• No results found

BEWEEGREDENEN OM TE VOLHARDEN IN GODZALIGHEID Opdat ik christenen moge aansporen om te volharden in de praktijk der Godzaligheid,

zal ik de volgende vier overwegingen voorleggen:

1. Het is de eer en de kroon van een christen als hij nog Godzalig is in zijn grijsheid.

"Mnason van Cyprus, een ouden discipel", Hand. 21:16. Wat is het een eer als men een christen ziet wiens kleren rood van bloed zijn, maar met een consciëntie die zuiver wit is en met genade die groen en fris is!

2. Wat volharden zondaren in hun zonden!

Zij zijn stijf geworden op hun droesem, Zef. 1:12. Voor de oordelen van God schrikken zij niet terug en zij worden er niet door bewogen. Zij zeggen tegen hun zonden, wat Ruth zei tegen Naomi: "Waar gij zult heengaan, zal ik heengaan ... alzo

doe mij de HEERE en alzo doe Hij daartoe, zo niet alleen de dood zal scheiding maken tussen mij en tussen u", Ruth 1:16, 17. Zo is er niets wat de mensen doet schei-den van hun zonschei-den. O, wat is het een schande, dat de goddelozen zo vast zitten aan het kwade en wij zo onvast aan het goede, dat zij standvastiger zijn in de dienst van de duivel dan wij in de dienst van Christus!

3. Als wij volharden in Godzaligheid, kan dat een middel zijn om anderen daarin te bevestigen.

De hoorders van Cyprianus volgden hem naar de martelplaats en toen zij zijn standvastigheid in het geloof zagen, riepen zij uit: "Laten wij ook zo met onze heilige prediker sterven". "En dat het meerder deel der broederen in den Heere, door mijn banden vertrouwen gekregen hebbende, overvloediger het Woord onbevreesd durven spreken", Fil. 1:14. De ijver en volharding van Paulus moedigden de toeschouwers aan. Door zijn gevangenisketenen werden mensen aan het hof van Nero bekeerd en twee van deze bekeerlingen werden later martelaar, zoals de geschiedenis verhaalt.

4.Wij verliezen niets bij volharding in de Godzaligheid.

Er zijn acht heerlijke beloften die God vermaakt heeft aan volhardende gelovigen:

(1) "Zijt getrouw tot den dood, en Ik zal u geven de kroon des levens", Openb. 2:10.

Christen, u kunt wel de adem des levens verliezen, maar niet de kroon des levens!

(2) "Die overwint, Ik zal hem geven te eten van den boom des levens", Openb. 2:7.

Deze boom des levens is de Heere Jezus. Deze boom deelt het leven mee en voorkomt de dood. Op de dag als wij van deze boom eten, zullen onze ogen werkelijk geopend worden en zullen wij God zien.

(3) "Die overwint, Ik zal hem geven te eten van het manna, dat verborgen is en Ik zal hem geven een witten keursteen, en op den keursteen een nieuwen naam geschreven, welken niemand kent, dan die hem ontvangt", Openb. 2:17.

Deze belofte bestaat uit drie delen:

• "Ik zal te eten geven van het manna". Dat is een verborgenheid. Het betekent de liefde van de Vader, die manna is vanwege haar zoetheid en verborgen vanwege haar zeldzaamheid.

• "Ik zal hem geven een witte steen", dat is vergeving van zonde. Die mag men wel een edelsteen noemen, zegt Hiëronymus.

• "En op de steen een nieuwe naam", dat is de aanneming tot kinderen. Hij zal een erfgenaam des hemels genaamd worden en niemand kan dit weten, behalve degene die het geheimzegel van de Geest heeft om hem daarvan te verzekeren.

(4) "Die overwint, die zal bekleed worden met witte klederen; en Ik zal zijn naam geenszins uitdoen uit het boek des levens, en Ik zal zijn naam belijden voor Mijn Vader en voor Zijn heilige engelen", Openb. 3:5. De volhardende gelovige zal in het wit gekleed worden. Dat is een zinnebeeld van vreugde, Pred. 9:8. Hij zal zijn rouwgewaad afleggen en zal bekleed worden met de witte mantel der heerlijkheid.

"En Ik zal zijn naam niet uit het boek des levens uitwissen". God zal wel de zonden van een gelovige uitwissen, maar Hij zal niet zijn naam uitwissen. Het boek van Gods besluit bevat geen fouten. "Maar Ik zal zijn naam belijden". Als iemand Christus als zijn eigendom op aarde heeft gekregen en Zijn livrei gedragen heeft, toen zelfs de doodstraf erop stond als men die droeg, zal Christus Zich voor hem niet schamen, maar zal zijn naam belijden voor Zijn Vader en voor de heilige engelen. O, wat zal het een troost en een eer zijn om op de laatste dag een

vrien-delijke blik van Christus te ontvangen, ja als Christus ons bij name zal eigenen en zeggen: "Dit waren degenen die het voor Mijn waarheid opgenomen hebben en die hun klederen rein bewaard hebben in een verontreinigende tijd. Die zullen met Mij in het wit wandelen, want zij zijn het waardig".

(5) "Die overwint, Ik zal hem maken tot een pilaar in den tempel Mijns Gods, en hij zal niet meer daaruit gaan; en Ik zal op hem schrijven den Naam Mijns Gods en den naam der stad Mijns Gods", Openb. 3:12. Er liggen veel heerlijke zaken in deze belofte opgesloten. "Ik zal hem maken tot een pilaar in den tempel Mijns Gods". Een huichelaar is een riet dat van de wind heen en weer bewogen wordt, maar de overwinnende gelovige zal een heerlijke pilaar zijn, een pilaar van kracht en een pilaar in de tempel vanwege de heiligheid. "En hij zal niet meer daaruit gaan". Ik versta dit van de staat der heerlijkheid. "Hij zal niet meer daaruit gaan", dat wil zeggen, nadat hij overwonnen heeft, zal hij niet meer ten oorlog uittrekken.

Hij zal nooit meer te strijden hebben met enige zonde of verzoeking. Er zal geen geluid van trommel of kanon meer gehoord worden, maar nu de veldslag gewonnen is, zal de gelovige thuis blijven en de buit uitdelen.

"En Ik zal op hem schrijven de naam Mijns Gods", dat is, hij zal in het openbaar erkend worden als Mijn kind, en net als de Zoon de naam van zijn Vader dragen.

Wat moet dat een eervolle heilige zijn, op wie Gods eigen naam geschreven staat!

"En Ik zal op hem schrijven de naam van de stad Mijns Gods", dat is, hij zal ingeschreven worden als een bewoner of een burger van Jeruzalem, dat Boven is.

Hij zal een vrije burger zijn in de gemeenschap der engelen.

(6) "En die overwint, en die Mijn werken tot het einde toe bewaart, Ik zal hem macht geven over de heidenen", Openb. 2:26. Daarin kan een dubbele verborgenheid liggen. Dit kan óf verstaan worden van de gelovigen die op aarde leven: die zullen macht hebben over de heidenen. Hun ijver en lijdzaamheid zal de tegenstanders van de waarheid overwinnen, Hand. 6:10. Óf het kan in principe verstaan worden van de triomferende heiligen in de hemel. Die zullen macht hebben over de heidenen: zij zullen enigszins delen in de macht van Christus. Zij zullen samen met Hem op de laatste dag de wereld oordelen: "Weet gij niet, dat de heiligen de wereld zullen oordelen?", 1 Kor. 6:2.

(7) "Die overwint, Ik zal hem geven met Mij te zitten in Mijn troon", Openb. 3:21.

Hier is ten eerste de waardigheid van de heiligen: zij zullen in de troon zitten.

Maar ook hun veiligheid: zij zullen er met Christus zitten. Christus houdt hen vast en niemand zal ze uit Zijn troon rukken. De gelovigen kunnen hier wel uit hun huizen gezet worden, maar zij kunnen niet uit Christus' troon gezet worden. De mens zou evengoed een ster van de hemel kunnen plukken als een heilige uit de troon.

(8) "En Ik zal hem de morgenster geven", Openb. 2:28. Hoewel de gelovigen in dit leven met schande overdekt kunnen worden, hoewel men hen oproermakers en ontrouwen moge noemen - Paulus zelf leed, naar de mening van sommigen, als een kwaaddoener, 2 Tim. 2:9 - toch zal God de gerechtigheid van de gelovigen doen voortkomen als het licht en zij zullen blinken als de morgenster, die helderder is dan de rest. "Ik zal hem de morgenster geven". Met deze morgenster wordt Christus bedoeld, alsof Christus wilde zeggen: "Ik zal de volhardende gelovige iets van Mijn schoonheid geven. Ik zal enkele van Mijn schitterende

stralen op hem laten vallen. Hij zal de naaste graad van heerlijkheid met Mij hebben, zoals de morgenster het dichtst bij de zon staat.

O, wat zijn hier zielsverrukkende beloften! Wie zou niet volharden in Godzaligheid! Wie niet aangedaan is door deze beloften, is óf een steen, óf een beest.

HOOFDSTUK 11