• No results found

door

Dr. F. W. T. HUNGER.

Men kan op Bali allerwege een streven waarnemen — typisch verschijnsel van dezen tijd — om de verplichtingen der bestaande deelbouwcontracten, voorzoover die in geld moeten worden vol-daan, dus in de eerste plaats de landrente, gelijkelijk te verdeelen over beide contracteerende partijen. Het van deelbouw levende deel der bevolking is ontmoedigd door de lage productenprijzen en de geldschaarschte, zoodat het kon gebeuren — wie had daar ooit van gehoord in deze maatschappij — dat de ruim duizend deelbouwers van de poeri Kaba2, even vóór den oogst, al de door hen bewerkte gronden aan den landheer terug aanboden, uit angst, dat hun oogstaandeel niet voldoende geld zou opbrengen om er de landrente, die geheel te hunnen laste kwam, mee te betalen.

Dit is één uit zeer vele voorbeelden in Zuid-Bali. Inderdaad is die vrees der deelbouwers gewettigd, daar voor een sawah, die plus minus veertien picol padi, dus zeven picol nandoe-aandeel i ) , op-levert, ongeveer vijf gulden tigasana 2) m o et worden betaald, een bedrag dat overeenkomt met den prijs, die door de rijstfabriek' van Zuid-Bali te Kapal voor zes picol padi wordt gegeven. Slechts veer-tien procent van den oogst zou overblijven voor hun levensonder-houd in de ruimste beteekenis. Men denke slechts aan de vele offerplichten, die eveneens uit deze inkomsten betaald moeten wor-den. Geen wonder dus dat men liever één seizoen voor niets ge-werkt wilde hebben, dan zich als nalatige landrentebetalers have en hof te zien executeeren door den fiscus.

De grondbezitters echter, die slechts inkomsten hebben in den vorm van padi en dus leven alleen van hun oogstaandeel, zouden om dezelfde reden evenmin in staat zijn de geheele landrente voor

1} üa n d o e = deelbouw met gelijke verdeeling van de opbrengst.

2) Tigasana = sawahbelasting.

BALISCHE DEELBOUWCONTRACTEN GEWIJZIGD ENZ.

hun rekening te nemen. Aangezien in het afgeloopen jaar tevens geen gedeeltelijke ontheffing van den landrente-aanslag werd ver-leend, hetgeen wellicht het tempo der veranderingen zou hebben vertraagd, kan men nu reeds bijna spreken van een agrarische omwenteling. Algemeen ziet men gebeuren, dat deelbouwers hun gronden den landheeren teruggeven met de mededeeling niet meer in staat te zijn aan de tot dusver bestaande verplichtingen te vol-doen, indien niet tenminste de landrente door beide partijen be-taald zal worden naar evenredigheid van de grootte van ieders oogstaandeel.

Nog klemmender zijn de eischen der deelbouwers, wanneer de gronden bovendien voor aanzienlijke bedragen aan hen waren verplaisd. Melaisin i) is de naam voor een bijzonder, maar alge-meen verbreid soort deelbouwcontract (plais-tandoe), waarbij de deelbouwer den grondbezitter een som gelds verschaft, dikwijls zelfs een zeer hooge (althans in het Tabanansche) 2); bijwijze van bindsom. Als de plais even hoog is als de verschuldigde land-rente 3) , beschouwt men haar als een zekerheidsstelling voor een geregelde betaling der landrente door den deelbouwer, die bij nalatigheid zijn plais verbeurt. In verreweg de meeste gevallen is de plaissom aanzienlijk hooger, soms nadert zij zelfs de verpan-dingswaarde van den grond; zeker in dezen tijd. Een bezitter van een stuk grond, dat met plais bezwaard is, kan den grond niet van den deelbouwer-plais-gever afnemen voordat door hem de plais is terugbetaald; evenmin kan een plaisgever zonder meer zijn Plais terugvorderen; overigens bestaan de normale nandoe-regels.

Deze regels varieeren weliswaar met den aard der streek, als nor-maal kan men echter aannemen dat een nandoe-houder, behalve dat hij den halven oogst krijgt (a) en bij plais een rentelooze som ter beschikking van den landheer heeft gesteld (b), hij ook de volle landrente betaalt (c) en tenslotte dienstplicht vervult in huis en hof van den grondbezitter (d).

o. De verdeeling van den oogst geschiedt op het veld, waar de bossen padi op rijen worden neergeteld. Nadat het snijloon met een deel dier padi is betaald, krijgt de deelbouwer

zoo-1) KORN, Het adatrecht van Bali, 1932, pag: 583.

f) Anders adatrechtoundel XV, pag: 70.

t) NIEUWENHUYZEN, Sasaksch adatrecht, 1932, pag: 110.

veel bossen als noodig zijn voor de volgende beplanting van het veld (bibit a tenah, a tjekel), terwijl de bezitter of diens gemachtigde eenzelfde hoeveelheid (soewinih) krijgt als ge-tuigengeld bij de verdeeling. Daarna pas wordt de netto oogst volgens het contract verdeeld, waarbij de deelbouwer tevens verplicht is op eigen kosten het den landheer toeko-mende aandeel bij diens rijstschuur thuis te bezorgen.

b. Algemeen wordt het plaiscontract opgevat als een aanbod van den deelbouwer, die zich tegen eventueele willekeur van den bezitter wil vrijwaren; vandaar de term bindsom. Vooral heeft dat plaats, indien de deelbouwers bij geruchte iets over geldnood van hun heer hebben vernomen. Er bestaat ook een volksgezegde hetwelk luidt, dat een arme drommel nog net gronden in plais kan nemen, dat meer welgestelde lieden gronden in pand kunnen nemen en het alleen voor de rijken is weggelegd om gronden te koopen (de bekende trits: nista, madya, oetama!). In tijden van overvloed echter en ruim geldverkeer komt van het bindende dier bindsom niet veel terecht en is de practijk deze, dat er grondbezitters zijn, die er steeds op uit zijn de plaissommen te verhoogen en die er met marchandeeren, intrigeeren en chicaneeren vrijwel altijd in slagen anderen te vinden, die genegen zijn een hoogere plaissom te betalen, waarmee dan de huidige deelbouwers onherroepelijk worden uitgekocht, tenzij dat zij er een even groote of hoogere plais voor over hebben. Aan den anderen kant geeft het plais-hidoep-contract *) de garantie dat de plaissom geen verloren geld is, daar zoowel bij uitkoop door den grondeigenaar als bij overdracht door den huldigen deel-bouwer aan een anderen (melèlènang), zij in beide gevallen onverminderd weer in handen komt van den oorspronkelijken eigenaar. Dit is dan ook één van de manieren waarop een Baliër zijn spaarduitjes belegt. In een tijd als deze zijn die beleggingen echter niet liquide te maken.

De ook bestaande plais-ilang of -mati 2), waarbij na iedere oogst een gedeelte der plaissom wordt afgeschreven en die als het ware een vooruitbetaalde huur voor een bepaald aantal oogsten is, is dus voor den plaisgever minder voordeelig.

1) en 2) KORN, Adatrecht, pag: 583.

GEVOLG DER HUIDIGE CRISIS

177 Even algemeen is het echter, dat een verzoek om plais gedaan wordt door den grondbezitter (melaisang). Voor alle mogelijke aangelegenheden immers, waarvoor een grand seig-neur geld noodig heeft, spreekt hij zijn deelbouwers aan, die dan dikwijls in den vorm van plais-geven of -verhoogen hem bij moeten springen. Zoodoende hebben grondbezitters in vele gevallen langzamerhand hun gronden bezwaard met vele duizenden rijksdaalders. Daarbij komt dat het geven en nemen van plais bijkans nimmer officieel wordt vastgelegd en ge-heel in een onder-onsje wordt afgedaan. Het bestaan er van kan bovendien niet worden afgeleid uit de voorwaarden van het deelböuwcontract, met dit eene voorbehoud, dat plais alleen samengaat met nandoe, zoodat een bestaand nelon-contract, dat verzwaard wordt met plais, altijd wordt omgezet in een nandoe-overeenkomst. Eerst wanneer er grondtrans-acties plaats hebben ontwaart men het netwerk van rechten, dat bijkans ieder stuk grond overspant.

Onlangs paste een vermogend Baliër de volgende methode toe om goedkoop aan gronden te komen. Hij zocht zich eerst een aantal toekomstige deelbouwers uit, die zich bereid ver-klaarden de gronden, die hij wilde koopen, tegen een zekere plaissom in deelbouw te nemen. Na zich op die wijze van een groot renteloos kapitaal te hebben verzekerd, kocht hij, na het ontbrekende zelf te hebben bijgepast, de beoogde gron-den aan. Het mooiste is dat dezen speculant wel vermeer-dering maar nooit terugbetaling van plais staat te wachten, daar plais immers niet door den gever kan worden terugge-vorderd. Geen wonder, dat deze euvele practijk ruime toe-passing vindt. Op deze wijze zijn zeer groote kapitalen van den kleinen man onproductief belegd. In een tijd als deze beginnen de plaisgevers zich daar rekenschap van te geven en hun vroegere royaiiteit te betreuren, temeer omdat de grondbezitters zich weinig genegen toonen hen, nu zij in geldnood verkeeren, naar vermogen te steunen en er geen andere deelbouwers te vinden zijn, die genegen zijn de reeds duur verplaisde gronden tegen dezelfde voorwaarden over te nemen.

K° l . Studiën. K

In de meeste streken betaalden de deelbouwers van ouds de volle landrente, of bij minder voordeelige deelbouwcontracten (nelon, ngempat) een zoo groot mogelijk aandeel. (Voor den fiscus was dat een groot gemak omdat de inning van vele geringe bedragen vlotter gaat dan de dikwijls in de honder-den, soms duizenden guldens loopende sommen der groot-grondbezitters). Thans echter vormt de betaling der land-rente het hoofdprobleem en het voornaamste twistgeschil tusschen belanghebbenden. De deelbouwers willen dien be-talingsplicht overdragen op de bezitters en desnoods een grootere werkpraestatie daartegenover stellen. De grondbe-zitters verzetten zich echter tegen dat verlangen en zijn des-noods genegen den dienstplicht geheel te laten vervallen mits de deelbouwers de volle landrente blijven betalen.

In de praktijk ziet men nu gebeuren, dat beide partijen een deel der landrente betalen evenredig aan de grootte van ieders oogstaandeel, hetgeen onder de huidige omstandigheden de billijkste verdeeling van lasten is. Zooals hierboven reeds werd opgemerkt, zou het voor een grondbezitter onmogelijk zijn de geheele landrente te betalen uit de opbrengst van zijn oogstaandeel, omdat hij daarvoor nu ongeveer zes en tachtig procent van zijn oogstaandeel noodig zou hebben. Een even-redig deel gaat desnoods; men moet immers niet vergeten, dat een beter gesitueerde ook heel wat zwaarder lasten te dragen heeft (personeele belasting, vermogensbelasting, meer schoolgeld enz.) dan een gewone deelbouwer, die naast zijl deelbouwaandeel in rijst, inkomsten heeft uit tweede gewas-sen (uit den vollen oogst in het Tabanan'sche en Badoeng'-sche en uit drie-vierde of twee-derde deel daarvan in de meer oostelijke onderafdeelingen). Bovendien levert het ploegvee, dat veelal na de grondbewerking tegen aankoop van een jong stel ossen met een voordeelig verschil wordt verkocht, den grondbewerker, in casu den deelbouwer, een niet te versma-den bijverdienste op. De gezamenlijke deelbouwers kunnen, indien zij verstandig te werk gaan, dan ook over meer in-komsten beschikken dan de grondeigenaar. Een deelbouwer beschikt echter in het algemeen over geen ander kapitaal dan zijn werkkracht, eenig vee en een paar huizen, heeft dus