• No results found

Gibo groep ja nee nee nee nee ja nvt nvt nvt nvt nvt nvt 16 Volvo Nederland B.V. ja ja nee nee nee ja nvt nvt nvt nvt nvt nvt

17 Kumij B.V. ja nee ja ja nee ja nvt nvt nvt nvt nvt nvt

18 NIBE -SVV B.V. ja nee nee nee nee ja nvt nvt nvt nvt nvt nvt

19 Vroon B.V. ja ja nee ja nee ja nvt nvt nvt nvt nvt nvt

20 Nivra ja nee nee ja nee ja nvt nvt nvt nvt nvt nvt

21 K.S. & Z. Holding N.V. ja ja ja ja nee ja nvt nvt nvt nvt nvt nvt 22 Brocacef Holding B.V. ja nee nee ja nee ja nvt nvt nvt nvt nvt nvt 23 Oxfam Novib ja ja nee nee nee ja nvt nvt nvt nvt nvt nvt 24 Flora Holland ja ja ja ja nee ja nvt nvt nvt nvt nvt nvt 25 Surf net ja nee nee nee nee nee nvt nvt nvt nvt nvt nvt

Tabel 5.4 Toelichtingseisen

a) Algemeen

Uit het onderzoek is gebleken dat in alle jaarrekeningen de gehanteerde grondslagen met betrekking tot de pensioenlasten en de pensioenvoorziening voldoende is toegelicht, dit in tegenstelling tot de ander punten die onder de categorie Algemeen vallen. Zo heeft 52% (13 van de 25 jaarrekeningen) geen beschrijving gegeven van de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling.

47 In RJ 271 (2009) wordt beschreven dat de belangrijkste kenmerken minimaal de volgende informatie bevat:

de opgenomen pensioengevende salarisgrondslag;

de afspraken omtrent indexatie van opgebouwde aanspraken en rechten.

Van de resterende 12 jaarrekeningen (48%) wordt in de jaarrekening de pensioengevende salarisgrondslag toegelicht. In slechts 5 jaarrekeningen worden de afspraken omtrent indexatie van de opgebouwde aanspraken en rechten toegelicht in de jaarrekening. Dit houdt in dat 20% voldoet aan de toelichtingseis met betrekking tot het beschrijven van de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling.

In 6 van de 25 jaarrekeningen wordt in de toelichting de grondslagen voor het vormen van een pensioenvoorziening uitgebreid uiteengezet. In 15 jaarrekeningen (60%) ontbreekt de beschrijving van de belangrijkste kenmerken van de uitvoeringsovereenkomst of soortgelijke financieringsafspraken. Tevens wordt niet in alle (44%) jaarrekeningen omschreven op welke wijze de pensioenregeling is ondergebracht bij de pensioenuitvoerder. De op balansdatum bekende dekkingsgraad, of schatting hiervan, van de pensioenuitvoerder wordt in geen enkele jaarrekening opgenomen.

b) Te betalen premie

In bijna alle jaarrekeningen wordt de verantwoorde pensioenpremie in de winst- en verliesrekening afzonderlijk opgenomen in de winst- en verliesrekening of afzonderlijk toegelicht in de toelichting op de winst- en verliesrekening. In één jaarrekening wordt de verantwoorde pensioenpremie over 2008 niet afzonderlijk vermeld in de winst- en verliesrekening of de toelichting hierop. Het is hierdoor onduidelijk hoe hoog de pensioenpremie (last) 2008 was.

c) Additionele verplichtingen

In geen enkele jaarrekening is een pensioenvoorziening opgenomen inzake additionele verplichtingen zoals omschreven in paragraaf 3.4.1.2. Doordat er geen pensioenvoorziening inzake additionele verplichtingen is opgenomen in de jaarrekening ontbreekt de toelichting hier dan ook op. En kan worden volstaan door de gehanteerde grondslagen van de voorzieningen op te nemen als toelichting in de jaarrekening.

48 d) Vorderingen

Volgens RJ 271 (2009) dient in de toelichting van de jaarrekening de opgenomen pensioenvordering in de balans te worden toegelicht en het daarmee samenhangende effect in de winst- en verliesrekening, inclusief overwegingen die hebben geleid tot opnemen van de pensioenvorderingen. Uit het onderzoek blijkt dat er bij één jaarrekening een pensioenvordering is opgenomen in de balans. In de toelichting op de balans wordt de vordering omschreven als pensioenpremie. De vordering wordt verder niet toegelicht zoals wordt omschreven in RJ 271 (2009).

5.2 Conclusie

De resultaten en conclusies die in dit hoofdstuk zijn besproken kunnen niet worden gegeneraliseerd voor de gehele populatie ondernemingen in Nederland. De reden hiervoor is dat de steekproefomvang een zeer klein gedeelte van de gehele populatie ondernemingen in Nederland vormt.

Uit het onderzoek blijkt dat de solvabiliteit van de geselecteerde jaarrekeningen die naar aanleiding van de invoering van RJ 271 (2009) een stelselwijziging toepasten gemiddeld met 2,3% toeneemt. In het gunstigste geval nam de solvabiliteit toe met 11,5%. Bij twee ondernemingen verslechterde de solvabiliteit met 1,3% en 1,5%. De verbetering van de solvabiliteit wordt veroorzaakt door de vrijval van de pensioenvoorziening. Hierdoor ontstaat een verschuiving van het vreemd vermogen naar het eigen vermogen. Door de vrijval van de pensioenvoorziening wordt het eigen vermogen groter, waardoor de solvabiliteit toeneemt ten opzichte van de situatie voor stelselwijziging.

De rentabiliteit is als gevolg van de stelselwijziging marginaal toegenomen met gemiddeld 0,1%. In veel gevallen dienen ondernemingen alleen de aan de pensioenuitvoerder te betalen premie in de winst- en verliesrekening te verantwoorden, in plaats van een actuarieel berekende pensioenlast.

In RJ 271 (2009) worden er verschillende eisen gesteld met betrekking tot het toelichten van de post pensioenen in de balans en de winst- en verliesrekening. Geen één van de onderzochte jaarrekeningen voldoet aan alle toelichtingseisen zoals omschreven in RJ 271 (2009). Wat opvallend is dat in geen enkele jaarrekening de op balansdatum bekende dekkingsgraad (of schatting hiervan) van de pensioenuitvoerder wordt vermeld.

49 Naast de aan de pensioenuitvoerder te betalen premie dient op de balansdatum te worden beoordeeld of er nog andere verplichtingen voor de onderneming bestaan. Voorbeelden hiervan zijn in paragraaf 3.3.3 beschreven. Voor deze verplichtingen, die voort kunnen komen uit de uitvoeringsovereenkomst of andere afspraken met de werknemers dient een voorziening te worden opgenomen in de balans. De kenmerken, grondslagen en het verloop van de voorziening dient worden toegelicht. Geen enkele van de onderzochte jaarrekeningen heeft een voorziening opgenomen inzake additionele verplichtingen.

50

6. Conclusies

Richtlijn 271.3 ‘Personeelsbeloningen – Pensioenen’, die in april 2009 is uitgebracht, staat centraal in deze scriptie. Deze Richtlijn geeft voorschriften voor de verwerking van pensioenen in de jaarrekening voor niet-beursgenoteerde ondernemingen in Nederland. Naar aanleiding van de nieuwe richtlijn is de volgende onderzoeksvraag gesteld:

Welk effect heeft de toepassing van de nieuwe richtlijn RJ 271.3 Personeelsbeloningen - Pensioenen (2009) op de solvabiliteit van een (middel)grote onderneming, die een defined benefit-regeling toepast.

De Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving worden uitgebracht door de Raad voor de Jaarverslaggeving. Zij heeft als doel om ‘de kwaliteit van de externe verslaggeving, in het bijzonder van de jaarrekening, binnen Nederland door rechtspersonen en andere organisaties te bevorderen‟. Om deze doelstelling te behalen moet zij wel voldoen aan algemene specifieke wettelijke voorschriften. Door het streven naar internationale harmonisatie van de externe financiële verslaggeving zijn alle beursgenoteerde ondernemingen binnen de EU met ingang van 2005 verplicht IFRS toe te passen in de geconsolideerde jaarrekening. De Raad voor de Jaarverslaggeving voert als beleid om de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving overeen te laten stemmen met de IFRS. Dit is terug te zien in de aanpassingen van RJ 271.3 in 2005, die sterk overeen komt met IAS 19.

RJ 271.3 is in het bijzonder gewijzigd vanwege de veranderingen in het Nederlandse pensioenstelsel. Door invoering van de nieuwe Pensioenwet in 2007 worden de verantwoordelijkheden en verplichtingen tussen pensioenuitvoerders, werkgevers en werknemers wettelijk vastgelegd. Het Nederlands pensioenstelsel kent een duidelijke risicodeling tussen de pensioenuitvoerder, werkgevers en werknemers. Om een beter aansluiting te hebben met het unieke pensioenstelsel in Nederland is RJ 271.3 in 2009 gewijzigd. De nieuwe richtlijn is gebaseerd op de verplichtingenbenaderingen, dit in tegenstelling tot de oude richtlijn, die gebaseerd is op de risicobenadering conform IAS 19.

In de oude richtlijn wordt onderscheid gemaakt tussen de Defined Contribution-regeling (‘DC-regeling’) en Defined benefit-regeling (‘DB-regeling’). Wanneer de pensioenregeling van een onderneming te classificeren is als een DC-regeling kan zij volstaan door de verschuldigde premie als last op te nemen in de winst- en verliesrekening. Bij de verwerking

51 van een DB-regeling dient een onderneming een voorziening voor pensioenverplichtingen op te nemen in haar jaarrekening.

In de nieuwe richtlijn wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen de DC- en DB-regeling en wordt de risicobenadering losgelaten. Alleen pensioenverplichtingen van de ondernemer aan de pensioenuitvoerder worden verwerkt in de jaarrekening. Volgens de nieuwe richtlijn wordt een voorziening gevormd wanneer er sprake is van additionele verplichtingen die voortvloeien uit de uitvoeringsovereenkomst of uit afspraken met de werknemer. De overeengekomen pensioenpremie wordt als last opgenomen in de winst- en verliesrekening.

RJ 271 (2009) is direct toepasbaar. De wijziging van de verslaggevingsregels dient te worden verwerkt als een stelselwijziging. Uit het jaarrekeningonderzoek is gebleken dat het effect op de solvabiliteit positief is. De solvabiliteit van de 25 onderzochte jaarrekeningen verbetert gemiddeld met 2,3%. Opvallend is dat bij twee jaarrekeningen de solvabiliteit verslechtert. Dit wordt veroorzaakt doordat er een langlopende vordering pensioenen (financiële vaste activa) op de balans staat en deze door de wijzigingen in de verslaggevingsregels vrij komt te vallen. Het eigen vermogen neemt af waardoor de solvabiliteit verslechtert.

Bij de onderzochte ondernemingen is de gemiddelde rentabiliteit voor de stelselwijziging 2,2% en na de stelselwijziging 2,3%. Gemiddeld is de rentabiliteit met 0,1% gestegen. De verbetering in rentabiliteit bij de verschillende ondernemingen wordt veroorzaakt doordat de pensioenlasten door stelselwijziging lager zijn. In veel gevallen dienen ondernemingen alleen de aan de pensioenuitvoerder te betalen premie in de winst- en verliesrekening te verantwoorden, in plaats van een actuarieel berekende pensioenlast.

De toelichtingseisen zijn in de nieuwe richtlijn wezenlijk anders dan de toelichtingseisen in de oude richtlijn. Uit het jaarrekeningonderzoek is gebleken dat over het algemeen geen van de 25 jaarrekeningen voldoet aan alle toelichtingseisen. Wat het meest opvalt is dat geen enkele jaarrekening de op balansdatum bekende dekkingsgraad (of een schatting hiervan) van de pensioenuitvoerder vermeld, terwijl dit volgens RJ 271 (2009) specifiek dient te worden toegelicht in de jaarrekening.

In een tijd van economische recessie waarbij de continuïteit van veel ondernemingen onder druk komt te staan willen belanghebbenden weten welke pensioenrisico’s een onderneming loopt. Aangezien de onderneming mag kiezen wanneer zij de nieuwe RJ-regels gaat toepassen

52 en eventueel kan besluiten om over te stappen naar IAS 19 is er in theorie ruimte voor ondernemers om resultaten te sturen voor de effecten van de economische recessie.

Voor alle ondernemingen die de stelselwijziging doorvoerden betekent de nieuwe regelgeving een lastenverlichting aangezien voor de verwerking van pensioenen minder complexe berekeningen hoeven te worden gemaakt. Gezien de relatief geringe gemiddelde verbetering van de solvabiliteit die uit het jaarrekeningonderzoek naar voren is gekomen lijkt de keuze voor het toepassen van de nieuwe methodiek niet te zijn ingegeven vanuit het oogpunt van het willen verbeteren van de solvabiliteit. Dit geldt eveneens voor de rentabiliteit: deze neemt door de stelselwijziging marginaal toe.

53