• No results found

Gevoelens van kinderen

MEER INFO?

2. de eerste hapjes

2.1. Fruitpap en groentepap

Traditiegetrouw begint je baby met fruitpap en eet hij daarna pas groenten. Maar die volgorde mag je ook omkeren. Als je op 6 maanden start met vaste voeding, kan je het best beginnen met groentepap. Groenten zijn een goede ijzerbron en zullen de voorraad van je kind snel aanvullen.

Hoeveel geef je je kind?

De overschakeling van vloeibare op vaste voeding vraagt een grote aanpassing. Je baby heeft tijd nodig om te wennen aan de nieuwe smaak en structuur. Geef in het begin na de fruitpap of groentepap nog borst- of flesvoeding bij. Om voldoende voedingsstoffen binnen te krijgen,

is zowel de kwaliteit als de hoeveelheid belangrijk. Hoeveel een kind eet, kan nogal eens verschillen. Ook nu kan je kind aangeven wat het nodig heeft. In periodes van snelle groei of extra veel activiteit kunnen jonge kinderen een grotere eetlust hebben. Start met enkele lepeltjes. Tegen de leeftijd van 1 jaar neemt zowel de fruit- als de groentemaaltijd toe tot 250 à 300 g.

Fruitpap

Het eerste fruitpapje:

• 1/4 koek of meel (hoeveelheid is afhankelijk van het product, lees goed de verpakking)

• 1/4 appel (geraspt)

• 1/4 banaan (geplet)

• 1/4 sap van sinaasappel (gezeefd)

• De gemiddelde hoeveelheid bij de start is 150 g. Toch is de behoefte van elk kind verschillend.

• Om je baby aan de smaak te laten wennen, kan je starten met wat ongezoet vers fruitsap.

• Laat je baby zelf aangeven hoeveel hij wil eten.

• Je hoeft je niet te houden aan de klassieke samenstelling van appel en banaan. Variatie in fruit is belangrijk voor de smaakontwikkeling en voor de aanbreng van verschillende vitamines. Je kan ook één fruitsoort per keer geven. Zo leert je baby goed smaken kennen. Begin met zachte, neutrale fruitsoorten, zoals appel, banaan, peer, meloen. Wacht tot 1 jaar met ananas, bessen, druiven en kersen.

• Gebruik vers seizoensfruit. Maak de fruitpap niet op voorhand klaar. Anders gaan er veel vitamines verloren en verandert de smaak al snel.

• Vermijd suiker of honing, omdat suikers zorgen voor tandbederf en gewenning aan zoete smaak later moeilijk af te bouwen is. Honing geven aan baby’s jonger dan 1 jaar is mogelijk gevaarlijk. Honing kan besmet zijn met de bacterie die botulisme veroorzaakt. Die ziekte leidt in zeldzame gevallen tot verlamming en zelfs tot de dood.

Bij volwassenen groeit de bacterie in het algemeen niet in de darm. Bij baby’s kan dat wel, omdat hun darmflora nog niet voldoende ontwikkeld is. Dat wordt infantiel botulisme genoemd.

Groentepap

De ideale verhouding is 2/3 groenten en 1/3 aardappelen, witte rijst of deegwaren.

• Start met licht verteerbare groenten: bloemkool, wortelen, tomaten, witloof, spinazie, broccoli, ...

• Wissel nitraatrijke groenten (andijvie, spinazie, sla, rode biet, venkel, ...) af met nitraatarme groenten.

• Gebruik geen conserven.

• Geef geen rauwe groenten voor 1 jaar.

• Kook de groenten en aardappelen gaar in een beetje water, zonder zout, suiker of specerijen toe te voegen.

• Maak alles fijn (pletten of roerzeef).

• Voeg na de bereiding altijd een koffielepel of eetlepel vetstof toe (de hoeveelheid is afhankelijk van de hoeveelheid groentepap): zachte, plantaardige margarine die rijk is aan onverzadigde vetzuren, of olie (maïs-, zonnebloem-, olijf-, arachide-, koolzaadolie, ...). Wissel voldoende af in oliesoorten.

• De hoeveelheid groentepap hangt af van de behoefte van de baby en schommelt tussen 150 en 200 g.

• Als de vaste voeding goed gaat, kan je vanaf 6 tot 7 maanden het groentepapje verrijken met vlees, vis of een half ei.

MEER INFO?

Surf naar onze website voor leuke receptjes.

Let op met nitraatrijke groenten!

• Bewaar ze niet langer dan 2 dagen in de koelkast.

• Hou rekening met de seizoenen, bijvoorbeeld sla en spinazie bevatten minder nitraat in de zomer dan in de winter.

• Verwijder verlepte bladeren, nerven en stelen.

• Kook de groenten in veel water.

• Giet daarna het vocht weg.

• Stoom nitraatrijke groenten niet.

• Serveer ze onmiddellijk na de bereiding.

• Warm de groenten achteraf niet meer op. Als de groenten snel afgekoeld zijn en gekoeld bewaard werden, leidt opwarmen niet tot meer nitrietvorming, maar wel tot vitamineverlies.

• Bewaar de groenten niet na de bereiding.

• Beperk het gebruik tot tweemaal per week.

• Vermijd uit voorzorg de combinatie met vis. Dat geldt ook voor potjesvoeding en kant-en-klare babyvoeding.

2.2. Gluten

Gluten is een eiwit dat voorkomt in een aantal graansoorten (bijvoorbeeld tarwe, rogge, haver en gerst) alsook in hun afgeleide producten. Invoer van gluten kan door speciale glutenbevattende kindermelen, -koek, -granen of -vlokken in de fruitpap of in de groentepap te mengen of door aardappelen of rijst in de groentepap af en toe te vervangen door goedgekookte spaghetti of macaroni.

Gluten mogen vanaf 4 maanden, maar moeten vóór 7 maanden geleidelijk geïntroduceerd worden bij een baby. Uit recent onderzoek blijkt dat het risico op coeliakie (overgevoeligheid voor gluten), diabetes type 1 (verhoogde bloedglucosewaarden) en tarweallergie vermindert als gluten geïntroduceerd worden op het moment dat een baby nog borstvoeding krijgt. Dat hoeft echter geen reden te zijn om bij borstvoeding vroeger dan de aanbevelingen te starten met vaste voeding. Je regioverpleegkundige kan je daarover raad regioverpleegkundige kan je daarover raad geven.

2.3. Vlees

• Kies vers, mager vlees van rund, varken, kalf, paard, kip, kalkoen of wild zonder zichtbaar vet.

• Start met 15 g. Kook of stoom het vlees samen met de groenten en aardappelen en maal het fijn.

• Verhoog de hoeveelheid geleidelijk tot 25 g op de leeftijd

Zelfbereide bavarois, chocolademousse en aardappelpuree waarin een ei verwerkt is, geef je dus beter niet.

2.6. Vegetarisch

• Zorg dat je kindje niets tekort komt. Het heeft zeker voldoende melkvoeding nodig (borstvoeding of aangepaste melkvoeding).

• Vervang vlees door plantaardige eiwitbronnen, zoals gepureerde en gezeefde peulvruchten, tofoe (sojakaas), bepaalde paddenstoelen, mycoproteïne (Quorn™), notenpasta of ei.

• Kies licht verteerbare peulvruchten (linzen of kikkererwten). -moes is wel geschikt.

MEER INFO? te geven bij een sneetje brood, besmeerd met vetstof.

• Beleg kan vanaf de start, maar is niet noodzakelijk.

Mogelijkheden zijn geplet vers fruit (banaan, meloen), vruchten- of groentemoes, fijngeplet ei of gekookte vis.

• Vermijd vette en bereide vleeswaren, gezouten kazen en zoet beleg.

• Wacht met volkorenbrood tot 1,5 jaar.

2.8. Potjesvoeding

Potjesvoeding is een volwaardig alternatief voor zelfbereide maaltijden. De productie ervan wordt immers streng gecontroleerd. De korte tijdruimte tussen oogsten en verwerken in een vacuümbokaaltje waarborgt kwaliteit, versheid en voedingswaarde. Voeg ook aan potjesvoeding wat vetstof toe.

2.9. Melkproducten

Voor baby’s jonger dan 12 maanden:

Vermijd gewone melk en melkproducten. Koemelk, yoghurt, plattekaas, ... zijn niet aangepast aan de behoeften van een kind. Bovendien brengen gewone melkproducten te veel eiwitten aan. Die zijn belastend voor de nieren van je kind en verhogen de kans op overgewicht op kinderleeftijd.

Na de leeftijd van 12 maanden

• Geef tot 12 à 18 maanden altijd borstvoeding of een aangepaste melkvoeding (start- of opvolgvoeding).

• Vanaf 12 à 18 maanden tot 3 jaar krijgen kinderen bij voorkeur borstvoeding of een aangepaste melkvoeding, op deze leeftijd is dat groeimelk. Samen met de bijvoeding leveren zij voldoende eiwitten en voedingsstoffen om in de dagelijkse behoefte van een kind te voorzien. Het is immers vrijwel onmogelijk om met uitsluitend gewone koemelk binnen de Europese en Belgische voedingsaanbevelingen voor baby’s en peuters betreffende eiwit-, ijzer- en vitamine D-inname te blijven.

• Kies je om op de leeftijd van 12 à 18 maanden over te schakelen naar koemelk, dan is het belangrijk dat het kind vitamine D-suppletie krijgt. Bovendien is een evenwichtige vaste voeding met aandacht voor beperkte eiwitinname noodzakelijk.