• No results found

Om de gevolgen van het invoeren van de RJ 271.3 (2009) voor de solvabiliteit en de rentabiliteit te kunnen onderzoeken is een empirisch onderzoek uitgevoerd in de vorm van een jaarrekeningonderzoek. In dit hoofdstuk wordt omschreven op welke wijze het jaarrekeningonderzoek is verricht.

4.1 Opzet onderzoek

Voordat het empirische onderzoek kan worden uitgevoerd worden een aantal onderzoeksvoorwaarden bepaald. Allereerst wordt in paragraaf 4.1.1 gekeken op welk boekjaar dit onderzoek zich zal richten. In paragraaf 4.1.2 wordt de onderzoekpopulatie en de wijze waarop de data worden verzameld beschreven. Tot slot wordt in paragraaf 4.2 uiteengezet hoe het onderzoek is uitgevoerd.

4.1.1 Onderzoeksperiode

De definitieve Richtlijn 271.3, RJ-Uiting 2009-6 ‘RJ 271.3 Personeelsbeloningen – Pensioenen’, die op 23 april 2009 is uitgebracht door de Raad voor de Jaarverslaggeving is direct toepasbaar op de nog uit te brengen jaarrekening28. Dit zou betekenen dat een onderneming die op 23 april 2009 bijvoorbeeld de jaarrekening over 2007 nog niet heeft uitgebracht, deze wijzigingen mag toepassen op de jaarrekening 2007. Omdat dit onderzoek de vraag moet beantwoorden welke gevolgen de invoering van de RJ 271.3 (2009) heeft op de solvabiliteit van een onderneming wordt er specifiek gekeken naar het boekjaar dat deze wijziging wordt aangebracht in de jaarrekening. Gezien de kans groot is dat de wijzigingen hebben plaats gevonden in de jaarrekeningen 2008, is daarom gekozen voor boekjaar 2008.

4.1.2 Onderzoekspopulatie en data verzameling

De RJ 271.3 (2009) is van toepassing op niet-beursgenoteerde ondernemingen in Nederland. Ondernemingen zijn bij het opstellen van hun jaarrekening verplicht te voldoen aan de

28 De definitieve Richtlijn 271.3 ‘Personeelsbeloningen – Pensioenen’ is gebaseerd op de op 2 februari 2009 gepubliceerde ontwerp-Richtlijn RJ 271.3 2009-2.

37 wettelijke inrichtings- en publicatievoorschriften. Afhankelijk van de groottecriteria29 van de onderneming gelden er vrijstellingen van inrichtings- en publicatievoorschriften.

De ondernemingen worden onderverdeeld in de volgende categorieën:

Klein Middelgroot Groot

Waarde van activa ≤ 8,8 miljoen ≤ 17,5 miljoen > 17,5 miljoen

Netto-omzet ≤ 4,4 miljoen ≤ 35 miljoen > 35 miljoen

Gemiddeld aantal werknemers > 50 < 250 > 250

Tabel 4.1 Groottecriteria

Een onderneming valt onder een bepaalde categorie wanneer zij gedurende twee achtereenvolgende jaren aan twee van de drie vereisten, die genoemd zijn in tabel 4.1, voldoet. Het is wettelijk bepaald dat de gepubliceerde jaarrekening van een grote onderneming gelijk is aan de inrichtingsjaarrekening. Voor middelgrote en kleine rechtspersonen gelden een aantal vrijstellingen. Hoe kleiner de rechtspersoon, hoe minder informatie er verschaft dient te worden. Volgens de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving voor Kleine rechtspersonen (‘RJK’) B14.111 mogen kleine rechtspersonen de DB-regeling als een DC-regeling berekenen en heeft deze wijziging geen invloed op kleine ondernemingen.

Dit onderzoek richt zich op de gepubliceerde jaarrekeningen over 2008 van B.V.’s of N.V.’s die voldoen aan de criteria ‘middelgroot’ of ‘groot’, Het betreft alleen hoofdvestigingen die niet beursgenoteerd zijn. Dochtermaatschappijen zijn uitgesloten. Om de benodigde jaarrekeningen te verkrijgen is de database van company.info geraadpleegd. Deze database bevat meer dan 2 miljoen organisaties in Nederland, zowel profit als non-profit organisaties. Wanneer de drie groottecriteria samen met de bovengenoemde criteria betreffende de soort onderneming worden ingevoerd in de database, komt er een onvoldoende grote steekproef uit. Daarom is de steekproef primair gericht op de het criterium gemiddeld aantal werknemers en niet op de waarde van activa en netto-omzet. Er is gekozen voor ondernemingen met meer dan 100 werknemers.

Naast de bovengenoemde database is ook gebruik gemaakt van diverse websites van organisaties om de benodigde jaarrekeningen te verkrijgen.

29

38

4.2 Uitvoering onderzoek

In deze paragraaf wordt omschreven hoe het jaarrekeningonderzoek is uitgevoerd. In paragraaf 4.3.1 wordt beschreven wat de opbouw is van het jaarrekeningonderzoek. In paragraaf 4.3.2 wordt omschreven op welke aspecten de jaarrekening wordt beoordeeld.

4.2.1 Onderzoeksopbouw

Aan de hand van de verschillende criteria in paragraaf 4.1.2 is een lijst met ondernemingen gegenereerd. Dit resulteerde in een selectie van 307 ondernemingen. Bij het doorlopen van de jaarrekeningen bleken een aantal jaarrekeningen niet beschikbaar te zijn en in een aantal jaarrekeningen was geen sprake van een pensioenregeling. Uiteindelijk zijn 221 jaarrekeningen bruikbaar als basis voor het onderzoek. Tijdens dit onderzoek zijn alle jaarrekeningen geraadpleegd en getoetst aan de volgende criteria:

1. Heeft de onderneming een DB-regeling? 2. Betreft het een bedrijfspensioenfonds?

3. Heeft er een stelselwijziging plaatsgevonden naar aanleiding van invoering RJ 271 (2009)?

In de onderstaande tabel wordt weergegeven hoeveel jaarrekeningen aan de bovengenoemde criteria voldoen. Bedrijfspensioenfonds Stelselwijziging ja nee nee ja DB-regeling 145 72 73 127 18 DC-regeling 76 nvt nvt nvt nvt Totaal 221 Tabel 4.2 Populatie

Van de 221 jaarrekeningen hebben 145 jaarrekeningen een DB-regeling. Van deze 145 jaarrekeningen hebben 73 jaarrekeningen de pensioenregeling niet onder een bedrijfspensioenfonds gebracht. Bij de andere 72 jaarrekeningen is de pensioenregeling wel bij een bedrijfspensioenfonds ondergebracht en wordt gebruik gemaakt van de vrijstelling die in paragraaf 3.2.2 aan bod is gekomen. Van de 73 jaarrekeningen zijn uiteindelijk 18 jaarrekeningen naar voren gekomen die voldoen aan alle drie bovengenoemde criteria en

39 daarom bruikbaar zijn voor het onderzoek naar de effecten van de invoering van RJ 271 (2009) op de solvabiliteit en rentabiliteit van een onderneming. De steekproef is aangevuld met 7 jaarrekeningen die via diverse websites van ondernemingen of stichtingen zijn gevonden, om zo tot een redelijke omvang van 25 jaarrekeningen te komen.

4.2.2 Aspecten van het onderzoek

In hoofdstuk 1 is beschreven dat door invoering van RJ 271 (2009) de gebruiker van de jaarrekening minder inzicht zou kunnen krijgen in het eventuele risico dat een onderneming loopt bij een DB-regeling. De jaarrekening dient volgens het wettelijke inzichtvereiste inzicht te geven in onder andere de solvabiliteit (voor zover dat mogelijk is om dit te berekenen). ‘Solvabiliteit is de mate waarin de onderneming in staat is aan haar verplichtingen jegens de schuldeisers te voldoen‟ (Epe & Koetzier, 1999). De solvabiliteit wordt berekend door het eigen vermogen te delen door het totale vermogen. Hoe groter de relatieve omvang van het eigen vermogen, des te beter de solvabiliteit. Tevens is in hoofdstuk 1 als deelvraag gesteld; Wat voor effect heeft RJ 271.3 (2009) op de rentabiliteit van de onderneming? De RTV dient ter beoordeling van de winstgevendheid van het transformatieproces en wordt berekend door de winst voor aftrek van rentelasten en voor aftrek van belastingen te delen door het totale vermogen maal 100%. De RTV kan alleen worden berekend bij jaarrekeningen waarbij de vergelijkende cijfers zijn aangepast na stelselwijziging.

Zoals besproken in paragraaf 3.3.4 dient een onderneming volgens RJ 271 (2009) over de volgende onderwerpen aanvullende informatie op te nemen in de toelichting; algemeen, te betalen premie, additionele verplichtingen en vorderingen.

In dit onderzoek zullen de 25 jaarrekeningen over 2008 worden getoetst of deze voldoen aan de toelichtingseisen. Alle jaarrekeningen uit het onderzoek vallen onder de categorie middelgroot of groot. Dit houdt in dat de publicatievereisten omtrent pensioenen gelijk zijn aan de inrichtingsjaarrekening.

4.3 Conclusie

Het jaarrekeningenonderzoek richt zich op de gepubliceerde jaarrekeningen over 2008 van B.V.’s of N.V.’s die voldoen aan de criteria ‘middelgroot’ of ‘groot’. Om de benodigde jaarrekeningen te verkrijgen is de database van company.info geraadpleegd. De steekproef is

40 primair gericht op het criterium gemiddeld aantal werknemers en hoofdvestigingen die niet beursgenoteerd zijn. Dit resulteerde in een selectie van 221 ondernemingen, waarbij de jaarrekeningen zijn getoetst of de onderneming een DB-regeling heeft, of deze regeling onder een bedrijfspensioenfonds valt en of er een stelselwijziging heeft plaatsgevonden naar aanleiding van invoering RJ 271 (2009). Uiteindelijk waren 18 jaarrekeningen bruikbaar voor het jaarrekeningenonderzoek. De steekproef is aangevuld met 7 jaarrekeningen die zijn verkregen via diverse websites van ondernemingen of stichtingen, om zo tot een redelijke omvang te komen.

Het jaarrekeningenonderzoek geeft antwoord op de deelvraag 4; Wat zijn de gevolgen van het invoeren van de RJ 271.3 (2009)? Er wordt onderzocht welk effect RJ 271 (2009) heeft op de solvabiliteit, rentabiliteit van de onderneming en of de toelichtingsvereisten worden opgevolgd.

41