• No results found

II.3. Het Habitat onderzoek onder eerstejaars studenten.(STUD)

II.3.3. Uitwerking

II.3.3.5. Fase V: De afronding en vraag voor verder onderzoek

Conclusie

Inleiding

Als docent volkshuisvesting heb ik elk jaar de eerstejaars studenten gevraagd om hun Habitat81 te beschrijven. Het aantal papers dat in de loop der jaren beoordeeld is zal niet ver onder de duizend liggen. Voor velen was Habitat een moeilijk, abstract begrip. Na verloop een aantal jaren is dit begrip verder gestructureerd (bijlage 1). Daarna is aan de studenten gevraagd om de herinneringen aan hun (slaap) kamer te noemen. Uit het laatste jaar zijn van 200 papers telkens de meest opvallende opmerkingen verzameld (bijlage 2).

II.3.1. Doel

Het vaststellen welke de belangrijkste kenmerken en eigenschappen zijn van de Habitat en met name van de eigen woon - en leefsituatie en met name de slaapsituatie welke door eerstejaars studenten worden herinnerd. Hiermede kan een bijdrage geleverd worden aan de beantwoording van een deel van de onderzoeksvragen. Welke gebeurtenissen en ruimten en plekken zijn belangrijk in de beeldvorming? De effecten daarvan op de huidige woonsituatie zijn hier in dit deelonderzoek nog niet aan de orde.

II.3.2. Methode

Bij de beschrijving van de methode wordt uitgegaan van 2 stappen. A. De verfijning van de leeropdracht aan de studenten

B. De verwerking van de gegevens

ad. A. De verfijning van de leeropdracht aan de studenten

De leeropdracht van de studenten is na discussie met docenten en met studenten sterk gewijzigd. De begrippen moesten concreet zijn. Daarom zijn de termen erin gekomen zoals deze in de bijlage 1 worden vermeld.

81 Habitat: Het begrip is in de Nederlandse sociologie ingevoerd door F.Grűnfeld: Sociologisch onderzoek op het gebied van het wonen: Sociale Wetenschappen, 2, 1972, p. 85-101. Grűnfeld verstaat daaronder: de totale ruimte, die door een individu, een groep of een collectiviteit regelmatig en met een bepaalde frequentie gebruikt wordt voor zijn/haar activiteiten en communicatie. Hij heeft verschillende soorten van Habitat aangegeven.

De 6 (abilities) bekwaamheden door Cohen en Strauss82 genoemd om uit te groeien tot “a grounded theorist” zijn hierin terug te vinden:

• bereidheid een stap terug te zetten en de opdracht kritisch te bekijken; • voorkoming van bias;

• abstractievermogen;

• flexibiliteit en openheid voor kritiek;

• ontvankelijkheid voor termen van de respondenten (de studenten); • toewijding aan het werk.

Cohen en Strauss merken daarbij (gelukkig) op dat al die karakteristieken niet vanaf het begin volledig ontwikkeld hoeven te zijn. Als HBO - docent afkomstig uit de praktijk van het

bouwen heb ik, “veren” moeten laten83 en kon pas na een aantal jaren van een duidelijk

gestructureerde opdracht gesproken worden. ad. B. De verwerking van de gegevens

In fasen zijn de antwoorden gegroepeerd. Deze methode is na gesprekken met de onderzoeker Mulderij84 ontwikkeld. De rijkdom van de antwoorden, het scala van beleving is dermate breed dat gestart is met het verwerken van de eerste honderd antwoorden. Het resultaat was een voorlopige typologie. Daarna zijn de andere 100 antwoorden toegevoegd en werd deze typologie bijgesteld. Geconcludeerd is dat de antwoorden in categorieën kunnen worden geplaatst. Deze zijn bij de volgende deelonderzoeken gebruikt.

II.3.3. Uitwerking

II.3.3.1. Fase I. Een analyse van de eerste 100 werkstukken

a. Van de opmerkingen uit de eerste 100 werkstukken is een voorlopige indeling gemaakt. Daarbij is in eerste instantie uitgegaan van begrippen als:

• ruimte en situering; • beleving en comfort; • attributen en inrichting;

• al of niet persoonlijk welbevinden; • eigenheid;

• cultuur;

• veranderingen; • geheugen;

• autonomie, bevoegdheid.

Deze begrippen zijn niet deductief uit een theorie afgeleid maar opgesteld op basis van ervaring en indrukken na 11 jaar corrigeren van de 1000 papers zoals hiervoor vermeld. Sommige begrippen zijn verwant aan elkaar zoals bijvoorbeeld inrichting en comfort. En ook de begrippen eigenheid, cultuur en autonomie zijn niet van elkaar losstaand. Al snel ontstonden

82 Anselm Straus and Juliet Corbin, Basics of Qualitative Research, London, ISBN 0 8039 5939 7, pag. 7.

83 Termen welke inde bouwwereld gebruikelijk zijn moesten worden vervangen of aangepast

84 Mulderij zal met name bij het onderzoek van de Gouden Griffels en onder basisschoolkinderen enkele malen geciteerd worden.

dan ook een paar problemen. Complexere opmerkingen kunnen meermalen geplaatst worden De begrippen zelf overlappen elkaar ook weer.

b. Na een voorlopige indeling volgens deze begrippen is gekeken, werkend vanuit de Grounded Theory, welke gemeenschappelijkheid er gevonden kan worden, dus inductief. c. Er is een voorlopige typologie gevormd. Immers de resterende 100 antwoorden moeten eveneens in dezelfde typologie geplaatst kunnen worden. Daarbij moet opgemerkt worden dat herhaaldelijk antwoorden in meerdere typen geplaatst moeten worden. Het is niet een tekortkoming van deze typologie omdat deze hanteerbaar moet blijven. Er zouden bij een verdere indeling veel te complexe begrippen / typen gaan ontstaan.

II.3.3.2. Fase II. De voorlopige typologie.

Type I. De ruimtelijke context in engere of wijdere zin

Hieronder vallen opmerkingen die aangeven hoe de slaapkamer in de ruimtelijke context van het huis of van de ruimte daarbuiten (de buurt ) wordt gezien. Ook die over de ligging, situering van de slaapkamer in huis ten opzichte van de overige vertrekken of het uitzicht naar de tuin, een veldje, de buurt. Hierbij kunnen positieve of negatieve antwoorden gemaakt, zijn soms gerelateerd aan veiligheid (de slaapkamer aan de achterzijde was veilig er kwamen geen enge geluiden). Ook de grootte van de kamer, zelden genoemd, reken ik hiertoe. Dat, “ de kamer onderdeel was van de wasgoedroute van mijn moeder naar het balkon” duidt erop dat de ruimtelijke context ook gerelateerd wordt aan type IV, de gebruiksmogelijkheden.

Type II. Het gevoel van veiligheid, gezelligheid en rust

De gezelligheid met vrienden, al of niet gerelateerd aan de kamer reken ik hiertoe.

De kamer als verzamelplek. Zeer concreet worden opmerkingen over al of niet bang zijn genoemd (“de gevangenen die voorbijkwamen, daar was ik niet bang voor”. Maar ook: “ik was bang en durfde nooit naar het raam te kijken voor enge mannen”). De plek om te rusten, alleen of met je broer of zus. Het waaklichtje dat brandde. De telefoonleiding die slang werd. Daar tegenover ook opmerkingen als “het balkon waarlangs gevlucht kon worden” of de hangmat waarin je je kunt verbergen bij eventuele aardbevingen.

Type III. De ruimten als slaapkamer en de overige ruimten en objecten

Hier speelt het materiële aspect mee. De objecten en speelbeesten maar ook de wandafwerking, de speelruimte onder de tafel, de grote hal om te spelen en de gordijnen. Tot dit type wil ik allereerst opmerkingen over aanwezigheid van ruimten – zonder – nadere - kwalificatie (ligging of beoordeling) rekenen. Maar het denken over ruimten of objecten kan een positieve of negatieve notatie in zich dragen. Denken over ruimte en veiligheid kan hier samen vallen: “ik propte de beesten tussen mijn bed en de muur zodat de beren mij niet konden pakken”. Denken over de objecten kan direct een positieve lading hebben: “de wastafel waar ik trots op was omdat ik niet mijn tanden in een badcel hoefde te poetsen”. Bij een ander type zullen we deze opmerkingen eveneens moeten plaatsen.

Type IV. De gebruiksmogelijkheden

Het begrip affordanties85 wordt later behandeld. Het gaat om opmerkingen als: de

gebruiksmogelijkheden op de kamer, de verzorging van mezelf was mogelijk, kleren die er waren en de modeshow die we er hielden, het inrichten van tenten, het bed was lekker groot en je kon je lekker uitrekken en omrollen, het kantelend bureau.

Type V. De eigenheid, trots en de mate van welbevinden

Het gevoel van eigenheid zonder verdere toelichting maar ook met toevoegingen als:” hier

voelde ik me thuis en kon ik mijn verdriet of kwaadheid verwerken, lekker tekenen, hoorde de vogels, het getjilp en kon er in extase zijn en ik heb gewerkt voor het betalen van de inrichting. De slaapkamer is mijn ruimte, ik kan er zijn zonder gestoord te worden bij het praten, spelen of vrijen”.

Natuurlijk vallen hieronder negatieve opmerkingen als: “de deur naar de woonkamer was

altijd open en er was geen privacy” of “tevreden, maar wat heb ik hem vervloekt” of “mijn ouders zijn gescheiden en we verhuisden 8 keer (geen gevoel van eigenheid meer)”.

Type VI. De tekening van de sfeer, de cultuur

Bij opmerkingen van dit type gaat het om een karakterisering van het wonen in een algemenere sfeer dan alleen maar het karakteriseren van ruimten. Ik noem: koffiedrinken zondagochtend na de kerk én voetballen tot de fabriek floot waarna we gingen eten. De beleving van de seizoenen (waar later op wordt teruggekomen). ‘s Zomers laat buiten spelen.

Type VII. Activiteiten in of rond het huis

Het betreft activiteiten door de persoon zelf of door anderen van het zelfde huishouden of daarbuiten. Het uitoefenen van hobby’s of verzorgen van het lichaam maar ook de buurman die gras maaide, het vele telefoneren, de harde muziek, de kerkklok.

Type VIII. De veranderingen

Hierbij gaat het om ruimtelijke veranderingen, verbouwingen of functieveranderingen van kamers of in de buurt (kerk gesloopt). Soms is een opmerking in algemene zin geplaatst, soms met een zeker cynische wanneer over frequent verhuizen na echtscheiding is gesproken.

Type IX. De mate van autonomie, privacy

Hierbij gaat het om opmerkingen die aangeven welke mogelijkheden men heeft gehad om zelf de kamer in te richten, activiteiten te verrichten zonder gecontroleerd te worden. Ik reken hiertoe opmerkingen als: “alles mocht, als het huis maar overeind bleef”. Moest er gedwongen geruild worden van kamers? Ook een opmerking als: “wanneer je klein bent telt de privacy

niet zo zwaar” hoort in dit type.

85 In Van Andel, J., Woonomgeving en kinderen, Proefschrift TU/e,1985, ISBN 90 9001032 7, pag.19. Van Andel verwijst naar Schellekens (1978) en Gibson (1977, 1979), die daaronder verstaan: een specifieke combinatie van eigenschappen die een voorwerp of een omgeving bruikbaar maken voor een mens of dier. Het gaat nadrukkelijk om waarneembare informatie.

Type X. De blinde vlek

Niet vaak, maar toch komen antwoorden voor als: ik weet niets meer. Dan is als reden nogal eens aangegeven dat er door frequent verhuizen in het geheugen geen beelden meer zijn. Verhalen van anderen of foto’s kunnen beelden oproepen die echter geen andere voedingsbodem hebben.

De voorlopige conclusie na analyse van de eerste honderd opmerkingen is:

De antwoorden kunnen goed in deze 10 typen geplaatst worden en in elk type moeten positieve / bevestigende en negatieve / ontkennende antwoorden geplaatst worden.

II.3.3.3. Fase III. De tweede serie werkstukken toegevoegd

Algemene opmerkingen

Door de eraring die ik nu heb met het verwerken van de gegevens en het beschikken over 10 voorlopig omschreven typen ontstaat vaker de neiging c.q. zie ik meer mogelijkheden om de antwoorden in meerdere typen te plaatsen. De typen zijn niet op zichzelf staand, maar verwijzen naar elkaar. Een voorbeeld is de relatie tussen de ruimte en de gevoelens die dezenoproepen in positieve of negatieve zin. Ook objecten verwijzen naar de sfeer die er mee gecreëerd werd. Ze verwijzen naar personen die deze hebben gemaakt of gebruikt. Gevoelens van veiligheid, rust en gezelligheid zijn gerelateerd aan mensen, ruimten en zintuiglijke waarnemingen.

Op deze interrelatiekom ik later terug. De verbeterde bijgestelde typen volgen hierna.

Type I. De ruimtelijke context in engere of wijdere zin

Hieronder vallen opmerkingen die aangeven hoe de slaapkamer in de ruimtelijke context van het huis of van de ruimte daarbuiten (de buurt) wordt gezien, de ligging, situering van de slaapkamer in huis ten opzichte van de overige vertrekken of het uitzicht naar de tuin, een veldje, de buurt. Hierbij kunnen positieve of negatieve antwoorden gemaakt zijn, soms gerelateerd aan veiligheid: de slaapkamer aan de achterzijde was veilig want er kwamen geen

enge geluiden.

Ook de grootte van de kamer, zelden genoemd, reken ik hiertoe. Dat “de kamer onderdeel was van de wasgoedroute van mijn moeder naar het balkon” duidt erop dat de ruimtelijke context

ook gerelateerd wordt aan Type IV, De Gebruiksmogelijkheden. Daarbij komt:

De ruimte kan gebruikt worden voor Type VII activiteiten zoals het beklimmen van dakgoten. Een ruimte heeft al of niet gebruiksmogelijkheden en behoort tot Type IV.

Type II. Veiligheid, gezelligheid en rust of het ontbreken ervan

De gezelligheid met vrienden, al of niet gerelateerd aan de kamer, reken ik ertoe. De kamer als verzamelplek. Zeer concreet worden opmerkingen over het al of niet bang zijn genoemd zoals

durfde nooit naar het raam te kijken voor enge mannen”. De plek om te rusten, alleen of met je

broer of zus. Het waaklichtje dat brandde. De telefoonleiding die slang werd. Daar tegenover staan opmerkingen als het balkon waarlangs gevlucht kon worden of de hangmat waarin je je

kunt verbergen bij eventuele aardbevingen.

Daarbij komt:

Het genoemde gevoel kan gerelateerd zijn aan activiteiten van mensen (Type VII) zoals vader

timmerde het bed en oma kwam ’s nachts even kijken. Het kan ook gerelateerd worden aan

ruimten: onder het bed, de dakgoot, de grootte van de kamer, aan geluiden: vogels, mensen of aan tijd: nachtmerries en de zomer buiten.

Type III. De ruimten als slaapkamer en de overige ruimten enbjecten

Tot dit type behoren opmerkingen waarbij materiéle zaken worden genoemd: objecten (ramen, deuren) en speelbeesten maar ookde wandafwerking de speelruimte onder de tafel, de grote hal om te spelen en de gordijnen. Allereerst opmerkingen over aanwezigheid van ruimten –zonder – nadere - kwalificatie (ligging of beoordeling). Maar het denken over ruimten of objecten kan een positieve of negatieve notatie in zich dragen. Denken over ruimte en veiligheid kunnen hier samen vallen: ik propte de beesten tussen mijn bed en de muur zodat de beren mij niet konden

pakken. Het denken over de objecten kan direct een positieve lading hebben: de wastafel waar ik trots op was omdat ik niet mijn tanden in een badcel hoefde te poetsen. Bij een ander type

zullen we deze opmerkingen eveneens moeten plaatsen. Daarbij komt:

(Ja, ja zelfs) Knoesten in eikenhouten deuren worden liefkozend genoemd Kleur (keukengordijnen gehaat)

Wanddecoraties (posters) Kleine attributen (stekkerdozen)

Rommel en meereizende objecten (knuffelbeesten en kussens)

Objecten buitenshuis werden onverwachte gebruiksmogelijkheden (lantaarnpalen als speelhonk).

Type IV. De gebruiksmogelijkheden

Over affordanties86 zijn door Van Andel nadere opmerkingen gemaakt. Nu gaat het om

opmerkingen als: de gebruiksmogelijkheden op de kamer, de verzorging van mezelf was mogelijk, kleren die er waren en de modeshow die we er hielden, het inrichten van tenten, het bed was lekker groot en je kon je lekker uitrekken en omrollen, het kantelend bureau.

Daarbij komt:

Objecten (hoogslaper) creëren ruimte (voor bijvoorbeeld lego); Objecten belemmeren gebruiksmogelijkheden (schoorsteen); Objecten worden niet gebruikt (wastafel, sanitair voor baby’s);

86 Juist de combinatie van meerdere affordanties voor verschillende soorten activiteiten binnen één omgeving vormt een belangrijke kwaliteit.

Objecten (ramen maken uitzicht en contact met mensen en omgeving mogelijk).

Type V. De eigenheid, de trots en de mate van welbevinden

Het gevoel van eigenheid zonder verdere toelichting maar ook met toevoegingen als hier

voelde ik me thuis en kon ik mijn verdriet of kwaadheid verwerken, lekker tekenen, hoorde de vogels, het getjilp en kon er in extase zijn. Ik heb gewerkt voor het betalen van de inrichting. De slaapkamer is mijn ruimte, ik kan er zijn zonder (of wel) gestoord te worden bij het praten, spelen of vrijen. Natuurlijk vallen hieronder ook negatieve opmerkingen als de deur naar de woonkamer was altijd open dus er was geen privacy of tevreden, maar wat heb ik hem vervloekt of mijn ouders zijn gescheiden en ik ben 8 x verhuisd (dus ik had geen gevoel van eigenheid meer).

Daarbij komt:

Objecten die deze gevoelens kunnen versterken (mijn spiegelwand en barre) Kamer en huis worden beschouwd als moeder en baarmoeder (nu verdwenen)

Signalen die (wens naar) contacten met buitenwereld mogelijk maakten (draad telefoon) Het hechten of onthechten: mijn kamer, mijn flat

Het alleen kunnen zijn, het kunnen luieren

Type VI. De tekening van de sfeer, de cultuur

Bij opmerkingen van dit type gaat het om een karakterisering van het wonen in een ruimere sfeer dan alleen maar het karakteriseren van individuele gevoelens of van ruimten. Ik noem:

koffiedrinken zondagochtend na de kerk én voetballen tot de fabriek floot waarna we gingen eten”. De beleving van de seizoenen (waar later op wordt teruggekomen): ’s zomers laat buiten spelen.

Daarbij komt:

Beelden als Dik Trom, kinderboekverhalen en popidolen.

Objecten worden ook hier genoemd als allemaal voor de kachel en het uitzicht naar de

kerkklok.

Een specifiek object als het raam is bron voor vele fantasieën ( St Nicolaas, Vampiers, Elfjes) Type VII. Activiteiten in of rond het huis

Een opmerking als: De buurman die gras maaide, het vele telefoneren, de harde muziek, de

kerkklok.

Daarbij komt:

Activiteiten die een positieve betekenis hadden (BBQ-en, pa die voetbalde). Activiteiten die associaties opriepen (ik wilde groot zijn met spelende kinderen). Het uitzicht naar buiten is uitzicht op de kleine buurt - wereld.

Activiteiten die het gewone leven symboliseren (spelen, dansen, muziek maken, tuinieren, huiswerk maken, op dak klimmen, in slootje vallen).

Hierbij gaat het om ruimtelijke veranderingen, verbouwingen of functieveranderingen van kamers of in de buurt (kerk gesloopt). Soms is een opmerking in algemene zin geplaatst, soms met een zeker cynisme wanneer over frequent verhuizen na echtscheiding is gesproken.

Daarbij komt:

Ruimtelijke of materiële veranderingen gekoppeld aan overgangen in de jeugd. De onzekerheid (pijn) die ruimtelijke veranderingen veroorzaakten (zoeken). De onmogelijkheid om iets aan de kamer te (mogen / willen) veranderen. Het ruilen van kamers met broers, zussen of ouders (vrijwillig of gedwongen).

Type IX. De mate van autonomie

Hierbij gaat het om opmerkingen die aangeven welke mogelijkheden men heeft gehad om zelf de kamer in te richten, activiteiten te verrichten zonder gecontroleerd te worden.

Ik reken hiertoe opmerkingen als: alles mocht, als het huis maar overeind bleef.

Moest er gedwongen geruild worden van kamers? Ook een opmerking als: wanneer je klein

bent telt de privacy niet zo zwaar hoort in dit type.

Daarbij komt:

Objecten die door anderen gedwongen een andere functie kregen. De ouderslaapkamer die al of niet betreden worden?

Het beschikken over een eigen sleutel? De privacy die alofniet werd toegestaan?

Type X. De blinde vlek

Niet vaak, maar toch komen antwoorden voor als: ik weet niets meer. Dan is als reden

herhaaldelijk aangegeven dat door frequente verhuizingen in het geheugen geen beelden meer bestaan. Verhalen van anderen of foto’s kunnen beelden oproepen die echter geen andere voedingsbodem hebben.

Daarbij komt:

de opmerking van een in Marokko geboren studente: ik weet alleen maar dat ik bij open vuur

in een huisje in het Rifgebergte ben geboren.

II.3.3.4. Fase IV. Toevoegingen aan de voorlopige typologie

De frequentie van opmerkingen per type

Er zijn geen kwantificerende gemaakt. De indruk bestaat dat bij de volgende typen de meeste opmerkingen zijn gemaakt:

Type II Het gevoel van veiligheid, gezelligheid en rust.

Type III. Ruimten als slaapkamer en overige ruimten en objecten.

Type VII De activiteiten in en rond het huis

Type I. De ruimtelijke context in wijdere of engere zin

Type IV. De gebruiksmogelijkheden

Type V. De eigenheid, trots en de mate van welbevinden

Type VI. De veranderingen

en als laatsten

Type VI. De tekening van de sfeer, de cultuur

Type IX. De mate van autonomie

Type X. De blinde vlek, weet niets

De mogelijke toevoegingen:

Van opmerkingen waarbij een persoon genoemd is, is niet een separaat type gemaakt.

Het is voor de hand liggend dat ouders, broers en zussen het meest genoemd zijn. Slechts sporadisch wordt een grootouder genoemd, maar een opmerking over een oom of tante heb ik niet kunnen vinden; huisdieren staan nog hoger op de voorkeursladder! De rol van ouders is,