• No results found

HOOFDSTUK IV. DE NEDERLANDSE ASIELPROCEDURE VOOR ALLEENSTAANDE

Afdeling 2. Verloop van de Nederlandse asielprocedure voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen

2. Geloofwaardigheidsbeoordeling van het asielrelaas

100. Voor 1 januari 2015 werd het leerstuk van de ‘positieve overtuigingskracht’ gebruikt bij de beoordeling

van het asielrelaas.493 Dit leerstuk hield in dat indien één of meer van de in artikel 31, lid 2 Vw genoemde

486 UNHCR, “Handbook and Guidelines on procedures and criteria for determining refugee status under the 1951 Convention and the 1967 Protocol Relating to the Status of Refugees”, Genève, december 2011, par. 216.

487 Artikel 31, lid 4, sub a) – c) Vw.

488 Artikel 29, lid 1, sub b) Vw; K.ZWAAN, “Asiel” in K.ZWAAN,A.TERLOUW,T.STRIK,H.OOSTEROM STAPLES,B.DE HART,C. GRÜTTERS en R.FERNHOUT (eds.), Nederlands Migratierecht, Den Haag, Boom Juridisch, 2015, (345) 373.

489 Artikel 44, lid 1 Vw.

490 G.G.LODDER, Vreemdelingenrecht in vogelvlucht. Over toelating en verblijf van vreemdelingen in Nederland, Den Haag, Sdu, 2018, 154.

491 Artikel 45 Vw; G.G.LODDER, Vreemdelingenrecht in vogelvlucht. Over toelating en verblijf van vreemdelingen in Nederland, Den Haag, Sdu, 2018, 153.

492 Artikel 45, lid 1 Vw; artikel 6 Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.

493 Zie IND – Werkinstructie nr. 2010/14; S.DUIVENVOORDE, Het participatierecht van minderjarige vreemdelingen in de

65 omstandigheden zich voordeden, er een zwaardere bewijslast op de asielzoeker rustte.494 Naar aanleiding van

de implementatie van de Procedurerichtlijn beoordeelt de IND sinds 1 januari 2015 de geloofwaardigheid van het asielrelaas aan de hand van de ‘integrale geloofwaardigheidsbeoordeling’.495

101. Als uitgangspunt van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling geldt dat alle relevante elementen

van het geval worden bekeken en gewogen.496 Met relevante elementen wordt bedoeld de feiten en

omstandigheden die betrekking hebben op de persoon van de vreemdeling (identiteit, nationaliteit, etniciteit en indien relevant de seksuele geaardheid en geloofsovertuiging van de vreemdeling) en de relevant gestelde gebeurtenissen.497 Bij de beoordeling van deze elementen houdt de IND rekening met alle documenten die

de vreemdeling heeft ingediend, de verklaringen van de vreemdeling en of de verklaringen overeenstemmen met datgene wat bij de IND bekend is over de situatie in het land van herkomst.498 De integrale

geloofwaardigheidsbeoordeling gaat uit van dezelfde elementen als deze die een rol speelden bij het leerstuk van de ‘positieve overtuigingskracht’, maar de elementen wegen door op een integrale manier.499 De integrale

geloofwaardigheidsbeoordeling heeft als doel om alle elementen die van belang worden geacht voor de beoordeling van het asielrelaas meer inzichtelijk te maken.500 Naarmate de beslissing van de IND beter is

gemotiveerd, vergemakkelijkt dit het onderzoek van de rechtbank. De behoefte aan nader onderzoek naar de geloofwaardigheid door de rechtbank zal beperkter zijn aangezien de motivering van de beslissing helder en overtuigend is.501

Volgens een werkinstructie van de IND kan de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling onderverdeeld worden in drie fasen.502 In een eerste fase moet de ambtenaar van de IND de relevante elementen van het

asielrelaas vaststellen en identificeren.503 De relevante elementen zijn de feiten en omstandigheden die

betrekking hebben op enerzijds de gegevens van de persoon van de vreemdeling in kwestie (onder meer identiteit, nationaliteit, etniciteit, seksuele gerichtheid, medische toestand en geloofsovertuiging), anderzijds de gebeurtenissen die zich volgens de vreemdeling in het land van herkomst hebben voorgedaan.504 De

gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan in het land van herkomst zijn deels gebaseerd op de eigen waarneming van de vreemdeling, maar kunnen tevens gebaseerd zijn op wat de vreemdeling van derden heeft

494 IND – Werkinstructie nr. 2010/14; S.DUIVENVOORDE, Het participatierecht van minderjarige vreemdelingen in de Nederlandse

asielprocedure, scriptie Rechten Universiteit Leiden, 2017, 34.

495 KAMERSTUKKEN II 2014/15, 34088, nr. 3, p. 16; K.GEERTSEMA, Rechterlijke toetsing in het asielrecht. Een juridisch onderzoek

naar de intensiteit van de rechterlijke toets in de Nederlandse asielprocedure van 2001-2015, Den Haag, Boom juridisch, 2018, 280.

496 KAMERSTUKKEN II 2014/15, 34088, nr. 3, p. 16; K.GEERTSEMA, Rechterlijke toetsing in het asielrecht. Een juridisch onderzoek

naar de intensiteit van de rechterlijke toets in de Nederlandse asielprocedure van 2001-2015, Den Haag, Boom juridisch, 2018, 281.

497 E.M.KAMPSTRA, Hoofdzaken vreemdelingenrecht, Deventer, Wolters Kluwer, 2017, 78-79. 498 E.M.KAMPSTRA, Hoofdzaken vreemdelingenrecht, Deventer, Wolters Kluwer, 2017, 79. 499 KAMERSTUKKEN II 2014/15, 34088, nr. 3, p. 16; artikel 31, lid 4 Vw.

500 KAMERSTUKKEN II 2014/15, 34088, nr. 3, p. 17; artikel 31, lid 4 Vw. 501 KAMERSTUKKEN II 2014/15, 34088, nr. 3, p. 17.

502 Zie IND – Werkinstructie nr. 2014/10. 503 IND – Werkinstructie nr. 2014/10, p. 3. 504 IND – Werkinstructie nr. 2014/10, p. 3-4.

66 gehoord.505 Daarnaast kan het zijn dat de vreemdeling bepaalde gebeurtenissen met elkaar in verband brengt,

ofwel een bepaalde oorzaak/gevolg relatie aanwijst die berust op zijn eigen veronderstellingen.506 Bij het

verzamelen en vaststellen van de relevante elementen is de stel- en bewijsplicht van de vreemdeling in combinatie met de onderzoeksplicht van de IND van belang.507 In een tweede fase dient de geloofwaardigheid

van de verzamelde elementen te worden beoordeeld. Allereerst dient vastgesteld te worden of er sprake is van relevante elementen die voldoende zijn onderbouwd en daarmee zonder meer als geloofwaardig zijn aan te merken.508 Het gaat hierbij om elementen die met objectieve bewijsstukken zijn onderbouwd. Indien de

vreemdeling een relevant element niet of onvoldoende kan onderbouwen met objectief bewijsmateriaal, zal aan de hand van geloofwaardigheidsindicatoren de IND tot een oordeel geloofwaardig of ongeloofwaardig komen.509 Indien de vreemdeling zijn verklaringen of een deel van zijn verklaringen niet met objectief

bewijsmateriaal kan onderbouwen, worden de verklaringen van de vreemdeling geloofwaardig geacht en wordt de vreemdeling het voordeel van de twijfel gegeven, wanneer aan de voorwaarden uit artikel 31, lid 6 Vw is voldaan.510 Dit betekent dat de vreemdeling het voordeel van de twijfel wordt gegeven wanneer de

vreemdeling een oprechte inspanning heeft geleverd om zijn aanvraag te staven; alle relevante elementen waarover de vreemdeling beschikt, zijn overgelegd, en er is een bevredigende verklaring gegeven omtrent het ontbreken van andere relevante elementen; de verklaringen van de vreemdeling zijn samenhangend en aannemelijk bevonden en zijn niet in strijd met beschikbare algemene en specifieke informatie die relevant is voor zijn aanvraag; de vreemdeling heeft zijn aanvraag zo spoedig mogelijk ingediend, tenzij hij goede redenen kan aanvoeren waarom hij dit heeft nagelaten; en vast is komen te staan dat de vreemdeling in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd.511 Als hulpmiddel voor een objectieve, gestructureerde en

transparante beoordeling van de geloofwaardigheid van de relevante elementen wordt gebruik gemaakt van geloofwaardigheidsindicatoren, zoals de consistentie van de verklaringen van de vreemdeling of derden en de mate waarin de verklaringen gedetailleerd en specifiek zijn.512 De geloofwaardigheidsbeoordeling dient

plaats te vinden tegen de achtergrond van wat over de vreemdeling bekend is. Dit betekent dat rekening gehouden moet worden met ‘verschonende omstandigheden’, die een bepaald gebrek in de geloofwaardigheid zouden kunnen verklaren (zoals leeftijd, opleidingsniveau, trauma, gezondheidsproblemen, enz.).513 Als laatste fase dient aan het eind van de weging een conclusie getrokken te

worden welke relevante elementen als geloofwaardig worden aangenomen en welke als ongeloofwaardig

505 IND – Werkinstructie nr. 2014/10, p. 4. 506 IND – Werkinstructie nr. 2014/10, p. 4. 507 IND – Werkinstructie nr. 2014/10, p. 4. 508 IND – Werkinstructie nr. 2014/10, p. 5. 509 IND – Werkinstructie nr. 2014/10, p. 5. 510 IND – Werkinstructie nr. 2014/10, p. 7-9. 511 Artikel 31, lid 6 Vw. 512 IND – Werkinstructie nr. 2014/10, p. 7-9. 513 IND – Werkinstructie nr. 2014/10, p. 11.

67 worden aangemerkt. Het is van belang dat daarbij de relevante elementen niet enkel los van elkaar, maar ook in onderlinge samenhang worden gewogen.514

§ 5. Rechtsmiddelen bij een afwijzende beslissing

1. Algemeen

102. In tegenstelling tot in België is in Nederland geen afzonderlijk rechtscollege opgericht om geschillen

met betrekking tot het vreemdelingenrecht te beslechten.515 De alleenstaande minderjarige vreemdeling heeft

de mogelijkheid om in Nederland tegen een afwijzende beslissing op een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd of onbepaalde tijd beroep in te stellen bij de Vreemdelingenkamer van de Rechtbank Den Haag.516 De Vreemdelingenkamer van de Rechtbank Den Haag

kan tevens in andere zittingsplaatsen recht spreken, in een van de rechterlijke districten van Nederland.517

Voor de vreemdeling staat geen bezwaar open.518

103. Een minderjarige heeft een sterkere rechtspositie in het Nederlands administratief recht dan in het

Nederlands burgerlijk recht. Een alleenstaande minderjarige vreemdeling kan zelf in het geding optreden, indien hij tot redelijke waardering van zijn belang(en) in staat kan worden geacht. In andere gevallen kan de alleenstaande minderjarige vreemdeling een vordering instellen voor de rechtbank met bijstand van een wettelijke vertegenwoordiger, d.i. de voogd.519

104. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bij de Vreemdelingenkamer bedraagt vier weken.520

Dit is een afwijking op artikel 6:7 Awb op grond waarvan de termijn voor het instellen van een beroepsschrift zes weken bedraagt.521 De beroepstermijn bedraagt één week indien de aanvraag tot het verlenen van een

514 IND – Werkinstructie nr. 2014/10, p. 11.

515 In België werd de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen opgericht bij Wet van 15 september 2006 tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, BS 6 oktober 2006. De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen vatte zijn werkzaamheden officieel aan op 1 juni 2007. Zie RAAD VOOR VREEMDELINGENBETWISTINGEN, “Over de Raad”, geraadpleegd op https://www.rvv-cce.be/nl/rvv/over-de-raad.

516 Artikel 6 Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak; E.M.KAMPSTRA, Hoofdzaken vreemdelingenrecht, Deventer, Wolters Kluwer, 2017, 102; G.G.LODDER, Vreemdelingenrecht in vogelvlucht. Over toelating en verblijf van vreemdelingen in Nederland,

Den Haag, Sdu, 2018, 154-155.

517 G.G.LODDER, Vreemdelingenrecht in vogelvlucht. Over toelating en verblijf van vreemdelingen in Nederland, Den Haag, Sdu, 2018, 26.

518 E.M.KAMPSTRA, Hoofdzaken vreemdelingenrecht, Deventer, Wolters Kluwer, 2017, 106; G.G.LODDER, Vreemdelingenrecht in

vogelvlucht. Over toelating en verblijf van vreemdelingen in Nederland, Den Haag, Sdu, 2018, 154-155.

519 Artikel 8:21, lid 1 en 2 Awb; M.LIMBEEK en M.BRUNING, “The Netherlands. Two decades of the CRC in Dutch Case Law” in T. LIEFAARD en J.E.DOEK (eds.), Litigating the Rights of the Child. The UN Convention on the Rights of the Child in Domestic and International Jurisprudence, New York en London, Springer, 2015, 93.

520 Artikel 69, lid 1 Vw; G.CARDOL, De alleenstaande minderjarige vreemdeling, Den Haag, SDU Uitgevers, 2006, 55; E.M. KAMPSTRA, Hoofdzaken vreemdelingenrecht, Deventer, Wolters Kluwer, 2017, 101.

68 verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd buiten behandeling is gesteld, niet in behandeling is genomen, niet-ontvankelijk is verklaard, als kennelijk ongegrond is afgewezen of als herhaalde aanvraag is afgedaan.522

Het beroep wordt ingesteld door de alleenstaande minderjarige vreemdeling zelf, zijn wettelijke vertegenwoordiger, zijn bijzonder gemachtigde, zijn referent of een advocaat.523 De partijen zijn niet verplicht

ter zitting te verschijnen524 en de zitting vindt plaats achter gesloten deuren, indien de belangen van de

alleenstaande minderjarige vreemdeling dit eisen.525