• No results found

Gebreken met betrekking tot het gehoor van de alleenstaande minderjarige vreemdeling

HOOFDSTUK IV. DE NEDERLANDSE ASIELPROCEDURE VOOR ALLEENSTAANDE

Afdeling 1. Gebreken met betrekking tot het gehoor van de alleenstaande minderjarige vreemdeling

vaak veel te lang.566 Wanneer een alleenstaande minderjarige vreemdeling geconfronteerd wordt met een

gebrek met betrekking tot zijn gehoor kan hij dit met behulp van een rechtsbijstandverlener aankaarten bij de Nederlandse vreemdelingenrechter (en bij een negatieve beslissing van de rechter in eerste aanleg bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak). Het Comité voor de Rechten van het Kind stelt in dit opzicht dat voor een effectieve implementatie van het recht om gehoord te worden aan de alleenstaande minderjarige asielzoeker de mogelijkheid moet geboden worden om te klagen of in beroep te gaan wanneer zijn recht om gehoord te worden werd geschonden.567 Uit onderstaande rechtspraakanalyse blijkt dat de alleenstaande

minderjarige asielzoeker om tal van redenen van oordeel kan zijn dat zijn gehoor op een onzorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.

114. In de eerste afdeling van dit hoofdstuk worden verschillende rechterlijke uitspraken met betrekking tot

het recht om gehoord te worden van alleenstaande minderjarige vreemdelingen van de Nederlandse vreemdelingenrechter en de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak besproken en geanalyseerd. Bij de bespreking en analyse van de verschillende uitspraken zal nagegaan worden of de vreemdelingenrechter en de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak in verband met het recht om gehoord te worden van alleenstaande minderjarige asielzoekers oordelen in overeenstemming met de internationale en Europese wet- en regelgeving. In de tweede afdeling van dit hoofdstuk wordt afzonderlijk aandacht besteed aan drie arresten van de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak met betrekking tot artikel 12 VRK. In de derde afdeling wordt afgesloten met een conclusie waarin een aantal bevindingen worden geformuleerd.

Afdeling 1. Gebreken met betrekking tot het gehoor van de alleenstaande minderjarige

vreemdeling

115. In wat volgt worden verschillende gebreken met betrekking tot het gehoor van een alleenstaande

minderjarige vreemdeling in de Nederlandse asielprocedure besproken. Ten eerste kaart een alleenstaande minderjarige asielzoeker aan dat hij niet werd gehoord in een taal die hij voldoende begrijpt. Ten tweede haalden alleenstaande minderjarige asielzoekers aan dat het gehoor niet werd afgenomen door een speciaal

565 Paragraaf C1/2.11 Vc.

566 UNHCR, “In de eerste plaats een kind. Bevindingen, aanbevelingen en oplossingen in het belang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen in Nederland”, Den Haag, april 2019, 44.

567 COMMITTEE ON THE RIGHTS OF THE CHILD, General Comment No. 12. The Right of the child to be heard, CRC/C/GC/12, 2009, par. 46-47; COMMITTEE ON THE RIGHTS OF THE CHILD, General Comment No. 5. General measures of implementation of the Convention on the Rights of the Child (arts. 4, 42 and 44, para. 6), CRC/GC/2003/5, 2003, par. 24.

74 daartoe opgeleide gehoormedewerker. Ten derde stelden alleenstaande minderjarige verzoekers dat het persoonlijk interview niet werd afgenomen in een kindvriendelijke ruimte. Ten vierde werd volgens alleenstaande minderjarige verzoekers tijdens het gehoor geen rekening gehouden met de leeftijd en persoonlijke omstandigheden van de minderjarige. Ten vijfde kregen sommige alleenstaande minderjarige asielzoekers geen gehoor met de IND omwille van hun leeftijd. Ten zesde bekritiseerden alleenstaande minderjarige asielzoekers het feit dat ze werden gehoord in de AC-procedure.

§ 1. Gehoord worden in een taal die de alleenstaande minderjarige vreemdeling niet

begrijpt

116. Krachtens artikel 38 Vw juncto paragraaf C1/2.11 Vc moet de alleenstaande minderjarige vreemdeling

gehoord worden in een taal waarvan redelijkerwijs kan aangenomen worden dat hij die begrijpt. Deze vereiste blijkt ook uit de internationale en Europese wet- en regelgeving, bijvoorbeeld General Comment No. 6 van het Comité voor de Rechten van het Kind.568 In een zaak van 4 juli 2001569 bevestigt de vreemdelingenrechter

dat een alleenstaande minderjarige asielzoeker moet gehoord worden in een taal die hij begrijpt.570 Bijgevolg

ligt deze rechterlijke uitspraak in lijn met zowel de internationale en Europese wet- en regelgeving als de Nederlandse regelgeving uit artikel 38 Vw juncto paragraaf C1/2.11 Vc.

In deze zaak van 4 juli 2001 kaartte een alleenstaande minderjarige asielzoeker aan dat hij werd gehoord in een taal die hij onvoldoende beheerst. Door het niet beheersen van de taal heeft hij de vraagstelling van de gehoorambtenaar niet altijd goed begrepen. Volgens de alleenstaande minderjarige verzoeker heeft dit de inhoud van de door hem gegeven antwoorden tijdens het gehoor beïnvloed.571 De staatssecretaris is het niet

eens met deze stelling en stelt dat verzoeker zowel aan het einde van zijn nader gehoor als zijn aanvullend gehoor heeft aangegeven dat hij geen op- of aanmerkingen heeft op de werkwijze van de tolk en dat hij de tolk goed heeft begrepen.572 De rechtbank is het niet eens met de staatssecretaris en stelt dat de IND niet

zorgvuldig te werk is gegaan “nu eiser tijdens het eerste gehoor, het nader gehoor en het aanvullend gehoor […] in de Franse taal is gehoord, terwijl eiser tijdens elk gehoor heeft aangegeven dat hij het Frans niet goed beheerste en dat hij gehoord wilde worden in zijn eigen taal, het Soninké.”573 Uit de verslagen van het nader

gehoor en het aanvullend gehoor blijkt dat de verzoeker moeite had met het begrijpen van de gestelde vragen. Volgens de rechtbank doet het feit dat verzoeker na elk gehoor heeft aangegeven dat hij de tolk goed heeft

568 COMMITTEE ON THE RIGHTS OF THE CHILD, General Comment No. 6. Treatment of unaccompanied and separated children outside

their country of origin, CRC/GC/2005/6, 2005, par. 31B en 71.

569 Rb. ’s Gravenhage, 4 juli 2001, AWB 00/7687, geraadpleegd op rechtspraak.nl. 570 Rb. ’s Gravenhage, 4 juli 2001, AWB 00/7687, geraadpleegd op rechtspraak.nl, par. 2.7. 571 Rb. ’s Gravenhage, 4 juli 2001, AWB 00/7687, geraadpleegd op rechtspraak.nl, par. 2.4. 572 Rb. ’s Gravenhage, 4 juli 2001, AWB 00/7687, geraadpleegd op rechtspraak.nl, par. 2.4. 573 Rb. ’s Gravenhage, 4 juli 2001, AWB 00/7687, geraadpleegd op rechtspraak.nl, par. 2.7.

75 begrepen hieraan geen afbreuk.574 De rechtbank geeft een reden die kan verklaren waarom de verzoeker

aangaf de tolk goed te begrijpen terwijl dit in werkelijkheid niet het geval was. Volgens de rechtbank is de verzoeker minder assertief dan de gemiddelde asielzoeker gelet op zijn leeftijd en persoonlijke omstandigheden. De verzoeker is jong (zonder aan te geven hoe oud hij is) en is opgegroeid in een geïsoleerde omgeving en verkeerde in een situatie van quasi-slavernij.575

§ 2. Niet gehoord worden door een gekwalificeerd gehoormedewerker

117. We kunnen ons de vraag stellen of de alleenstaande minderjarige vreemdeling in bovenstaande zaak

van 4 juli 2001 wel werd gehoord door een gehoormedewerker die opgeleid is om gehoren van minderjarigen af te nemen. De internationale en Europese wet- en regelgeving vereisen dat gehoren dienen afgenomen te worden door speciaal daartoe opgeleide gehoorambtenaren.576 Deze vereiste is niet specifiek opgenomen in

de Nederlandse wetgeving, maar uit een rapport van de UNHCR blijkt dat gehoorambtenaren van de IND een opleiding krijgen om alleenstaande minderjarigen in de asielprocedure te horen. De training is erop gericht om gehoormedewerkers de nodige kennis te verschaffen van de bijzondere behoeften van kinderen en ze leren rekening te houden met de hersenontwikkeling, de ontwikkelingspsychologie en de achtergrond van het kind.577 In bovenstaande zaak haalt de rechtbank aan dat gelet op de leeftijd en persoonlijke

omstandigheden van verzoeker deze minder assertief was dan de gemiddelde asielzoeker en daardoor heeft aangegeven de tolk te begrijpen terwijl dit in werkelijkheid niet het geval was.578 Een speciaal opgeleide

gehoorambtenaar zou – in principe –, door rekening te houden met de leeftijd en de persoonlijke omstandigheden van verzoeker, oog gehad hebben voor het gebrek aan assertiviteit van verzoeker. Indien hiermee rekening gehouden zou zijn, zou wel een adequaat gehoor plaatsgevonden hebben in de eigen taal van verzoeker. Dit zou op zijn beurt tot gevolg gehad kunnen hebben dat het asielrelaas op een andere manier beoordeeld was. Ook de vreemdelingenrechter is deze mening toegedaan en stelt in deze zaak: “De handelswijze van verweerder heeft ertoe geleid dat niet toegekomen is aan de inhoudelijke beoordeling van het asielrelaas. Daarom is het, gelet op de vereiste zorgvuldigheid, noodzakelijk dat verweerder eerst in een

574 Rb. ’s Gravenhage, 4 juli 2001, AWB 00/7687, geraadpleegd op rechtspraak.nl, par. 2.7. 575 Rb. ’s Gravenhage, 4 juli 2001, AWB 00/7687, geraadpleegd op rechtspraak.nl, par. 2.7. 576 C

OMMITTEE ON THE RIGHTS OF THE CHILD, General Comment No. 6. Treatment of unaccompanied and separated children outside their country of origin, CRC/GC/2005/6, 2005, par. 31B en 71; UNHCR, “Guidelines on Policies and Procedures in dealing with Unaccompanied Children Seeking Asylum”, 1997, par. 5.12, 5.8 en 8.4; UNHCR, “Guidelines on Determining the Best Interests of

the Child”, 2008, 60; UNHCR, “Guidelines on International Protection: Child Asylum Claims under Articles 1(A)2 and 1(F) of the 1951 Convention and/or 1967 Protocol relating to the Status of Refugees”, 2009, par. 72; artikel 15, lid 3, sub a) Procedurerichtlijn; artikel 25, lid 3, sub a) Procedurerichtlijn.

577 UNHCR, “In de eerste plaats een kind. Bevindingen, aanbevelingen en oplossingen in het belang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen in Nederland”, Den Haag, april 2019, 43.

76 besluit in primo een standpunt gaat innemen nadat er een adequaat gehoor van eiser heeft plaatsgevonden in zijn eigen taal, het Soninké.”579

118. In bovenstaande zaak van 4 juli 2001 stelt de vreemdelingenrechter niet expliciet dat de alleenstaande

minderjarige vreemdeling niet gehoord werd door een speciaal daartoe opgeleide gehoormedewerker. Desondanks kunnen we, gelet op de argumentatie van de vreemdelingenrechter, ons wel vragen stellen bij de werkwijze van de gehoorambtenaar. In de navolgende zeven zaken580 kaart de alleenstaande minderjarige

verzoeker uitdrukkelijk aan dat hij niet werd gehoord door een gehoormedewerker die een specifieke training heeft gekregen om gehoren van minderjarigen af te nemen. In vier van de zeven zaken stelt de verzoeker dat artikel 17, lid 4 van de Procedurerichtlijn (nu artikel 25, lid 3 van de Procedurerichtlijn) geschonden is.581 In

één recentere zaak van 30 juli 2018 haalt verzoeker de schending aan van artikel 25, lid 3 van de Procedurerichtlijn.582 Krachtens artikel 25, lid 3 van de Procedurerichtlijn (en het oude artikel 17, lid 4 van

de Procedurerichtlijn) moet het persoonlijk onderhoud van de alleenstaande minderjarige asielzoeker afgenomen worden door een persoon die de nodige kennis heeft van de bijzondere behoeften van minderjarigen. Naast de bepaling uit de Procedurerichtlijn stelt ook het Comité voor de Rechten van het Kind en de UNHCR dat het horen van alleenstaande minderjarige asielzoekers dient te gebeuren door een gekwalificeerde en opgeleide ambtenaar die kennis heeft van de psychologische, emotionele en fysieke ontwikkeling en gedrag van kinderen.583 Uit de overige twee584 van de zeven zaken blijkt niet op welke

bepaling de verzoeker zich beroept om te stellen dat het gehoor niet is afgenomen door een gekwalificeerd gehoorambtenaar.

119. In de vier zaken waarin de alleenstaande minderjarige asielzoeker stelt dat artikel 17, lid 4 van de

Procedurerichtlijn is geschonden, maakt de vreemdelingenrechter, vooraleer in te gaan op de grond van de zaak, een beoordeling omtrent de rechtstreekse werking van artikel 17, lid 4 van de Procedurerichtlijn.

579 Rb. ’s Gravenhage, 4 juli 2001, AWB 00/7687, geraadpleegd op rechtspraak.nl, par. 2.9.

580 Rb. ’s Gravenhage, 11 mei 2004, AWB 04/10505, geraadpleegd op rechtspraak.nl; Rb. ’s Gravenhage, 17 augustus 2010, AWB 08/41867, geraadpleegd op rechtspraak.nl en JV 2010/423; Rb. ’s Gravenhage, 6 maart 2012, AWB 12/2833 en AWB 12/2832, geraadpleegd op rechtspraak.nl; Rb. ’s Gravenhage, 2 juli 2010, AWB 10/20262 en AWB 10/20263, geraadpleegd op rechtspraak.nl en JV 2010/430; Rb. ’s Gravenhage, 18 november 2010, AWB 09/41370, geraadpleegd op rechtspraak.nl en JV 2011/62; Rb. ’s Gravenhage, 16 mei 2011, AWB 10/24965 geraadpleegd rechtspraak.nl en JV 1011/363; Rb. Den Haag, 30 juli 2018, NL17.10519, geraadpleegd op rechtspraak.nl.

581 Rb. ’s Gravenhage, 17 augustus 2010, AWB 08/41867, geraadpleegd op rechtspraak.nl; Rb. ’s Gravenhage, 16 mei 2011, AWB 10/24965 geraadpleegd rechtspraak.nl; Rb. ’s Gravenhage, 2 juli 2010, AWB 10/20262 en AWB 10/20263, geraadpleegd op rechtspraak.nl en JV 2010/430; Rb. ’s Gravenhage, 18 november 2010, AWB 09/41370, geraadpleegd op rechtspraak.nl en JV 2011/62.

582 Rb. Den Haag, 30 juli 2018, NL17.10519, geraadpleegd op rechtspraak.nl.

583 COMMITTEE ON THE RIGHTS OF THE CHILD, General Comment No. 6. Treatment of unaccompanied and separated children outside

their country of origin, CRC/GC/2005/6, 2005, par. 31B en 71; UNHCR, “Guidelines on Policies and Procedures in dealing with Unaccompanied Children Seeking Asylum”, 1997, 5.12, 5.8 en 8.4; UNHCR, “Guidelines on International Protection: Child Asylum

Claims under Articles 1(A)2 and 1(F) of the 1951 Convention and/or 1967 Protocol relating to the Status of Refugees”, 2009, par. 72.

584 Rb. ’s Gravenhage, 11 mei 2004, AWB 04/10505, geraadpleegd op rechtspraak.nl; Rb. ’s Gravenhage, 6 maart 2012, AWB 12/2833 en AWB 12/2832, geraadpleegd op rechtspraak.nl.

77 Volgens de staatssecretaris is de bepaling van artikel 17, lid 4 van de Procedurerichtlijn geïmplementeerd in artikel 3:2 Awb (de zorgvuldigheidsnorm).585 Artikel 3:2 Awb luidt als volgt: “Bij de voorbereiding van een

besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.” De vreemdelingenrechter is telkens van oordeel dat de in artikel 3:2 Awb vervatte zorgvuldigheidsnorm te algemeen van aard is om daarin het concrete voorschrift van artikel 17, lid 4 van de Procedurerichtlijn geïmplementeerd te achten. Artikel 17, lid 4 van de Procedurerichtlijn maakt geen onderscheid tussen alleenstaande minderjarige vreemdelingen jonger dan twaalf jaar en alleenstaande minderjarige vreemdelingen ouder dan twaalf jaar. De staatssecretaris heeft in zijn beleid, ter uitwerking van artikel 3:2 Awb, alleen procedurele waarborgen vastgelegd met betrekking tot het horen van alleenstaande minderjarige asielzoekers jonger dan twaalf jaar.586 Hier verwijst de vreemdelingenrechter naar het ‘Protocol horen

alleenstaande minderjarige asielzoekers tot 12 jaar’. Bijgevolg is artikel 17, lid 4 van de Procedurerichtlijn volgens de vreemdelingenrechter niet volledig geïmplementeerd in nationaal recht en kan de rechtbank rechtstreeks aan deze bepaling toetsen.587

In tegenstelling tot de lagere rechters oordeelt de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak dat artikel 17, lid 4 van de Procedurerichtlijn wel volledig geïmplementeerd is in artikel 3:2 Awb. De Raad van State stelt dat artikel 17, lid 4 van de Procedurerichtlijn een algemene zorgplicht oplegt aan de Staten bij het horen van alleenstaande minderjarige asielzoekers, maar niet voorziet in een nadere invulling van die algemene zorgplicht. Volgens de Raad van State wordt niet gespecifieerd over welke kennis de ambtenaar dient te beschikken, dan wel of voor de ambtenaar specifieke opleidingseisen gelden, noch wordt toegelicht waaruit de bijzondere behoeften van alleenstaande minderjarige vreemdelingen bestaan. De Raad van State concludeert als volgt: “Artikel 17, vierde lid van de richtlijn kent aan een niet-begeleide minderjarige vreemdeling dan ook geen andere rechten en waarborgen toe dan waarin artikel 3:2 van de Awb reeds voorziet. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte overwogen dat artikel 17, vierde lid van de richtlijn met artikel 3:2 van de Awb niet volledig is geïmplementeerd.”588

120. In wat volgt wordt dieper ingegaan op de grond van de zaken. In twee zaken van 17 augustus 2010 en

16 mei 2011 oordeelt de vreemdelingenrechter dat gehandeld is in strijd met artikel 17, lid 4 van de

585 Zie bijvoorbeeld Rb. ’s Gravenhage, 2 juli 2010, AWB 10/20262 en AWB 10/20263, geraadpleegd op rechtspraak.nl, par. 11.1; Rb. ’s Gravenhage, 17 augustus 2010, AWB 08/41867, geraadpleegd op rechtspraak.nl, par. 2.13; Rb. ’s Gravenhage, 18 november 2010, AWB 09/41370, geraadpleegd op rechtspraak.nl, par. 2.12.

586 Rb. ’s Gravenhage, 2 juli 2010, AWB 10/20262 en AWB 10/20263, geraadpleegd op rechtspraak.nl, par. 11.2; Rb. ’s Gravenhage, 17 augustus 2010, AWB 08/41867, geraadpleegd op rechtspraak.nl, par. 2.16 en 2.17; Rb. ’s Gravenhage, 16 mei 2011, AWB 10/24965 geraadpleegd rechtspraak.nl, par. 2.22; Rb. ’s Gravenhage, 18 november 2010, AWB 09/41370, geraadpleegd op rechtspraak.nl, par. 2.15 en 2.18.

587 Rb. ’s Gravenhage, 2 juli 2010, AWB 10/20262 en AWB 10/20263, geraadpleegd op rechtspraak.nl, par. 11.2; Rb. ’s Gravenhage, 17 augustus 2010, AWB 08/41867, geraadpleegd op rechtspraak.nl, par. 2.16 en 2.17; Rb. ’s Gravenhage, 16 mei 2011, AWB 10/24965 geraadpleegd rechtspraak.nl, par. 2.22; Rb. ’s Gravenhage, 18 november 2010, AWB 09/41370, geraadpleegd op rechtspraak.nl, par. 2.15 en 2.18.

78 Procedurerichtlijn.589 In de zaak van 17 augustus 2010 ziet de rechtbank geen aanleiding om er vanuit te gaan

dat de ambtenaar die het nader gehoor van verzoeker heeft afgenomen niet is getraind in het horen van alleenstaande minderjarige vreemdelingen. De rechtbank is, los van deze vaststelling, wel van oordeel dat uit de inhoud van het nader gehoor niet is af te leiden dat bij het afnemen van het gehoor rekening is gehouden met de kwetsbare positie van de alleenstaande minderjarige verzoeker. Bovendien stelt de rechtbank vast dat de inrichting van het nader gehoor niet anders is dan gebruikelijk is bij meerderjarige vreemdelingen.590

Jammer genoeg specifieert de vreemdelingenrechter niet wat hij bedoelt met ‘de inrichting van het nader gehoor’ en hoe die inrichting er dan wel moet uitzien opdat die aangepast zou zijn aan alleenstaande minderjarige asielzoekers. In de volgende zaak van 16 mei 2011 beroept de vreemdelingenrechter zich op de rapporten van het eerste gehoor en het nader gehoor om te besluiten dat verzoeker niet is gehoord door een gehoorambtenaar die getraind is in het horen van alleenstaande minderjarige vreemdelingen. 591 Het gaat

hierbij over een zeer summiere beoordeling. De rechter stelt enkel dat uit de rapporten van de gehoren blijkt dat de gehoorambtenaar geen rekening heeft gehouden met de kwetsbare positie van verzoeker.592 Voor het

overige verduidelijkt de vreemdelingenrechter niet op welke elementen uit de rapporten hij zich verder baseert om tot het oordeel te komen dat de gehoorambtenaar niet is getraind om gehoren van alleenstaande minderjarige asielzoekers af te nemen.

Tevens in een zaak van 6 maart 2012 oordeelt de vreemdelingenrechter dat uit het rapport van het eerste gehoor niet blijkt dat de alleenstaande minderjarige vreemdeling is gehoord door een speciaal opgeleide gehoormedewerker. Echter verbindt de rechter hieraan geen gevolgen, aangezien uit het verslag van het gehoor niet is gebleken dat de verzoeker de vraagstellingen niet begreep dan wel dat er onvolkomenheden in het verslag terecht zijn gekomen. De rechtbank acht hiertoe de volgende zaken van belang: verzoeker heeft aanvullingen en enkele correcties ingediend ten aanzien van het eerste gehoor, hij heeft uitdrukkelijk verklaard dat hij de tolk goed heeft verstaan en goed heeft begrepen en ter terechtzitting is door de gemachtigde van verzoeker aangegeven dat er overigens geen onjuistheden in het verslag van het eerste gehoor staan.593 Ondanks de vaststelling dat het gehoor niet is afgenomen door een gekwalificeerd

gehoorambtenaar heeft de rechter beslist dat het gehoor op een zorgvuldige manier heeft plaatsgevonden.

121. In drie andere zaken, van 2 juli 2010, 18 november 2010 en 30 juli 2018, verwerpt de

vreemdelingenrechter het standpunt van de alleenstaande minderjarige verzoeker dat hij niet is gehoord door

589 Rb. ’s Gravenhage, 17 augustus 2010, AWB 08/41867, geraadpleegd op rechtspraak.nl, par. 2.23; Rb. ’s Gravenhage, 16 mei 2011, AWB 10/24965 geraadpleegd rechtspraak.nl, par. 2.26.

590 Rb. ’s Gravenhage, 17 augustus 2010, AWB 08/41867, geraadpleegd op rechtspraak.nl, par. 2.21. 591 Rb. ’s Gravenhage, 16 mei 2011, AWB 10/24965 geraadpleegd rechtspraak.nl, par. 2.25. 592 Rb. ’s Gravenhage, 16 mei 2011, AWB 10/24965 geraadpleegd rechtspraak.nl, par. 2.25.

79 een speciaal daartoe opgeleide gehoorambtenaar.594 Ook in deze drie zaken motiveert de

vreemdelingenrechter zijn oordeel op een zeer beknopte wijze. In de zaak van 2 juli 2010 stelt de vreemdelingenrechter dat de verwerende partij met zijn toelichting ter zitting dat alle ambtenaren zijn opgeleid om asielverzoeken van minderjarigen te behandelen, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat voldaan is aan artikel 17, lid 4 van de Procedurerichtlijn.595 Ook in de zaak van 30 juli 2018 baseert de rechter

zich op de verklaring van de staatssecretaris, dewelke stelt dat de gehoormedewerker een cursus heeft gevolgd voor het horen van alleenstaande minderjarige vreemdelingen. De rechtbank ziet geen reden om hieraan te twijfelen.596 In de zaak van 18 november 2010 baseert de rechter zich zowel op de rapporten van

het gehoor als op de toelichting van de staatssecretaris. Dit keer stelt de rechter dat gelet “op hetgeen door verweerder is gesteld over de opleiding van de gehoormedewerker alsmede gelet op de inrichting en de inhoud van het nader gehoor, zoals dat uit het voornoemd rapport naar voren komt, staat vast dat eiser is gehoord door een gehoorambtenaar die is getraind in het horen van minderjarige vreemdelingen en die er blijk van heeft gegeven bij het horen van eiser met diens kwetsbare positie als minderjarige rekening te hebben gehouden.”597 Ook hier verduidelijkt de vreemdelingenrechter niet wat onder de ‘inrichting van het