• No results found

godsdienst der heidensche Bikollers

In document VERSPREIDE GESCHRIFTEN VAN (pagina 98-114)

Bijdragen tot de Tooi-, Lalld-en Volkenkunde van Ned.·lndië, 6e Volgreeks, dl. 111.

1897.

gewag gemaakt van een geschrift over de afkomst en de godsdienstige voorstellingen der bevolking van 't Bikolgebied in vroeger tijd, welk ge-schrift door Pater José Castano opgesteld, deel uitmaakt van Retana's Archivo del Bióliójilo FilipiIlO, Deel I. Hetgeen ons in dat stuk wordt mede-gedeeld is voor een niet gering deel ontleend aan oudere berichten van zendelingen, die werkzaam waren onder de heidensche Bikollers om dezen tot het Christendom te bekeeren, doch het is er niet te minder belangrijk om. Want daargelaten dat Pater Castai10 ook menig feit uit eigen waar-neming inlascht en daarenboven een geheel mythologisch gedicht van een ouden Bikoller voor 't eerst wereldkundig maakt, zijn de oude boeken, waaruit hij geput heeft, hiel' te lande niet te vinden. Daarom geloof ik geen overbodig werk te doeo, wanneer ik de lezers van dit tijdschrift met den zakelijken inhoud van genoemd geschrift bekend maak en daaraan eenige noten toevoeg. Het zal hun blijken dat de godsdienstige voorstellingen en gebruiken der heidensche Bikollers in 't nauwste verband staan met den alourlen godsdienst hunner stamvenvanten in Indonesië.

Onder den naam van Bikol verstaat men het Z. W. gedeelte van Luz6n, dat schiereilandachtig door de landengte van Tayabas met het veel grooter Noordelijk deel van genoemdeiland verbonden is. Het bevat tegenwoordig de provinciën Camarines en Alhay, benevens de eilanden Masbate, Tikao, Burias en Katanduanes, en ontleent zijn naam aan de rivier Bikol 2). De bewoners dezer uitnemend vruchtbare en aan natuurschoon rijke streek worden door Pater Castailo geroemd om hun zachtaardigheid, leerzaam-heid en godsdienstigen zin. Eigenlijk is dit alleen van toepassing op de Christelijke bevolking, die verreweg de meerderheid uitmaakt en die door den schrijver als BikoIsch van zuiveren bloede wordt beschouwd. Als tot een ander ras behoorende noemt hij de Agta's of Negrito's, die in wilden staat leven. Een derde groep vormen de Cimarronen, lieden die 7.ich, om onafhankelijk te blijven van de Spaaniche heerschappij, in de wildernis hebben teruggetrokken. Volgens 't eigen oordeel van Pater Castai10 zijn echter deze laatsten, hoezeer onbeschaafd, van hetzelfde ras als de be-keerde Bikollers.

De oude godsdienst der thans Christelijke Bikollers was een

"eelgoden-1) D. XLVI, blz. 146 on boven blz. 78 e.v.

S) Over den staat der provinciën Camarinas en Alblly in 't begin dezer eeuw zal men mol; vrnoht raadplegon de E stadismo van Martinez deZMiigo.(ed. Rotana) n.H, 40- '5.

dom, en hun geloofsbegrippen waren gegrond op het denkbeeld dat er een God van 't goede, en een God \'an 't kwade bestond, met hun aanhang van mindere goden, goede of kwade, al naarmate de oppergod was wien zij gehoorzaamden.

Aangaaune de godsdienstige voorstellingen der Agta's weet de Schr.

uit eigen ervaring het een en ander dat niet van belang ontbloot is, mede te deelen. Meermalen had hij gelegenheid met uiterst onwetende en be-krompen personen van dat volkje in aanraking te komen en te onderzoeken of zij eenig denkbeeld van een Opperwezen hadden. Het antwoord van die lieden was dan, terwijl zij den blik ten hemel hieven: -dat zij geloofden dat daar boven in den hemel een groote Heer woonde; dat hij degene is die den donder voortbrengt en op de aarde de dingen die vrees venvekken afzendt •. Op de vraag of voor hen na den dood alles uit was, betuigden zij van neen; «dat zij na gestorven te zijn rondwaarden door veld en haag, zich dikwijls des nachts vertoonende, totdat zij ten slotte van deze aarde verdwenen om voor eeuwig in een ander oord te verblijven"

Om tot de oude Bil<ollers terug te keeren, dezen geloofden aan een Opper-wezen, dat zij Gugurang 1) of Heer van alles noemden. De Gugurang is de goede god, de beschermer van het mensehdom tegen de boosaardig-heid van den Asuang, den boozen geest 2). Van den Gugurang geloof-den zij dat hij steeds geneigd was om hunne gebeden te verhooren en hun te schenken wat zij behoefden, terwijl zij van den As uan g niets dan kwaad verwachtten. Vooral de moeders die kleine kinderen hadden duchtten dezen en gaven zich alle moeite om hun ldeinen te verbergen, uit vrees dat de Asuang zich aan 't bloed en de ingewanden der kinderen zou verzadigen.

Voorts geloofden zij ook aan 't bestaan van den Batala, een soort van beschermgeest, minder in macht dan Gugurang sJ. Het was de taal, van

I) Gugurang ia afgeleid van Bik. gurnng, Bisaya en Tagn-log gulnllg, Sangir gnrang, met prefix ma: magurang, magulallg, m1lgurnng, oud. Gugurn.ng kan krnchtons zijn formatie betaekenen ,,!leer oud" of "oudvndel'''. Dat zulk oen woord do bntcekonis van "heer" nnnueflmt., vindt !lijn tegenhangers in verscheidene, ook niet verwante talon i bijv. in de Romn.auscho talen, wanr Signore, Soigneur, Sefior, zooals men weet, uit Lat. seni or ontstaan is.

') ASUD ng, eig. Asuan, wordt in Jt Bikolsch 'Vdb. "an Mn.rcos de Liaboaopgegeven als zijnde een demon of heks, dio op menschenvleesch, inzonderheid de ingewanden a8st.

lets dOl'gelijks is Bis. asuang, Tag. uauang. Het is hetzelfdo woord ala Dayaksch s 0. w nn, de booz:e geost die stuipen veroorzaaktj Jav. 9 0. W a.n, een booze geo.!lt die etuip.

jes on beroorte veroor.mn.kt. Ook bekend in 't Sundn.neeeeh cn Mo.leisoh. In 't Mak. cn Dugin. e Q. W R. U g, de besmetting van eon kind door een boozen geest.

,) Bata.lo. is lln.tuurlijk het uit Skr. BbaHiLra. ontstane woord dat in 7,oo\'oel talen vnn den Indischen Archipel zijn weg hooft gevondell. Vgl. deze Büdragell D. XLVI, 723, cu '!'ijd~ohrin voor Nollerln.nd!lch·lndië, Jnn. 1897, blz. 16.

den Batala de negerij die hij in zijne hoede had gelulc:kig te maken en den mensch wiens geleigeest hij was te beschermen. Hij zorgde dat zijn be-schermelingen geen Jast leden of ten minste geen groote schade onder-vonden van naburige landschappen. \Vanneer nu cene negerij vrede cn voorspoed genoot, schreef men zulks daaraan toe dat haar Ba tal a door Gugurang met hare bescherming belast was. Ook geloofden zij aan nor, andere goede geniussen, eveneens door Gugurang afgezonden, en Ka-tá m ba

r

geheeten. Deze werden beschouwd als geleigeesten van indivi -duen, en niet, zooal5 de Ba tal a I van cene negerij of familie. Deze geniussen waren talrijk en werden dikwijls verward met de Anito's of geesten der voorouders 1). De jagers hadden een bijzonderen beschermgeest der jacht,

o

ko t genaamd 2). Dit was een boschgeest, die zich in 'tstruikgewas placht op te houden en door gefluit een teeken gaf waar men overvloedig wild kon aantreffen. Evenzoo hadden de visschers hun beschermgeest, dien zij Mangindán noemden, en die door kreten ofteekens te kennen gaf waar overvloed van visch was, of waarschuwde als er slecht weer op handen was.

Zij geloofden verder aan onderscheidene booze wezens, waarvan de Bo n gg6' s de kwaadaardigsten waren. Deze dienaren van den As 1I a n g, op wiens last zij door de dichte bosschen rondwaarden, waren eveneens van eene menschelijl<e gedaante, doch zeer leelijk, met oogen welke, naar het scheen, vonken Vllurs schoten, alles wat hun te gemoet kwam door gloed verterende. Zij waren het, die wanneer de As u 2 n g in aantocht was, hem voorafgingen en de klaagtonen van den nachtvogel Korokor6 ") lieten schallen. Dat was altoos een onfeilbare voorbode van de aanstaande komst van den Asuang, wanneer deze de ingewanden van een kind wilde verslinden. Daarom nam men alle voorzorgen om de kinderen te vers top-pen en te bewaken, totdat de Korokoró zijne ldagende tonen niet meer liet hooren. Doch zoo men bij voortduring een dof gerommel hoorde, als van donder in de verte, werd men door een onbeschrijfelijken angst wereld) ontstsa.oll, of "eersteling", hetgoon tamelijk wol somenvalt met "vool'\'ndcl'lI.

') Hiermede weet ik niets te yergelijken dan Bis. oko, heksenmeester.

S) KOl'okol'o, Bis. kolokolo is eig. 't geroep van Dik.) Bis., Bagobo limukllo, limokon, een soort houtduif. Vgl. Mf\k. kuru.

<4) Dul uha.n, dat ook in hot 'I'ag. bestaat, wordt woêrgegeven met een SpIlIlUIHlh "l!t

genLo do uua eabcceria, ó bnnio". Vermit>! Tag. d u 1 11 J JtH'., Mul. enz. dj UI'U o.a. IlQofd

96

Een ander boos wezen was Irago of Oriol, een fabelachtige slang, de dochter van den A5 u a n g, welke de eigenschap bezat dat zij zich even plots aan de blikken der men sc hen placht te vertoOllen als wederom daaruit te verdwijnen. Haar werk was den mensch dien zij betooverd had te ver-leiden en mee te slepen waarheen zij wilde; zij verlokte de mannen tot boeleerderij, tot roof en wraakneming, zonder dat zij in staat waren aan hare aanlokselen wederstand te bieden of zich aan haren invloed te on t-trekken.

Een zeer geduchte booze geest was ook Yasáo, een soort van gedrocht, dat zich '5 nachts bij heldere maan in de schaduw van 't geboomte ver-toonde en schrik aanjoeg. Wanneer men met zijn verschijning ook kreten hoorde, dan was het een teeken dat iemand spoedig zou sterven, daar de A s u an g dan in aantocht was om een moordaanval of I ala ba n 1) te doen.

Deze Yasáo nam somwijlen ook de gedaante aan van Laki 2), een mon-ster met de voeten en het haar van een geit en het gezicht van een afzich-telijk mensch. In dezen staat zwierfhet door de bosschen, als strafhem door c1en Asuang opgelegd, om zijn traagheid in 't vervolgen dcr menschen.

Wat het leven hiernamaals betreft, geloofden zij dat de zielen der goeden naar den Gugurang gingen, om het loon van hun dappere daden te ont-vangen, in eene plaats genaamd Kamurauayan, eene plaats van zalige rust. Daarentegen gingen de boozen naar 't verblijf van den Asuang om de straf te ondergaan voor hunne zonden, waaronder als de ergste be-schouwd werd bloedschande met een zuster of naverwante 3), eene plaats van vuur, vlammen en verstikkende hitte, Gagamban genaamd.

De eeredienst der heidensche Bikollers was weinig ontwikkeld. Zij ver-eerden den G u gu ran g met een offerande, áta n g '). De plaats waar men

beteekeut., kan duluhan z. v. o. hoofdmaD3chap, en "wnt onder een hoofd staat" uit· drukken. Dooh d uI u kan ook beantwoorden aan Ma,). dj uru, hook, Malag. zuru, Batak d uru, boek, ui~eindfJ, Bulu ruru, kant, zijdej zoodat d uI uban te vergelijken warc met bet Duit8ehe ort.sohaft (ort is eig. punt).

I) Het Wdb. hoeft 1 al a ba, verklaard ola nde ocn voorleeken door kla.o.gtonen die men hoort dat iemand veeg is.

') Lak i ia de .tam van lal aki, dat zoo wet in 't Bikol al& in zoo veel andere verwante talen "kerel, mannelijk wezen" beteekent, gelijk trouwens ook laki. Jn 't Bis. is laki, grootvaderj bij de oude Pangasinans was laki de naam van den krijgsgod.

S) De vorbod>lbepa,lingen tegen huwelijken in de verboden graden zijn, gelijk men woet, ook zeer streng bij de Dayaks. Voor de Ngadju·Da.yaks vgl. men Hardeland'a 'Vdb.

ouder tulahj voor de Dayaks in So.ro.wak, Ling Rot.h, The Natives of So.ra.wo.k, Oh. V.

") In 't Oudjo.v. is de gewone naam vaneene offerande eaji: ook thans nog saji·sn.j i.

Do.ar nu oa4.a.ug in beteokeuis verwant is met saj i, en cal},ang wederom zich aansluit bij al},a.ng, Bis. adang, enz. scbijnt Bik. ntang eeno gewijzigdo vorm vau n(lang te wezen.

die offerande placht aan te bieden was de gulang.gulangan I), cene soort van tijdelijke looverhut van riet en palmbladeren.

Van het Opperwc7.en, Gugurang, maakten de Bikollers geen beelden, doch wel hadden zij beeldjes, lagdong, ,·an de voorouders. Bij de Agta·s treft men ook zeef ruw bcwcrl<te beeldjes aan.

De oude maatschappij der inlanders van Bikol was samengesteld uit drie standen: dato, duluhan en oripon. De dato is het hoofd; de dup I u h an is de werkman; de 0 ri pon is de slaaf, in den oorlog verkregen, of wel gekocht or tot dien staat vervallen ten gevolge van geldschulden. Tot den stand der cl u Ju h a IJ 5 of belastingschuldigen behoorden de bedienaren van den godsdienst die Asog genoemd werden 2).

Deze Asog's - ook in 't Bisaya bekend - zijn mannen die zich als

\'rouwen kleeelen en ook in andere opzichten, in gebaren, manier van spreken enz. zich als vrouwen trachten voor te doen. Het was een zeer ge-woon gebruik dat zij niet trouwden om beter geschikt te zijn \'001' hun be-roep. Zij kenden ook het gebruik der besnijdenis, pagturi sJ. Men erkent in dez.e soort \'311 priesters licht de tegenhangers van de basirs bij ette-lijke Dayakstammen, d. i. van mannen die zich als \'rouwen Ideeden, en van tooverij en ontucht hun beroep maken. Zij doen ook denken aan de bi ss u' s der Makassarell en Boegineezen, een soort van toovcnaars die voorgevende door een hooger wezen bezield te zijn, overal toegang hebben, tot zelrs in de slaapvertrekken der jeugdige \'orstinnen, daar zij meestal den schijn aannemen van onbekwaam tot den coïtus tc wczen, 7.00315 men bij Matthes Mak. \JVdb. kal1 vinden, om van diens verhandeling over de Bissu's niet te gewagen. Onwillekeurig zou men geneigd zijn de opge-noemde toovenaars en waarzeggers in verband te brengen met den baso der Bataks, want ook deze is iemand die door cenen geest bezield is en daarom bij kwalcn geraadpleegd wordt; te\'ens is het eene benaming \'001'

vroedvrouwen. Iets soortgelijks is de baritj - dat er uitziet als cene op-zettelijke omzetting van batjir

==

basir - bij de Dayaks van Sarawak.

Zoowel in klank, als tcn opzichte der voorstellingen die er aan vcrbonden 7.ijn, vertoonen al deze woorden zekere overeenkomst, maar volgens de gewone klankregelen laten ze zich niet tot één grondvorm herleiden.

De vrouwelijke priesteressen en waarzegsters heetten b a I i an, een woord

I) Vgl. Ja.\'. goc,longau, loof.

98

dat in eene verwante bcteekenis over den geheelen Indischen Archipel verspreid is om een verwant begrip uit te drukken. Zoowel het woord als de zaak moet derhalve van overouden tijd dagteekenen en een erfenis zijn van de voorouders van 't geheele ras.

Om tot den eeredienst terug te keeren, hebben wij gezien dat men den Gugurang eerde met cene offerande, atang. Deze offerande, die men bracht om aardsche goederen deelachtig te worden of wel als dankoffer, bestond in de aanbieding van veldvruchten, bepaaldelijk van tienden, himolóan I). De ceremonie geschiedde op de volgende wijze. Men richtte een tafel op van bamboeriet; op die offertafel, salangat, plaatste men allerlei spijzen, en nadat de bal ian eenige geheimzinnige gebeden opge-zegd had, hief zij de sorak, een godsdienstig lied aan ter eere van den Gugu ran g, welk lied de Rilnwezige vrouwen in koor medezongen 2).

Zoodra het gezang ten einde was, verdeelden de aanwc7.Îgen de aange-boden spijzen onder zich en nuttigden die in een luidruchtig festijn, het-welk doorgaans eindigde in walgelijke dronkenschap of uitliep op twisten, zelfs oorlogen.

De Schrijver betreurt het dat er geen oorspronkelijke liederen zijn be-waard gebleven. Het staat vast uit de berichten der eerste zendelingen, dat de inlanders zulke liederen in menigte bezaten, daar zij veel smaak in poëzie hadden en behagen schepten om in verzen te spreken en teschrijven.

Van die neiging hebben diezelfde vreemdelingen behendig partij getrok-ken: zij hebben de geheimenissen van het Katholiek geloof in \'crs gebracht en zijn zoodoenoe el' in geslaagd de inlanders spoedig te bekeeren. De laatsten hadden den naam van vaardige sprekers te zijn: hun toasten bij gastmalen waren puntig, kort en tintelend van vernuft sJ. Ook heden ten dage ontbreekt het niet aan gelegenheidsdichters die de gasten men lang, soms den gansehen nacht, door hun improvisaties en kwinkslagen aange·

naam bezig weten te houden. Oudtijds waren cr dichters of rhapsoden, die met de kodyapi op den rug van plaats tot plaats gingen om de oorlogen der gemeenten, de roemruchte daden van een of ander nieuwen held, of wel de droevige gevolgen van een natuurramp te bezingen. De kodyapi was een soort luit van bamboe en met vijf sna.ren van l\'Tanila·hennip

voor-1) Afgt)lcid van polo, t.ieutal).Tav. pul uh, a.lgemerm Maleisoh·Polynesiach.

'} Sorak bet.eekont. eigenlijk gejuioh, zooals blijkt u.it Jt\v., Sund., Bo.ts.k.sch suco.k, Mal. suraq, enz.

') De Sohr. Doomt cen tOt\lSt: kn.ngllio, en een ga.slmnn.l: abo.t.ayn. Dit berust op eon miaveTstBnd. Abn tayo is in 't geheel goen BikoJ, maar de gewone tOf'Lstformute der Tagll.logKj mcn k'\D het vertalen met. "op ons uIIc!' gezondheid I'); eig. is ab [l. een uitroep, 2. v. &.: ons !lkorunau!" en tay 0 is het. \'oornw. 1 ps. mv. inclusief. Ka u gl:l i n hob ik niet kunnen opsporenj kl\ugay is iu 't. Tag. "een gcnoodigdc".

zien 1). Van nieuwere proeven van dichtkunst vermeldt pater Castano het gewrocht \'an een blinden zanger van Ligao, bijgenaamd «de Homerus van lbalon .. , in welk gedicht op een verdienstelijke wijze de vreeselijkc uitbar-sting ,'an den vulkaan Ma)'ong op 1 Febr. 1814 bezongen wordt.

De vereering van den ASliang was bijna even algemeen als van den Gugllrang, doch verschilde natuurlijk in aard en doel. Van de verschil-lende ritucele bandelingen waardoor mcn den Booze trachtte af te weren of te vCr?oencn, worden met name genoemd de hidhid en hogot. De h i cl 11 i cl was een soort van bezwering of duivelbannerij. \Vannccr een alge-meene ramp, zooals sprinkhanen, pest of orkaan de streek teisterde, ver-richtte cle Balian de hidhid, waarbij zij den Asuang heftig vervloekte en beval zich "al1 daar te verwijderen. Ook ingeval iemand ziek werd door den Boozen geest, werd de h i d h i d toegepast, begon men met een ploister van geweekte betel bladen op 't hoofd van den lijder te leggen, en daarna ging de Balian om den zieke heendansen, haar lichaam in duizend boch-ten wringende. en met gebaren alsof zij bacl, oen Asuang te bezweren van den zieke af te laten, Genas de zieke, dan schreef men het toe aan de kracht der bezwering; kwam hij daarentegen te sterven, dan was het omdat de Asuang den zieke uithoofde van diens zonden naar de Gagamban wilde medevoereJl om hem gruwelijke folteringen te doen lijden. Als men let op de beteekenis van hid in de verwante talen, is het duidelijk dat de die zijn honger wenschte te \'erzadigen aan de ingewandeJl van den over-ledene. Om zulks te verijdelen, doodde men den meest geliefden slaaf van den dato en bood zijn ingewanden den Asuang aan, opdat deze het

De vereering van den ASliang was bijna even algemeen als van den Gugllrang, doch verschilde natuurlijk in aard en doel. Van de verschil-lende ritucele bandelingen waardoor mcn den Booze trachtte af te weren of te vCr?oencn, worden met name genoemd de hidhid en hogot. De h i cl 11 i cl was een soort van bezwering of duivelbannerij. \Vannccr een alge-meene ramp, zooals sprinkhanen, pest of orkaan de streek teisterde, ver-richtte cle Balian de hidhid, waarbij zij den Asuang heftig vervloekte en beval zich "al1 daar te verwijderen. Ook ingeval iemand ziek werd door den Boozen geest, werd de h i d h i d toegepast, begon men met een ploister van geweekte betel bladen op 't hoofd van den lijder te leggen, en daarna ging de Balian om den zieke heendansen, haar lichaam in duizend boch-ten wringende. en met gebaren alsof zij bacl, oen Asuang te bezweren van den zieke af te laten, Genas de zieke, dan schreef men het toe aan de kracht der bezwering; kwam hij daarentegen te sterven, dan was het omdat de Asuang den zieke uithoofde van diens zonden naar de Gagamban wilde medevoereJl om hem gruwelijke folteringen te doen lijden. Als men let op de beteekenis van hid in de verwante talen, is het duidelijk dat de die zijn honger wenschte te \'erzadigen aan de ingewandeJl van den over-ledene. Om zulks te verijdelen, doodde men den meest geliefden slaaf van den dato en bood zijn ingewanden den Asuang aan, opdat deze het

In document VERSPREIDE GESCHRIFTEN VAN (pagina 98-114)