• No results found

Hoofdstuk 3 Afspiegelingsbeginsel vs cao-ontslagcommissie

3.4 Gebondenheid aan regels

Het UWV is een bestuursorgaan. Dit betekent dat het UWV zich dient te houden aan de Uitvoeringsregels bij het beoordelen van het bedrijfseconomisch ontslag. De cao-

ontslagcommissie is geen bestuursorgaan en hoeft zich dus niet te houden aan deze opgestelde beleidsregels.

De cao-ontslagcommissie moet zich echter wel houden aan de regels die voor de ontslagcommissie zijn gesteld in het Burgerlijk Wetboek en de Ontslagregeling, met

uitzondering van paragraaf 4. Voor verdere invulling van de cao-ontslagcommissie moeten de sociale partners in de cao regels overeenkomen met betrekking tot artikel 7:671a lid 2 BW. Voor het opstellen van deze regels kan aansluiting worden gezocht bij de procedureregels van de Vereniging voor Arbeidsrecht. Sociale partners hoeven deze regels echter niet te volgen en mogen zo hun eigen procedureregels opstellen binnen de kaders van artikel 7:671a lid 2 BW.

3.5 Conclusie

In dit hoofdstuk is er gekeken wat de kenmerkende verschillen zijn tussen de

ontslagcommissie en de route via het UWV. Wat zet een werkgever ertoe aan om te kiezen voor de cao-ontslagcommissie in plaats van het afspiegelingsbeginsel? Ten eerste is een belangrijke factor het maatwerk dat een cao-ontslagcommissie kan bieden. Doordat er bij cao kan worden bepaald welke procedureregels er worden gehanteerd, en paragraaf 4

Ontslagregeling buitenspel wordt gezet, kan de werkgever inspelen op zijn behoefte. Hij kan bijvoorbeeld zorgen dat de procedure niet al te lang duurt en met de sociale partners regels opstellen over welke ontslagvolgorde er wordt gehanteerd. Op deze manier blijft de

werkgever over met werknemers die hij wil houden. Een reden om niet te kiezen voor de cao- ontslagcommissie heeft te maken met de gebondenheid van de werknemers. Er is aangegeven

dat een werknemer is gebonden door middel van de gebondenheid van de werkgever. Dit is echter in strijd met bepaalde fundamentele grondbeginselen van ons rechtssysteem zoals de contractsvrijheid. Dit kan zorgen voor een probleem indien de werknemer het niet eens is met zijn ontslag. Tot nu toe zijn er weinig cao-ontslagcommissies ingesteld en weinig procedures gevoerd. De procedures die zijn gevoerd zijn vaak gestrand bij de uitspraak van de

kantonrechter. Om deze reden heeft de Hoge Raad nog geen uitspraak kunnen doen over de gebondenheid van de werknemer op basis van die van de werkgever en blijft dit vraagstuk in zoverre openstaan.

Conclusie

De probleemstelling van dit onderzoek: welke vrijheid hebben sociale partners bij de privatisering van het ontslagrecht wegens bedrijfseconomische redenen, wat zijn daarbij de belemmeringen en wat zijn de kenmerkende verschillen tussen de cao-ontslagcommissie en de UWV-route?

Met het afspiegelingsbeginsel heeft de wetgever een bescherming ingebouwd tegen willekeur en de bescherming van de leeftijdsopbouw in het bedrijf. Deze laatste bescherming is geïntroduceerd met het afspiegelingsbeginsel. Bij het anciënniteitsbeginsel werden namelijk veelal jonge werknemers ontslagen waardoor ondernemingen vergrijsden. Door de jaren heen heeft de wetgever echter besloten om afwijkingen te introduceren op het afspiegelingsbeginsel om ondernemingen meer maatwerk te bieden bij de reorganisatie. Deze afwijkingen zijn veelal onderhevig aan strenge eisen. Door deze strenge eisen maken bedrijven weinig gebruik van bepaalde afwijkingsmogelijkheden en kan er alsnog weinig maatwerk worden

aangeboden. Werkgevers worden door het afspiegelingsbeginsel afgeschrikt om te reorganiseren en ook met de genoemde afwijkingsmogelijkheden hebben de werkgevers onvoldoende ruimte. Om toch op kwaliteit te kunnen selecteren maken werkgevers gebruik van de stoelendansmethode, maar dit is niet vrij van kritiek. Het feit dat de werkgever weinig mogelijkheden heeft om af te wijken, heeft tot gevolg gehad dat de wetgever in 2015 de cao- ontslagcommissie heeft geïntroduceerd. Sommige bedrijven hadden al een ontslagcommissie alleen werd deze vooral gebruikt indien werknemers het niet eens waren met het

voorgenomen ontslag, aangezien zij geen toestemming tot ontslag konden geven. Met de cao- ontslagcommissie komt de wetgever de praktijk tegemoet door ervoor te zorgen dat de ontslagcommissie toestemming tot ontslag kan geven. Er zijn echter een aantal onderwerpen onderbelicht door de wetgever bij de introductie hiervan.

Ten eerste is het de gebondenheid van de artikel 14-werknemer. De wetgever spreekt zichzelf hierop op een aantal punten tegen. Aan de ene kant geeft de wetgever aan dat de normale regels van het cao-recht gelden, dus dat een werknemer niet is gebonden aan de cao indien hij hier niet mee heeft ingestemd. Aan de andere kant geeft hij aan dat een werknemer is gebonden aan de cao indien de werkgever is gebonden. Dit is in strijd met het contractuele

systeem van het cao-recht. Indien er wordt gekeken naar de mogelijkheden tot gebondenheid aan de cao, zonder lidmaatschap werknemersvereniging, zijn er een tweetal mogelijkheden: de ontslag-cao algemeen verbindend verklaren of een incorporatiebeding opnemen in de arbeidsovereenkomst. Een cao kan alleen algemeen verbindend verklaard worden indien dit een bedrijfstak-cao is. Voor deze soort cao is de algemeen verbindend verklaring de beste oplossing. Om een gat tussen de algemeen verbindend verklaring te voorkomen dienen partijen op tijd te beginnen met onderhandelen over een nieuwe cao zodat het naadloos op elkaar aan kan sluiten en er geen moment van ongebondenheid ontstaat.

Het incorporatiebeding is de oplossing voor ondernemings-cao’s. Het is echter de vraag of de werknemer uitdrukkelijk heeft ingestemd met deze verandering van zijn

rechtspositie indien er een ontslag-cao komt. Indien de ontslag-cao wordt gesloten met gele vakbonden is het ook de vraag of de werknemer heeft ingestemd met een cao die is gesloten door een niet-representatieve vakbond. In de uitleg van het incorporatiebeding ligt besloten dat een werknemer heeft ingestemd met toekomstige cao’s die zijn gesloten door

representatieve vakorganisaties. Om ervoor te zorgen dat er geen moeilijkheden ontstaan omtrent de binding door wijziging van de rechtspositie en ontslag-cao’s met yellow unions, is de draagvlakbenadering een goede structurele oplossing. Met deze benadering zorgt de werkgever ervoor dat draagvlak en betrokkenheid onder zijn werknemers ontstaat met betrekking tot de ontslag-cao. De werkgever moet zijn werknemers dan betrekken bij het onderhandelingsproces. De werknemers dienen in te stemmen met de ontslag-cao, wil deze van toepassing zijn op hen. Echter, niet elke werknemer zal instemmen met de ontslag-cao. Om er toch voor te zorgen pleit ik voor een meerderheidseis. Indien er een bepaald percentage aan werknemers heeft ingestemd met de ontslag-cao, is de cao van toepassing op elke

werknemer in de onderneming.

Er zijn drie kenmerkende verschillen tussen het afspiegelingsbeginsel en de cao- ontslagcommissie: de bescherming, gebondenheid en regels. De werknemer heeft de meeste bescherming bij het afspiegelingsbeginsel, omdat daar naar objectieve maatstaven

werknemers worden ontslagen. Bij toestemming door het UWV is de werknemer gebonden aan deze uitspraak. Over deze gebondenheid kunnen geen geschillen ontstaan, omdat de werknemer op basis van het ontslagrecht hieraan is gebonden. Het UWV dient zich te houden aan beleidsregels die zijn opgesteld door de Minister. Zij hebben op een paar punten wel discretionaire bevoegdheden, maar dit is minimaal waardoor het UWV weinig

beslissingsruimte heeft binnen de kaders van de beleidsregels. Bij de cao-ontslagcommissie is de bescherming verminderd, maar dienen vakorganisaties deze bescherming te bieden bij het onderhandelingsproces. De gebondenheid bij de cao-ontslagcommissie, is zoals aangegeven niet vrij van moeilijkheden. De wetgever heeft in de wet te weinig gedaan voor ongebonden werknemers en heeft een gebondenheid op basis van de werkgever opgesteld. De bescherming wordt hiermee verminderd, omdat de werkgever een cao van toepassing kan verklaren op zijn werknemers, terwijl zij niet hebben ingestemd. Deze cao kan ook zijn gesloten door een gele bond, waardoor deze cao niet gunstig voor hen kan zijn. Een ontslagcommissie heeft weinig te maken met regels vanuit de wetgever aangezien cao-partijen deze zelf opstellen. De cao- ontslagcommissie heeft dus andere regels dan het UWV. De minister kan regels stellen op basis van 7:671a lid 10 BW, maar heeft dit vooralsnog niet gedaan onder andere door de weinige problemen die de cao-ontslagcommissie op dit moment oplevert.

Literatuurlijst

Boeken

Filippo & Van Vliet 2016.

B. Filippo & E. van Vliet, Arbeidsrecht & reorganisatie, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2016.

Grapperhaus 2005.

F.B.J. Grapperhaus, ‘Representativiteit van werknemersorganisaties’, in: R.A.A. Duk c.s.,

CAO-recht in beweging, Den Haag: Sdu Uitgevers 2005.

Houweling 2015.

A.R. Houweling e.a., Loonstra & Zondag. Arbeidsrechtelijke themata, Deventer: Kluwer 2015.

Sprengers 2015.

L.C.J. Sprengers, ‘Doorvoeren van bedrijfseconomische ontslagen’, in: R.M. Beltzer, L.G. Verburg (red.), Arbeidsrechtelijke aspecten van reorganisatie (Monografieën Sociaal Recht deel 31), Deventer: Wolters Kluwer 2015.

Van Ballegooij c.s, 2008.

G.A.C.M. van Ballegooij, T. Barkhuysen, W. den Ouden & J.E.M. Polak, ‘Bestuursrecht in

het Awb-tijdperk’, Deventer: Kluwer 2008.

Van Slooten c.s. 2015.

J.M. van Slooten, I. Zaal & J.P.H. Zwemmer, ‘Handboek Nieuw Ontslagrecht’, Deventer: Kluwer 2015.

Artikelen

Blekman c.s. 2011.

I. Blekman c.s., ‘Nieuwe vorm van legitimering van het cao-stelsel’, in: A.Ph.C.M. Jaspers & M.F. Baltussen (red.), De toekomst van het cao-recht, Decenter: Kluwer 2011.

Brink 1986.

M. Brink, ‘Het anciënniteitsbeginsel’, SMA 1986, afl. 9. Bungener & Koot-van der Putte 2006.

A.F. Bungener & E. Koot-van der Putte, ‘Incorporeren van een CAO door een ongebonden werkgever’, SR 2006/44.

Grapperhaus & Veenstra 2007.

F.B.J. Grapperhaus & M.A.S.M. Veenstra, ‘Toelaing tot cao-onderhandelingen en positie van kleine vakbonden’, SR 2007/62.

Jansen 2014.

N. Jansen 2014, ‘Houdt de Wwz voldoende rekening met de contractuele grondslag van het cao-recht?’, AR 2014/52.

Jaspers 2004.

A.Ph.C.M. Jaspers, ‘Gele bonden’ in Nederland’, SR 2004/1. Lips & Meulenveld 2011.

M.E. Lips & A. Meulenveld, ‘Stoelendansen in het lang van de bollebozen’, AR 2011/22. Oostwouder 2015.

L.S. Oostwouder, ‘Het collectieve aspect van het nieuwe ontslagrecht in de praktijk’, AR 2015/54.

Plessen 2012.

W.G.M. Plessen, ‘Yellow Unions, art. 14 Wet cao en algemeen verbindend verklaren’, TRA 2012/54.

S.F. Sagel, ‘Representativiteit van vakbonden en gebondenheid van werknemers aan cao’s’,

AR 2006/44.

Ter Steege c.s 2012.

D. ter Steege c.s., ‘Vakbeweging en organisatiegraad van werknemers’, in: Centraal Bureau voor de Statistiek, Sociaaleconomische trends, 4e kwartaal 2012’, Den Haag: Centraal Bureau

voor de Statistiek 2012. Van der Helm 2016.

I. van der Helm, ‘Procedurele bescherming bij de procedure tot toestemming voor ontslag door het UWV of de cao-ontslagcommissie: is hierbij procedurele rechtvaardigheid gewaarborgd?’, ArA 2016, afl. 1, p. 3-22.

Van Drongelen 2014.

J. van Drongelen, ‘De zogenoemde ‘cao-ontslagcommissie’ nader beschouwd’, TRA 2014/85. Van Slooten 2013.

J.M. van Slooten, ‘Het komende driekwart dwingende ontslagrecht’, TRA 2013/76. Van Straten 2011.

D.P. van Straten, ‘’Het onmisbaarheidscriterium tijdelijk verruimd’; een reactie’, AR 2011/7. Wegener-Belinfante & Zwemmer 2016.

T.M.J. Belinfante & J.P.H. Zwemmer, ‘Ontslag op grond van bedrijfseconomische redenen en selectie op basis van kwaliteit: de stoelendans na inwerkingtreding van de Wwz’, AR 2016/22.

Websites

Cao ABN AMRO 2016-2017.

https://www.fnv.nl/site/alle-sectoren/caos/caos/8159/ABN-AMRO___cao_2016-2017.pdf

(online, laatst geraadpleegd 15 november 2017). CBS 2016.

CBS, ‘Aantal vakbondsleden daalt, maar minder snel’, Centraal Bureau voor de Statistiek 2016. (online, laatst geraadpleegd op 2 november 2017).

FNV 2017.

FNV, ‘1914 Eerste Grafische cao’, Federatie Nederlandse Vakbonden. (online, laatst geraadpleegd op 4 juli 2017).

Kamerbrief resultaten sociaal overleg 2013.

L.F. Asscher, Resultaten sociaal overleg, Kamerbrief 2013. (online, laatst geraadpleegd 16 november 2011).

Kraaijvanger 2015.

J. Kraaijvanger, De cao-ontslagcommissie’, Wieringa Advocaten 2015. (online, laatst geraadpleegd op 15 september 2017).

Lathouwers 2017.

M. Lathouwers, Bepalen uitwisselbare functies geen sinecure, Kneppelhout & Korthals 2017. (online, laatst geraadpleegd op 5 augustus 2017).

Meijer & Kouwenhoven 2016.

J. Meijers & A.A.J. Kouwenhoven, ‘Commentaar op Ontslagbesluit art. 4:2’, Arbeidsrecht Thematisch 2016. (online, laatst geraadpleegd op 8 september 2017).

Sprengers 2016.

L.C.J. Sprengers, Gebondenheid aan oordeel cao-(ontslag)commissie, AR Updates 2016. (online, laatst geraadpleegd 15 november 2017).

UWV 2016.

Uitvoeringsregels Ontslag om bedrijfseconomische redenen UWV. Den Haag: juli 2016.

Kamerstukken

Eerste Kamer der Staten-Generaal Kamerstukken I 2013/14, 33818, C.

Tweede Kamer der Staten-Generaal Kamerstukken II 2003/04, 29200 XV, 48. Kamerstukken II 2013/14, 33818, 3. Kamerstukken II 2013/14, 33818, 4. Kamerstukken II 2013/14, 33818, 7. Staatscourant Stcrt, 1998, 238.

Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot vaststelling van het Ontslagbesluit van 7 december 1998, Stcrt. 1998, 238.

Stcrt. 2003, 49.

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot wijziging van het Ontslagbesluit van 4 maart 2003, Stcrt. 2003, 49.

Stcrt, 2005, 242.

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot wijziging van het Ontslagbesluit van 6 december 2005. Stcrt. 2005, 242.

Stcrt. 2009, 10981.

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot wijziging van het Ontslagbesluit betreffende verruiming van de mogelijkheid tot afwijking van het afspiegelingsbeginsel. Stcrt. 2009, 10981.

Strct. 2011, 22456.

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 6 december 2011 tot beëindiging van de tijdelijke verruiming van het onmisbaarheidscriterium. Stcrt. 2011, 22456.

Stcrt, 2015, 12685.

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 tot vaststelling van regels met betrekking tot ontslag en de transitievergoeding. Stcrt. 2015, 242.

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 december 2015 tot wijziging van de Ontslagregeling en de Regeling UWV ontslagprocedure. Stcrt. 2015, 45451.

Stcrt. 2016, 34013.

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 juni 2016 tot wijziging van de Ontslagregeling in verband met afschaffing VAR en enkele andere wijzigingen. Stcrt. 2016, 34013.

Jurisprudentielijst

Rechtbank

Rechtbank Amsterdam (ktr. Hilversum) 1 februari 2006, ECLI:NL:RBAMS:2006:AV1661 (Atanya/Castellum Novum).

Rechtbank Utrecht (ktr. Amersfoort) 16 september 2010, ECLI:NL:RBUTR:2010:BN8123 (werkneemster/Green Seed).

Gerechtshof

Hof Den Bosch 8 september 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4046 (werkneemster/tanteLouise).

Hoge Raad

HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158 (Haviltex).

HR 17 september 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1059 (Gerritse/Hyrdo Agri Sluiski). HR 20 december 2002, ECLI:NL:HR:2002:AF2166 (TPG/Bollemeijer).

HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427 (DSM/Fox).