4:2. Een predikant moet niet ledig gaan. Luiheid is in een predikant evenmin te verontschuldigen als slapen in een schildwacht. Johannes de Doper was "een stem des roependen", Matthéüs 3:3. Een stomme predikant is evenmin van nut als een dode dokter. Een man Gods moet in de wijngaard des Heeren werken. Het was de begeerte van Augustinus, dat de Heere bij Zijn komst hem biddend of prekend zou vinden.

(2) Moeten kundig zijn. "De lippen der priesters zullen de wetenschap bewaren, en men zal uit zijn mond de wet zoeken", Mal. 2:7. Ter ere van Gregorius Nazianzus staat vermeld, dat hij een oceaan van godgeleerdheid was. De profeten van de oude dag werden "zieners" genoemd, 1 Sam. 9:9. Het is absurd als wij blinde zieners zouden hebben. Christus zei tegen Petrus: "Hoed Mijn schapen", Joh.

21:16. Maar hoe droevig is het, als de herders gehoed moeten worden! Onkunde in een predikant is als blindheid in een oogarts. Onder de wet was degene die melaatsheid aan zijn hoofd had, onrein, Lev. 13:44.

(3) Moeten eenvoudige predikers zijn, die hun stof en woordkeus moeten aanpassen aan de capaciteit van hun hoorders, 1 Kor. 14:19. Sommige predikanten stijgen graag als arenden hoog op in de lucht in diepzinnige, bovennatuurlijke begrippen en denken dat men hen het meest bewondert, als zij het minst begrepen worden.

Degenen die in de wolken preken, in plaats van het geweten van de mensen te raken, schieten over de hoofden heen.

(4) Moeten ijverig zijn in het bestraffen van de zonden. "Bestraf hen scherpelijk", Titus 1:13. Epifanius zei van Elia, dat hij vuur uit de borsten van zijn moeder had gezogen. Een man Gods moet het vuur van ijver zuigen uit de borsten van de Schrift. IJver in een predikant is even vanzelfsprekend als vuur op het altaar.

Sommigen zijn bang om te bestraffen, net als een zwaardvis die een zwaard aan zijn kop heeft, maar zonder hart is. Zo dragen diegenen het zwaard des Geestes bij zich, maar zij hebben de moed niet het uit te trekken ter bestraffing van de zonde.

Hoevelen hebben er kussens onder de okselen van de mensen genaaid, Ezech.

13:18, en hebben hen zo gerust laten slapen, dat zij pas in de hel ontwaakt zijn!

(5) Moeten heilig zijn in hart en leven.

- In hart. Wat is het droevig als een predikant datgene preekt tot anderen wat hij nooit in zijn eigen ziel gevoeld heeft. Anderen vermanen tot heiligheid en zelf daarvan een vreemdeling te zijn! O, dat dit maar niet al te vaak het geval was!

Hoevelen blazen de bazuin des Heeren met een vuile adem!

- In leven. Onder de wet wasten de priesters zich eerst in het wasvat, voor zij het altaar bedienden. Degenen die in het huis des Heeren dienen, moeten eerst van hun grove zonden gewassen worden in het wasvat der bekering. Een predikant moet in zijn leven een wandelende Bijbel zijn. Basilius zegt van Gregorius Nazianzus, dat hij in zijn prediking donderde en in zijn wandel lichtte. Een predikant moet Johannes de Doper nabootsen, die niet alleen een "stem des roependen" was, maar ook een "lichtende kaars", Joh. 5:35. Degenen wier leven in strijd is met hun prediking, onteren hun heerlijk ambt. Zij veranderen hun boeken in drinkbekers! En hoewel zij krachtens hun ambt engelen zijn, zijn zij echter duivels in hun leven, Jeremia 23:15.

3. Wie Godvrezend is, is dat ook als echtgenoot.

Hij volvoert die betrekking met liefde: "Gij mannen, hebt uw eigen vrouwen lief', Eféze 5:25. Een wijnstok die zijn ranken om een olm slingert en die omvat, kan een symbool zijn van de zuivere liefde van de huwelijksverhouding. De huwelijkse staat zou droevig zijn, als zij door zorgen werd verbitterd en er geen liefde was om haar te verzoeten. Liefde is de beste diamant in de huwelijksring. Izak had Rebekka lief, Gen.

24:67. Liefdeloosheid in deze hechte verbintenis is heel ongelukkig. Bij de heidense schrijvers lezen wij, dat Clytemnestra, de vrouw van Agamemnon, ten einde zich te wreken over een belediging die haar man haar had aangedaan, eerst de sluier van haar kuisheid verscheurde en daarna toestemming gaf voor zijn dood.

Een man behoort zijn liefde aan zijn vrouw te laten blijken door haar gebreken te verbergen, door gelegenheden van twist te vermijden, door zachte, liefderijke uitdrukkingen te gebruiken, door godvruchtige raad te geven, door liefdeblijken te tonen, door hetgeen hij als beminnelijk en deugdzaam in haar ziet, aan te moedigen, door samen te bidden, door haar gezelschap te houden, tenzij hij door dringende zaken opgehouden wordt. Een schipper die zijn schip verlaat en het helemaal overgeeft aan de meedogenloze golven, verklaart daarmee dat hij er geen waarde aan hecht, of ver-onderstelt dat het geen schatten bevat.

De apostel geeft een goede reden op, waarom er wederzijdse liefde behoort te zijn tussen man en vrouw: "opdat uw gebeden niet verhinderd worden", 1 Petrus 3:7. Waar boosheid de overhand heeft, wordt het gebed onderbroken.

4. Wie Godvrezend is, is dat ook als vader.

a. Een vader moet vrome onderwijzingen druppelsgewijze aan zijn kinderen doorgeven: "Voedt hen op in de lering en vermaning des Heeren", Efeze 6:4. Zo deed Abraham ook: "Want Ik heb hem gekend, opdat hij zijn kinderen en zijn huis na hem zou bevelen en zij den weg des HEEREN houden zouden", Gen. 18:19.

Kinderen zijn jonge planten die bevochtigd moeten worden met een goede opvoeding, zodat zij , evenals Obadja, "den HEERE vrezen van hun jonkheid af', 1 Kon. 18:12. Plato heeft gezegd: "Tevergeefs verwacht diegene een oogst die nalatig geweest is in het zaaien". Zo kan ook een ouder niet verwachten enig goed van een kind te oogsten, als hij niet het zaad van gezonde onderwijzing heeft gezaaid. En al zou, ondanks alle raadgeving en vermaning, een kind in zijn zonde sterven, is het toch een geruststelling voor een Godvrezende ouder, als hij bedenkt dat hij, vóór het kind stierf, het geestelijke medicijn heeft gegeven.

b. Een ouder moet voor zijn kinderen bidden. Monica, de moeder van Augustinus, heeft voor zijn bekering gebeden en iemand zei eens, dat het onmogelijk was, dat een kind van zoveel gebeden en tranen verloren zou gaan. De ziel van uw kind is gevangen in een strik en zult u dan niet bidden dat die "wederom ontwaken mocht uit den strik des duivels", 2 Tim. 2:26. Veel ouders zorgen ervoor dat zij een erfenis voor hun kinderen wegleggen, maar zij leggen geen voorraad gebeden voor hen weg. c. Een ouder moet zijn kinderen orde en tucht bijbrengen. "Weer de tucht van den jongen niet; als gij hem met de roede zult slaan, zal hij niet sterven", Spreuken 23:13. De roede slaat het stof en de mot van de zonde eruit. Als men een kind zijn zin geeft en het in goddeloosheid laat begaan, zal dat kind een last zijn in plaats van een zegen. David verwende Adonia: "Zijn vader had hem niet bedroefd van zijn dagen, zeggende: Waarom hebt gij alzo gedaan?", 1 Kon. 1:6. En naderhand was hij tot hartzeer van zijn vader en wilde hem van de troon stoten.

Tucht is een doornheg om de kinderen te stuiten dat zij niet in volle vaart naar de hel lopen.

5. Wie Godvrezend is, is dat ook als heer des huizes.

Een Godvrezend iemand bevordert de godsdienst in zijn gezin; hij zorgt dat er zowel Godsvrucht in zijn huis als in zijn hart is: "Ik zal in het midden mijns huizes wandelen, in oprechtigheid mijns harten", Psalm 101:2. "Aangaande mij en mijn huis, wij zullen den HEERE dienen", Joz. 24:15. Ik heb gevonden dat er ter ere van Cranmer vermeld staat, dat zijn gezin een kweekplaats van Godsvrucht was. Het huisgezin van iemand die God vreest, is een kleine kerk: "De gemeente die in zijn huis is", Kol. 4:15.

Een kind van God maakt degenen die onder zijn dak wonen bekend met Gods Woord.

Hij leest het Woord en maakt dat zijn huis doorgeurd is van gebed. Van de Joden staat geschreven dat zij zowel offers brachten in hun huis als in de tabernakel, Exod. 12:3.

Iemand die God vreest, voorziet de zijnen van al het nodige. Hij onderhoudt zijn knechten in gezondheid en ziekte. Hij is niet als die Amelekiet die zich van zijn knecht ontdeed toen hij ziek was, 1 Sam. 30:13, maar eerder als die vrome hoofdman, die Christus verzocht zijn zieke knecht te genezen, Matthéüs 8:5. Iemand die God vreest geeft zijn knechten een goed voorbeeld; hij is ernstig en hemelsgezind in zijn manieren; zijn deugdzaam leven is een goede spiegel voor de knechten in zijn huis om zich daaraan te conformeren.

6. Wie een Godvrezend kind is, is dat ook in zijn gedragingen.

Hij eert zijn ouders. Philo, de Jood, plaatste het vijfde gebod in de eerste tafel - alsof kinderen pas de gehele dienst van God volbracht hadden als zij hun ouders eerden. Dit eren van de ouders bestaat in twee dingen:

a. Door achting te hebben voor hun persoon, wat zowel getoond wordt door nederigheid in spreken als in gebaren. Het tegenovergestelde is, als een kind zich onbehoorlijk gedraagt en een trotse houding aanneemt. Onder de Lacedaemoniërs werd door de overheid bekendgemaakt, dat als een kind zich aanmatigend had gedragen tegenover zijn ouders, het geoorloofd was, dat de vader dat kind onterfde en iemand die hij zelf wilde, mocht benoemen tot zijn erfgenaam.

b. Door hun bevelen te gehoorzamen: "Gij kinderen, zijt uw ouders gehoorzaam in den Heere", Eféze 6:1. Plicht is de rente die kinderen hun ouders betalen over het kapitaal dat zij van hen gekregen hebben. Christus heeft alle kinderen een voorbeeld van gehoorzaamheid aan hun ouders gegeven: "Hij was hun onderda-nig", Lukas 2:51. De Rechabieten waren hierin ook voortreffelijk: "En ik zette den kinderen van het huis der Rechabieten koppen vol wijn en bekers voor en zeide tot hen: Drinkt wijn. Maar zij zeiden: Wij zullen geen wijn drinken; want Jonadab, de zoon van Rechab, onze vader, heeft ons geboden, zeggende: Gijlieden zult geen wijn drinken, gij noch uw kinderen, tot in eeuwigheid", Jeremia 35:5, 6. Men vroeg Solon waarom hij onder de vele wetten die hij gemaakt had er niet één was tegen ongehoorzaamheid van kinderen. Hij antwoordde dat dit was, omdat hij dacht dat wel niemand zo goddeloos zou zijn.

God heeft kinderen gestraft die geweigerd hebben de eer van gehoorzaamheid te bewijzen. Absalom, een ongehoorzame zoon, werd in een eik opgehangen tussen hemel en aarde, als was hij voor beide onwaardig. Manlius, een oude man, die tot grote armoede gekomen was en die een rijke zoon had, smeekte hem alleen om een aalmoes, maar hij kon dat niet voor elkaar krijgen. Die zoon onteigende hem als zijn vader en uitte daarbij verwijtende woorden. De arme, oude man liet zijn tranen de vrije loop, als getuigen van zijn droefheid, en ging weg. God sloeg de zoon spoedig daarna met krankzinnigheid, om deze ongehoorzaamheid van hem te

wreken. Hij in wiens hart de vreze Gods woont, is even nauwgezet in het vijfde gebod als in het eerste.

7. Wie Godvrezend is, is dat ook als knecht.

"Gij dienstknechten, zijt in alles gehoorzaam uw heren naar het vlees, ... met vreze en beven.", Kol. 3:22; Eféze 6:5. Die vreze des Heeren in dienstknechten moet blijken in:

a. IJver. De knecht van Abraham heeft snel de zaak die zijn meester hem had toevertrouwd, uitgevoerd, Gen. 24:33.

b. Opgewektheid. Dienstknechten moeten gewillig zijn, net als de dienstknecht van de hoofdman over honderd: "Als ik tot dezen zeg: Ga, en hij gaat", Lukas 7:8.

c. Betrouwbaarheid die in twee dingen bestaat:

• In geen fraude te plegen: "niet onttrekkende", Titus 2:10.

• In het bewaren van geheimen. De ongezondheid van een maag blijkt hieruit, dat zij wat er in zit niet kan houden en de onoprechtheid van een knecht, als hij niet de geheimen die zijn meester hem heeft toevertrouwd, kan bewaren. d. Stil zijn: "niet tegensprekende", Titus 2:9. Het is beter een fout te herstellen dan deze te vergoelijken. Wat een knecht in zijn werk kan stimuleren, is dit bemoedigende tekstwoord: "Wetende dat gij van den Heere zult ontvangen de vergelding der erfenis; want gij dient den Heere Christus", Kol. 3:24. Als Christus u zou verzoeken wat werk voor Hem te verrichten, zou u dat niet doen? Terwijl gij uw meester dient, dient gij de Heere Christus! Als u vraagt welk salaris u zult ontvangen: "Gij zult de vergelding der erfenis ontvangen".

Eerste nuttig gebruik

Is dit het grote kenmerk van iemand die God vreest, dat hij in alle betrekkingen heilig is? Dan moge de Heere ons genadig zijn. Wat zijn er dan weinigen te vinden die God vrezen! Velen trekken wel de mantel van belijdenis aan. Zij bidden wel en spreken over godsdienstige zaken, maar "Wat is dan dit voor een stem der schapen?", 1 Sam.

15:14. Zij zijn niet Godvrezend in hun betrekkingen. Wat is het erg dat christenen tekortschieten in vroomheid in hun verschillende verbanden.

• Kan men een slecht overheidspersoon Godvrezend noemen? Hij verdraait het recht: "Oordeelt gij billijkheden, gij mensenkinderen? Gij weegt het geweld uwer handen op de aarde", Psalm 58:2, 3.

• Kan men een slechte ouder Godvrezend noemen? Hij leert zijn kinderen nooit iets van de weg ten hemel. Hij is als een struisvogel die wreed is voor zijn jongen, Job 39:18.

• Kan men een slechte patroon Godvrezend noemen? Vele patroons laten hun gods-dienst in de kerk achter, net als de voorzanger zijn boek achterlaat. Zij hebben thuis niets van God, hun huis is geen Bethel, maar een Bethaven - geen kleine kerk, maar een kleine hel. Hoeveel patroons zullen op de laatste dag schuld moeten bekennen voor het gericht. Hoewel zij de buik van hun knechten gevuld hebben, hebben zij hun ziel laten verhongeren.

• Kan men een slecht kind Godvrezend noemen? Dat stopt zijn oren toe voor de raad van zijn ouders. Men mag iemand die ontrouw is dan evengoed een goede onderdaan noemen.

• Kan men een slechte knecht Godvrezend noemen? Hij is lui en eigenzinnig; die is eerder geneigd een fout te ontdekken bij een ander dan deze bij hemzelf te verbeteren. Als men iemand die slecht is in zijn verschillende betrekkingen

Godvrezend noemt, is dat een tegenstrijdigheid; dat is het kwade goed noemen, Jesaja 5:20.

Tweede nuttig gebruik

Als wij wensen dat God het goede over ons zal uitspreken, laten wij dan Godsvrucht tonen in onze verschillende betrekkingen. Als wij niet vroom zijn in onze betrekkingen, bederft dat al onze andere goede zaken. Naman was een voornaam man, maar hij was melaats, 2 Kon. 5:1. Dat "maar" bedierf alles. Die en die persoon is bijvoorbeeld een trouwe kerkganger, maar hij verwaarloost zijn plichten in de verschillende betrekkingen. Dat werpt een smet op de schoonheid van al zijn andere daden. Het is net als bij zetwerk: al is de letter nog zo mooi van vorm, als hij niet op de juiste plaats staat, schaadt het de betekenis. Laat iemand dus vele dingen hebben die prijzenswaardig in hem zijn, maar als hij niet vroom is op de juiste plaats en niet nauwgezet is in zijn gedrag in de verschillende betrekkingen, brengt hij de godsdienst schade aan. Er zijn er velen tot wie Christus uiteindelijk, net als tegen de jongeman, zal zeggen: "Nog één ding ontbreekt u", Lukas 18:22. U hebt u niet goed gedragen in de hoedanigheid waarin u in de verschillende betrekkingen stond. Als derhalve onze zaligheid en de eer van onze godsdienst ons dierbaar is, laten wij dan in de kring van onze betrekkingen, waar God ons heeft geplaatst, ons licht laten schijnen.