• No results found

6. Een smaak naar de leeftijd

6.2 Generatie 30-55

De generatie vrouwen tussen de 30 en 55 zag ik het meest bij TakeC’hair en Mariska.O. Aangezien deze groep vrouwen qua leeftijd behoorlijk breed is, zal ik twee anekdotes beschrijven van een jongere en een oudere vrouw binnen deze categorie waarna ik wederom eindig met quotes van andere vrouwen uit deze categorie. Esther (31) is klant bij TakeC’hair en Francine (54) bij Mariska.O. Aansluiten bij de rest

Esther is vandaag jarig en krijgt van haar kapster en vriendin Aarti een kappersbehandeling voordat ze vanavond een date heeft. Het hoeft niet geknipt te worden, want ze heeft al een behoorlijk korte coupe: een uppercut die Aarti bij haar geknipt heeft als onderdeel van haar halfjaarlijkse cursus knippen. Bij een uppercut is aan een kant van het hoofd het onderste deel van het haar weggeschoren. Het bovenste gedeelte van het haar valt hier dan nog wel overheen. Daarnaast heeft ze haar kapsel gedeeltelijk rood geverfd.

Esther vond het eerst wel een enge gedachte: een deel van haar haar dat werd opgeschoren. Met haar kantoorbaan wilde ze er wel representatief uit blijven zien. Nu bevalt het haar gelukkig heel goed. Ze kan het kale gedeelte zichtbaar maken wanneer ze dat wil, maar als ze er juist netjes uit wil zien, kan ze nog steeds haar andere lokken over het kale gedeelte heen laten vallen. Haar kapsel geeft haar een stoere en tegelijkertijd vrouwelijke uitstraling, precies zoals ze dat wilde.

Vandaag wilt Esther haar vrouwelijk kant benadrukken. Aarti föhnt en krult het haar en creëert extra volume. Haar stoere look is ineens een stuk klassieker geworden.

Afbeelding 5: Esther (31) met een uppercut Aanpassen aan impliciete voorschriften

Francine zit in de kappersstoel bij Petroeska, al jaren haar vaste kapster. Ze bespreken de extensions van Francine: die wilt ze er deze zomer uithalen om ze daarna weer terug te laten zetten. Francine heeft momenteel 75 extensions, haar haar is zo’n vijftig centimeter lang. Er gaat een minuscuul stukje af.

Als ik bij Francine thuiskom en naar haar extensions vraag, vertelt ze dat ze een volle, lange bos haren heel mooi vindt. Van de zomer laat ze de extensions er echter uithalen omdat het anders zo warm is op haar hoofd en omdat het zee- en chloorwater de extensions zouden verpesten. Na de zomer wilt ze wel weer iets aan haar laten terug zetten, maar waarschijnlijk een kortere lengte. “Ik vind het wel mooi, weet je, maar ik ben nu bijna 55 en dan dat lange haar…” [Francine schudt met haar hoofd].

Francines uitspraak over de lengte van haar eigen haar impliceert een bepaalde leeftijdsgebonden perceptie van wat je kunt dragen. Zij was niet de enige die deze gedachten had:

“Dit vind ik dus echt een vrouw die niet mee gaat met haar leeftijd. Die heeft een ‘fluzige’ kop met haar. 50+, dan vind ik dat dat dus echt niet meer kan. Qua leeftijd kan ze dit niet meer dragen, met 20 centimeter korter zou ze veel mooier zijn” (Mariska, 55).

Afbeelding 6: foto 1 uit fotocollage

“Ik heb dat [lang haar] ook altijd gehad, maar als je ouder wordt, dan moet je dat allemaal niet meer willen. Dat staat een beetje onverzorgd” (Margriet, 69).

“…als mensen ouder worden, vind ik een lang kapsel niet mooi meer. (…) Ik heb daar een uitspraak voor: ‘van achter Lyceum, van voren museum’. Van achter ziet zo’n vrouw eruit alsof ze twintig is en als je haar dan van voren ziet, is ze ontzettend gerimpeld en te bruin. Dat is niks voor mij” (Alice, 52).

Bij Esther en Francine blijkt dat de keuze voor hun kapsel net als bij de jongere generatie wordt ingegeven door hun sociale omgeving. Maar waar de meiden uit de jongere generatie vaak nog zoekende waren naar bij welke groep ze wilden horen of waar ze de behoefte van voelden zich te onderscheiden, geeft deze generatie met name de voorkeur aan een kapsel dat in het dagelijks leven niet te erg opvalt, maar goed aansluit bij de kapsels van de mensen uit hun sociale omgeving. De meest opvallende verschuiving bij de vrouwen tussen de dertig en 55 is dan ook het korter worden van het kapsel en de toenemende behoefte aan een natuurlijke haarkleur. Hun haardracht blijkt onderhevig aan ongeschreven voorschriften binnen de sociale omgeving waarvan ze deel uitmaken.

In de kledingindustrie noemen Clarke en Miller (2002) de transitiefase van vrouwen van ‘jong’ naar ‘middelbaar’. Het verlangen om de kledingkast uit te ruimen werd door hun vrouwelijke respondenten gekoppeld aan een grote verandering, bijvoorbeeld moeder worden. Zij concludeerden dat het als belangrijk wordt ervaren om je binnen een nieuwe levensfase aan te passen aan anderen in diezelfde levensfase (Clarke & Miller, 2002: 194 & Bromberger, 2007: 392). Clarke en Miller stellen dan ook dat een individu zelf niet perse weet of ze een bepaalde stijl leuk/mooi vindt, maar gestuurd wordt door haar omgeving in wat past bij haar levensfase. Op basis van de druk die mijn respondenten voelden om kapsels te dragen die ‘beter passen bij hun leeftijd’, blijkt de theorie van Clarke en Miller niet enkel van toepassing bij kledingvoorkeuren, maar bepaalt de omgeving van mijn respondenten tevens hun smaak in kapsels. Dat wil echter niet zeggen dat een individu altijd direct toegeeft aan de gevoelde druk, zoals ook blijkt uit Francines gedrag. Men kan de druk negeren of zich daar juist tegen verzetten. Een subtiel voorbeeld van verzet kwam ik tegen bij de moeder van Mariska: zij gaat altijd in het geheim naar de kapper zodat anderen haar niet beïnvloeden in haar kapselkeuze. Zij was echter eerder de uitzondering dan de regel.