• No results found

5.2.1 Overzicht gebruikte meetinstrumenten

Om antwoord te geven op de voorliggende vragen is input op een viertal fronten verzameld.

1. Gegevens omtrent uitval van studenten zijn verkregen via een rapport uit het datawarehouse, waarin alle relevante studentgegevens inclusief die aangaande hun studieverloop toegankelijk zijn.

Daartoe behoort ook een veld met eventuele uitschrijvingsdatum, waarvan een rapportage heeft plaats gehad 3 weken na afronding van periode 1.

2. Hetzelfde datawarehouse is ook aangesproken voor een rapportage van het door studenten behaalde aantal studiepunten (EC’s) aan het einde van de eerste periode. Deze heeft van 3 september t/m 19 oktober zijn invulling gekregen, waarna de herfstvakantie en twee afrondende bufferweken volgden. Daarin hebben opleidingen ook hun tentamens gepland of op andere wijze de afronding en beoordeling van het voorliggende onderwijs vorm gegeven. De bufferweken hebben van 29 oktober tot en met 9 november plaats gehad. Teneinde te voorkomen dat niet alle cijfers zouden zijn ingevoerd, heeft een download van het aantal behaalde studiepunten plaats gevonden op 30 november; drie weken na verstrijken van de laatste tentamendag

3. Informatie t.a.v. de betrokkenheid van studenten is vastgesteld aan de hand van een gevalideerd meetinstrument voor het bepaling van betrokkenheid onder hbo-studenten dat door het Lectoraat Beroepsonderwijs aan de Hogeschool van Amsterdam is ontwikkeld. Het betreft een zelfbeoordeling door studenten met behulp van een vragenlijst

4. Zelfregulatie tot slot is bepaald door gebruik van een tweede gevalideerde vragenlijst, ontwikkeld door medewerkers van de Rijksuniversiteit Groningen. Deze zogenaamde “zelf-regulatie in

leersituaties-report vragenlijst (SRS-SRL)” is zoals de naam reeds aangeeft eveneens een self-assessment.

28

5.2.2 Meetinstrumenten uitval en studievoortgang

Effecten op gebied van uitval en studievoortgang (aantal EC’s) zijn gevolgd via gegevens uit het datawarehouse, waarin informatie vanuit Educator (cijferadministratie- en studentenvolgsysteem) kunnen worden geraadpleegd. Daaruit is te herleiden hoeveel studiepunten (EC’s) studenten na afloop van periode 1 hebben behaald en welk studenten inmiddels hun studie zijn gestaakt.

Om docenten voldoende gelegenheid te verschaffen om de behaalde resultaten in Educator in te voeren heeft een download plaats gevonden op 30 november 2018, drie weken na verstrijken van de laatste tentamens van periode 1. Dat is de termijn die op de hogeschool wordt gehanteerd als uiterste

invoermoment voor cijfers na voltooiing van een onderwijsperiode en bijbehorende afrondingen. Er is bij de download geen rekening gehouden met de reden voor uitval en evenmin is onderscheid gemaakt naar de aard van de wel/ of niet behaalde vakken. Wel zijn eventuele vrijstellingen vermeld evenals reeds eerder behaalde studiepunten bij herinschrijvers in het eerste jaar.

5.2.3 Meetinstrument studentbetrokkenheid

Mogelijke verschillen in betrokkenheid tussen studenten zijn vastgesteld m.b.v. een door het Lectoraat Beroepsonderwijs van de Hogeschool van Amsterdam (2018) ontwikkeld gevalideerd meetinstrument inzake studentbetrokkenheid. Via Louise Elffers is hiervoor toestemming verleend. Dit meetinstrument is zowel ingezet om eventuele verschillen tussen havisten en mbo’ers in kaart te brengen op dit vlak, alsmede om mogelijke verschillen op het gebied van studentbetrokkenheid te bepalen tussen mbo-studenten die wel en niet hebben deelgenomen aan te interventie.

In het onderliggende model dat de basis vormt voor de vragenlijst, wordt betrokkenheid gedefinieerd als interactie tussen emoties en gedrag. Daarbij wordt tevens de ervaren aansluiting met een vijftal factoren in kaart gebracht. Dat betreft aansluiting met respectievelijk: het onderwijsprogramma, medestudenten, docenten, de beroepspraktijk en de omgeving van de instelling. De vragenlijst bestaat uit vijftig vragen verdeeld over tien rubrieken. De items worden daarbij per blok weergegeven, waarbij gescoord wordt op een 5-punts-Likert-schaal (helemaal mee oneens – helemaal eens). Twee blokken hebben betrekking op

emotionele betrokkenheid uiteen gesplitst naar sense of belonging (gevoel van verbondenheid) en valuing (inhoudelijke binding). Twee blokken hebben betrekking op gedragsmatige betrokkenheid, onderverdeeld naar intra-curriculaire betrokkenheid (actieve gerichtheid op het onderwijsprogramma dat verplicht is) en extra curriculaire betrokkenheid (inzet en aanwezigheid voor facultatieve activiteiten die met de studie samenhangen). De overige zes blokken hebben betrekking op de ervaren aansluiting met de genoemde vijf factoren, waarbij in der ervaren aansluiting met de docenten onderscheid wordt gemaakt tussen de docent als persoon en de docent als inhoudelijk vertolker van een vakgebied.

Figuur 12: Onderliggend model bij vragenlijst studentbetrokkenheid Bron: Overgenomen uit Lectoraat Beroepsonderwijs HvA, 2018

Voor studenten die de vragenlijst beantwoorden zijn herkenbare titels boven de blokken vermeld ter vervanging van de theoretische termen.

1. Over de hogeschool" heeft betrekking op:

o Emotionele betrokkenheid – sociale identificatie met onderwijs - sense of belonging 2. "Over mijn opleiding" heeft betrekking op:

o Emotionele betrokkenheid – inhoudelijke identificatie met onderwijs - valuing

29

3. "Over mijn deelname aan het onderwijs" heeft betrekking op:

o Gedragsmatige betrokkenheid - intra-curriculaire participatie 4. "Over extra activiteiten" heeft betrekking op:

o Gedragsmatige betrokkenheid – extra-curriculaire participatie

5. “Over ervaren aansluiting met het onderwijsprogramma” heeft betrekking op:

o Ervaren aansluiting met het onderwijs 6. "Over medestudenten" heeft betrekking op:

o Ervaren aansluiting met studenten

7. "Over docenten - persoonlijk" heeft betrekking op:

o Ervaren aansluiting met docenten - sociaal 8. "Over docenten - vak" heeft betrekking op:

o Ervaren aansluiting met docenten - inhoudelijk 9. "Over de beroepspraktijk" heeft betrekking op:

o Ervaren aansluiting met de beroepspraktijk 10. "Over Zwolle" heeft betrekking op:

o Ervaren aansluiting met de omgeving van de hogeschool

De Likert-scores per item zijn te vertalen naar een scorebereik van 1-5, waarna scores zijn verzameld per blok en een gemiddelde is berekend.

5.2.4 Meetinstrument zelfregulatie

Voor het kunnen vaststellen van eventuele verschillen in zelfregulatie is contact opgenomen met Marije Elferink-Gemser van de Universiteit van Groningen. Via haar is toestemming gekregen voor gebruik van een door de Universiteit van Groningen ontwikkelde, gevalideerde vragenlijst inzake zelfregulatie (Toering, Elferink-Gemser, Jonker, Heuvelen, & Visscher, 2012). Aan de hand van de uitkomsten kan zowel een inschatting worden verkregen van de verschillen tussen havisten en mbo’ers op dit vlak, alsmede van mogelijke verschillen tussen wel en niet deelnemende mbo-instromers aan SkillsCoach.

De vragenlijst beslaat zes aspecten die samenhangen met zelfregulatie en in de eerder aangehaalde literatuur veelvuldig worden genoemd: planning, monitoring, self-efficacy, inzet, reflectie en evaluatie.

• Planning" heeft betrekking op:

o het bewustzijn van de eisen die een taak stelt vóór de uitvoering ervan

• "Monitoring" heeft betrekking op:

o het bewustzijn van de eigen acties tijdens de uitvoering van de taak

• "Self-efficacy" heeft betrekking op:

o de inschatting van eigen capaciteiten om aan de vereisten te voldoen

• "Inzet" heeft betrekking op:

o de bereidheid om zichzelf toe te rusten en in te spannen om het gestelde doel te bereiken

• "Reflectie" heeft betrekking op:

o het vermogen in te schatten wat is geleerd en de kennis/aanpak o.b.v. ervaringen aan te passen ter verbetering van zichzelf

• “Evaluatie" heeft betrekking op:

o het vermogen om na voltooiing van de taak zowel het doorlopen proces als het eindproduct te beoordelen

Aan de oorspronkelijke lijst van 50 items zijn er door het Lectoraat vier verwijderd op basis van

betrouwbaarheidsdata. Doordat de aspecten niet geclusterd worden bevraagd maar items verspreid zijn opgenomen in de vragenlijst is gebruik gemaakt van het ter hand gestelde codeboek om deze te clusteren.

Van de resterende 46 vragen bestaan: 33 vragen uit een vier-punts-Likert-schaal (bijna nooit - bijna altijd), 5 vragen uit een punts-Likert-schaal (helemaal mee eens – helemaal mee oneens) en 8 vragen uit een vijf-punts-Likert-schaal (nooit – altijd).

Beide vragenlijsten worden normaliter niet tezamen afgenomen. Dat is in het onderhavige onderzoek wel het geval geweest. De vragen uit beide instrumenten zijn daartoe onder elkaar geplaatst en integraal

opgenomen in één nieuwe vragenlijst, die vergezeld is gegaan van een aantal algemene vragen. Deze hadden betrekking op ondermeer geslacht, leeftijd, vooropleiding, woonsituatie en opleidingsniveau van ouders, broers/ zussen en vrienden. Een uitnodiging tot invullen van deze integrale vragenlijst heeft plaats gevonden via een mail met één link. Dit ter voorkoming, dat een deel van de populatie wel de vragenlijst aangaande betrokkenheid zou invullen maar niet zou reageren op een verzoek tot invullen van de vragenlijst aangaande zelfregulatie, of andersom. Daarmee zou immers slechts een deel van de noodzakelijke

informatie worden verkregen, waardoor deze respondenten zouden uitvallen. Studenten die in het

voorliggende onderzoek hebben gereageerd, hebben daarmee dus op beide vragenlijst antwoord gegeven.

30

Voor alle items in de oorspronkelijke twee vragenlijst geldt, dat naarmate het antwoord op de Likert-schaal meer naar rechts neigt een gunstiger invloed op het studiesucces te verwachten valt. Enige uitzondering hierop vormden de vragen met betrekking tot reflectie, waarbij in de oorspronkelijk vragenlijst van een hogere Likert-score juist een minder gunstige invloed te verwachten zou zijn. Omdat de inschatting bestond, dat studenten “in het “ritme van beantwoorden van vragen” hier wellicht niet opmerkzaam op zouden zijn, is besloten om de Likert-score van deze vragen in navolging van alle overige vragen om te keren. Hierdoor volgen in de uiteindelijke vragenlijst alle vragen en bijbehorende scores hetzelfde patroon. De ontwikkelaars van de oorspronkelijke vragenlijst zijn hiervan overigens op de hoogte gesteld en gaven aan de

gedachtegang te snappen.

De Likert-scores zijn omgezet naar een vier- en vijfpunt scorebereik, waarna per aspect een score is berekend. Tevens is een overall score vastgesteld.