• No results found

Zijn er gemeenten waar een goed woon en leefklimaat het opnemen van een

4.3 Wat verklaart het niet opnemen in het bestemmingsplan van planologische

4.3.4 Zijn er gemeenten waar een goed woon en leefklimaat het opnemen van een

bestemmingsplannen in de weg staat?

In één gemeente wordt er expliciet afgezien van het planologisch toestaan van de plattelandswoning, dit is de Noord-Brabantse gemeente Deurne. Begin 2016 is de tweede herziening bestemmingsplan buitengebied vastgesteld. In de toelichting bij dit plan is te lezen dat de gemeente eerst beleid moet opstellen over de belangenafweging die gemaakt moet worden bij de omzetting naar een plattelandswoning. De plattelandswoning maakt wonen in een minder goed woon- en leefklimaat mogelijk waardoor de gemeente het noodzakelijk vindt hiervoor beleid op te stellen.134

In een discussienotitie uit 2015, opgesteld door een wethouder en beleidsmedewerker blijkt de tegenzin van de gemeente om de plattelandswoning planologisch toe te staan nog duidelijker. In deze notitie wordt de plattelandswoning als onwenselijk gezien omdat de gevolgen van wonen bij een veehouderij nog onvoldoende bekend zijn, en de gemeente het

130 Gemeente Borsele, Verordening op de heffing en invordering van leges 2014 (1 januari 2014),

http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Borsele/321929/321929_1.html.

131 Gemeente Schouwen-Duiveland, Samen Verder; Collegeprogramma 2014-2018, https://www.schouwen-

duiveland.nl/dsresource?objectid=16038&type=org.

132 Gemeente Schouwen-Duiveland, Programmabegroting 2016-2019, https://www.schouwen-

duiveland.nl/dsresource?objectid=18380&type=org.

133 Gemeente Schouwen-Duiveland, vergunningen 05-06-15, https://www.schouwen-

duiveland.nl/Inwoner/Nieuws/Informatiepagina_weekkrant/Gemeenterubriek_Vergunningen/2015/Vergunninge n_05_06_15.

134 Gemeente Deurne, Tweede herziening bestemmingsplan buitengebied 2016 (toelichting),

http://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.0762.BP201202-C003/t_NL.IMRO.0762.BP201202- C003_index.pdf.

niet mogelijk acht om objectieve criteria op te stellen voor het toetsen van een goed woon- en leefklimaat. Het feit dat het wettelijk mogelijk wordt gemaakt om meer hinder vanuit agrarische bedrijven te mogen ondervinden in een plattelandswoning, neemt niet weg dat dit niet wenselijk is volgens deze notitie.135

4.4 Deelconclusie

In dit hoofdstuk is de toepassing van de plattelandswoning in de praktijk onderzocht aan de hand van bestemmingsplannen buitengebied van Noord-Brabantse en Zeeuwse gemeenten. In vier van de Noord-Brabantse en vijf van de Zeeuwse gemeenten is een wijzigingsbevoegdheid voor het planologisch toestaan van de plattelandswoning opgenomen in het bestemmingsplan. In twee gemeenten in elk van de provincies wordt in bestemmingsplanregels, of toelichting hierbij, wel anderszins in positieve zin melding gemaakt over de planologische aanvaardbaarheid van plattelandswoningen. Het merendeel van de gemeenten in beide provincies heeft dus een positieve houding ten opzichte van het als zodanig bestemmen van plattelandswoningen. De keus om de Wet plattelandswoningen toe te passen ligt in de omstandigheid dat veel gemeenten nu problemen hebben of deze in de toekomst verwachten rondom (voormalig) agrarische bedrijfswoningen en de plattelandswoning planologisch gezien een acceptabele oplossing vinden.

Tussen de gemeenten onderling, zijn verschillen te zien in hoe ze de plattelandswoning in hun begripsbepalingen in hun bestemmingsplan hebben opgenomen, de voorwaarden die ze aan het gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid stellen en het wel of niet opstellen van beleid. In de Noord-Brabantse gemeenten zijn in elk van de gemeenten die een wijzigingsbevoegdheid voor plattelandswoning heeft opgenomen in het bestemmingsplan ook daadwerkelijk plattelandswoningen als zodanig bestemd. In Zeeland is dit niet het geval. Het aantal plattelandswoningen ligt in Noord-Brabant tevens hoger dan in Zeeland.

Verklaringen voor het niet planologisch toestaan van de plattelandswoning door middel van een wijzigingsbevoegdheid in de overige gemeenten kunnen gevonden worden in het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan en het niet kunnen garanderen van een goed woon- en leefklimaat, waarbij vooral de eerste reden een belangrijke rol lijkt te spelen.

135 Lemlijn en De Ridder 2015, p. 3-19.

Regelgeving van de provincie staat het planologisch toestaan van plattelandswoningen in de gemeenten niet in de weg.

Het niet kunnen garanderen van een goed woon- en leefklimaat is een zwaarwegende verklaring, maar nu deze slechts bij één gemeente voorkomt en bij de andere gemeenten het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan de hoofdreden lijkt te zijn voor het niet opnemen van een wijzigingsbevoegdheid voor de plattelandswoning in het bestemmingsplan, lijkt de Wet plattelandswoningen relatief succesvol te zijn. Het merendeel van de gemeenten staat er positief tegenover, en er worden ook daadwerkelijk plattelandswoningen planologisch toegestaan.

Een relatie tussen de aard van de bedrijven en het bestemmen van plattelandswoningen lijkt op basis van de bevindingen niet sterk aanwezig te zijn. Plattelandswoningen worden zowel bestemd bij akkerbouwbedrijven als bij (intensieve) veehouderijen, terwijl dit niet de verwachting was in verband met het kunnen garanderen van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het soort (intensieve) veehouderij maakt hierbij geen verschil. Wel is te zien dat in Noord-Brabant, waar veel (intensieve) veehouderijen gevestigd zijn, minder gemeenten in hun bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid voor het toestaan van een plattelandswoning hebben opgenomen, in vergelijking met Zeeland waar het aantal akkerbouwbedrijven relatief hoog is. Desondanks zijn er meer plattelandswoningen als zodanig bestemd in Noord-Brabant dan in Zeeland. Wanneer het totaal aantal landbouwbedrijven wordt gedeeld door het, voor zover bekend, aantal als zodanig bestemde plattelandswoningen blijkt dit verschil relatief klein te zijn. Eén op de 1129 landbouwbedrijven in Noord-Brabant, en één op de 1554 landbouwbedrijven in Zeeland zou een plattelandswoning bij de inrichting hebben.

H5 Conclusie