De belangrijkste figuur in de club was een zekere Anna, een slimme en prachtige
Arabische vrouw die van haar vader de kunst van het ontrafelen van het wereldraadsel
had doorgekregen. Ja, Anna is beslist de meest interessante vrouw die ik ken en van
jongsaf ben ik al verliefd op haar. En juist Anna kon je lid van de club maken! Ik
ben heel gelukkig getrouwd, maar ik voel me zo dikwijls alleen. Mijn leven lang heb
ik al lid van de club willen zijn. Dolgraag zou ik bij de club willen horen, al maakten
ze je maar voor twéé jaar lid van de club! Want dat clubje is uitgegroeid tot het
machtige hoopje intellectuelen dat we in Nederland hebben. Ze zijn schatrijk en
weten van het leven te genieten. Ze reizen overal heen, ze wonen in prachtige huizen,
ze neuken links en rechts en de echtgenoot die zelf ook aan de lopende band overspel
pleegt, is niet bekrompen of jaloers. Wetenschap, talen spreken, het is allemaal niets
voor ze. Misschien ben ik wel de beste essayist van Nederland, maar het vreemde is
toch dat juist de leden van het clubje dat eerst moeten beweren vóór het een waarheid
is. De man die ik ontmoette, het lid van de club, was een diplomaat. Wij aten samen
forel, garnalen en daarna vlees, wij dronken Chablis en Pomerol zoals het hoort. Na
de koffie staken wij Havana-sigaren op, in de cognac gedoopte sigaren, de brand
ging erin met vlammend cederhout! De leden van de club zijn in alle opzichten
kunstenaars. Een goed schilderij maken, een verbluffend gesprek voeren, een roman
van de eerste orde schrijven, een oorlog afwentelen, zij draaien er de hand niet voor
om! Deze diplomaat bestond het om tegen mij te zeggen, en ik was er verbaasd over
omdat ik het eens door Arthur Rubinstein had horen zeggen: “De gelukkigste man,
mijn waarde, die ik ooit ben tegengekomen, dat ben ikzelf!” Volledig gelukkig ben
ik nooit, hoewel de lof die de rector me die dag had toegezwaaid me veel plezier had
gedaan. Ik dacht werkelijk, en wat is het bij God misschien een misvatting, dat ik
pas gelukkig zou worden als ik eenmaal lid was van de club. Ik sprak erover met de
diplomaat en hij zei: “Maar mijn beste, waarom zouden we jou geen lid maken? Je
zult eindelijk onder
je gelijken zijn”. Zo ging ik een uur later met hem mee naar een groot huis aan de
Vecht. Ik ontmoette daar al mijn oude kameraden die nooit echt mijn kameraden
waren geweest. Yvonne, de vrouw van de president, trad op me toe. Ze was nu veertig,
maar wat zag ze er slim en verleidelijk uit! Yvonne droeg een blauwe satijnen jurk
met een diep decolletee. Dat zag er donders gewaagd uit! “Dus jij wilt lid worden
van de club?” vroeg ze, “Laten we dan even naar een apart kamertje gaan”. Wij
gingen naar een klein kamertje waar alleen kaarsen brandden. “Je zult er iets voor
over moeten hebben”, zei ze, “niet voor niets hebben we je nooit lid van de club
gemaakt. Wat is je dierbaarste bezit?” Ik dacht vreemd genoeg niet aan mijn vrouw,
maar alleen aan het horloge van Winter en waarachtig!, dat was mij ook het
kostbaarste wat ik me op aarde kon voorstellen. Precisie en wetenschap van een nobel
en karaktervol man. Ik haalde het horloge te voorschijn en zag dat het precies twee
minuten over half negen was. “Dit is het horloge van Winter”, zei ik. “Het horloge
van Winter”, mompelde Yvonne goedkeurend. Op haar prachtige, volle boezem
hingen kettingen, er hing ook een platina vliegtuigje op. “Geef mij dat horloge even”,
zei ze. Ik gaf het beschaamd en beschroomd uit handen. Het prachtige uurwerk kwam
nu tussen de kettingen van zilver en goud, tussen de diamanten en robijnen naast het
vliegtuigje van platina te hangen. “Blijf zo doodstil zitten”, zei ik, “er mag geen
metaal tegen het horloge tikken, dat is niet goed, misschien dat het dan een sekonde
per jaar achter of voor gaat lopen”. “Koddig”, zei Yvonne, “dus nu heb ik ook eens
het horloge van Winter op mijn lichaam. Als ik wil beweeg ik, een diamant tegen
dat horloge kan geen kwaad. Als het daar niet tegen kan ... poeh! En straks gaan we
swingen, dan slingert het horloge lekker in het rond. Is het werkelijk het dierbaarste
wat je hebt?” “Beslist”, zei ik. “Dan is het goed”, zei ze, “we krijgen nu eerst een
lezing van de diplomaat die je hierheen heeft gebracht...” “Een lezing van Jan”,
verbeterde ik haar. “Goed”, mompelde ze, zoals je wilt, “daarna gaan we dansen en
tenslotte zal ik met een hamer dat horloge een flinke klap verkopen”. Ze zat voorover
gebogen als om mij een prachtig zicht te geven op haar borsten. Ineens ging ze rechtop
zitten en een van de
kettingen en ook het vliegtuigje dreigden hard tegen het horloge te zullen bonzen.
“Geef terug”, zei ik. Ik griste het horloge van haar hals. Meteen ging er een lampje
aan en toen zag ik in een hoekje Anna zitten. De vrouw waar ik altijd verliefd op ben
geweest, die ik altijd in mijn gedachten heb gehad. De slimme, weetgierige, bepaald
niet weltfremde en mollige vrouw die mij uiteindelijk lid van de club had kunnen
maken. Want als ik eenmaal de beste maatjes met Yvonne was, was Yvonne weer
de beste vriendin van Anna. Ik keek naar Anna die er prachtig uitzag, nog mooier
dan in mijn herinnering, dan in mijn stoutste droom was ze. Ze droeg een korte rok
en hield haar knieën iets van elkaar. Ik zag waar de kousen ophielden en het melkwitte
vlees van haar dijen begon. Ik zweette. Ik had haar wel kunnen bespringen, ik had
haar wel willen opeten. Sex en wereldraadsel ineen! Hoe is het toch mogelijk. Ik
stopte het horloge weer in mijn zak en dacht: “Om tien uur moet ik het aan Winter
teruggeven”. “Hij pakt mij dat horloge weer af, Anna”, huilde Yvonne, “dat koddige
horloge waarop de kerkklokken van onze kleine stad vroeger werden gelijk gezet”.
“Klootzak”, mompelde Anna uit het diepst van haar hart, “op deze manier zul jij wel
nooit lid van de club worden. Je mag er toch wel iets voor over hebben? Wij allen
hebben de meest nobele gevoelens voor Winter, maar we hebben allemaal wat in
moeten leveren, als we lid wilden blijven van de club, de één zijn naam, een ander
zijn vrouw, ik mijn principes en integriteit, weer een ander zijn carrière, van Johan
hebben we zelfs zijn eerste schilderij verbrand dat nu alleen nog maar in kopie bestaat.
Het heeft eens op een veiling in Londen vier miljoen pond opgebracht. Ik zelf heb
als paarlen voor de zwijnen aan de leden het wezen van het wereldraadsel moeten
onthullen en jij neemt het horloge van Winter terug? Met mij zul je je nooit verenigen,
verdwijn maar, je wordt geen lid van de club”. Ik werd eruitgegooid en heb Anna,
voor wie ik eigenlijk alles, behalve mijn gegeven woord dat ik voorzichtig zou zijn
met het horloge, over had, nooit meer terug gezien. Eenzamer dan ooit kroop ik in
een taxi en liet me snel naar Winter rijden. Nu zou ik nooit lid meer van de club
worden. Ik werd op de kamer van de oude rector toegelaten. Precies om tien uur kon
ik hem het horloge teruggeven.
“Dankjewel mijn beste jongen”, zei hij, “is er niets mee gebeurd?”. “Er is niets mee
gebeurd”, zei ik tevreden. We dronken nog een kopje koffie en een glaasje jenever
en anderhalf uur later lag ik bij mijn vrouw in bed, in een huis dat me eigenlijk te
klein is en waar ik toch nooit leden van de club zou kunnen ontvangen, gesteld dat
ik lid geworden was. Ik droomde die nacht dat ik lid was van de club, ik lag maar te
woelen en mijn vrouw vroeg wat er toch was. Ik vertelde haar dat ik me afpeigerde
met onzin.’ Hij had zijn verhaal af. Ik keek hem aan en zei: ‘Maar Karel’ (want zo
heet hij), ‘als ik jou was geweest had ik dat kleine horloge en dat gegeven woord
maar opgeofferd’. ‘Maar ik niet’, lachte hij, ‘dan liever alleen ...’. Hij stond op en
beende trots het stadspark uit en verdween in de Doezastraat waar ik hem binnen
vijftien sekonden in het gewoel der mensen uit mijn blik verloor.
Van hogerhand
In document
De Tweede Ronde. Jaargang 1 · dbnl
(pagina 159-163)