• No results found

1 Inleiding

3.4 Wat helpt (niet) voor (jong)volwassenen met dyscalculie?

3.4.2 Faciliteiten

Op drie participanten na, had iedereen examenfaciliteiten aangevraagd bij één of meerdere opleiding(en). Bij diegene die dit niet hadden aangevraagd, waren verschillende redenen terug te vinden: te veel werk om het uit te dokteren, geen nood aan, hetgeen waar ze nood aan hadden, werd niet aangeboden, of standaard gebruik van hulpmiddelen.

“Goh ik weet niet. Waarschijnlijk iets te lui om dat allemaal uit te zoeken en faciliteiten aan te vragen. Ik heb dat niet gedaan nee.” (E., 24 jaar)

“Neen, ik heb dat niet gedaan, omdat de tijd die ik had bij examens vond ik altijd wel genoeg. En ik had ook gehoord van anderen die wel faciliteiten aangevraagd hadden dat ze niet zo super veel deden. Allé, zo toch niet gelijk in het middelbaar. Ze gaan de vragen wel gewoon voorlezen, maar daar stopte het ook bij. Het was niet dat ze gingen zeggen van ‘daar zit je juist’ of ‘zoek daar nog eens op verder’.” (P., 20 jaar)

participanten meenden dat ze die extra tijd eigenlijk niet nodig hadden, hoewel vier hiervan het toch steeds aanvroegen. Het wegnemen van tijdsdruk gaf hen immers een gevoel van rust.

“Goh, soms was dat wel handig om extra tijd te hebben, maar dan was dat meestal gewoon omdat dat een moeilijk examen was voor iedereen. Niet bepaald voor mij alleen.” (D., 23 jaar) “Ja dat wel. Want er was wel één vak, demografie. En daar was ik echt bang voor dat dat moeilijk ging zijn. En dan was ik wel echt blij dat ik wist dat meer tijd had.” (M., 22 jaar)

Deze laatste persoon vertelde dat zij die extra tijd niet echt nodig had, hoewel ze nadien illustreerde dat ze bij het examen statistiek net voldoende tijd had wanneer ze slechts de helft van het examen invulde.

“Voor statistiek heb ik dat zelfs niet gebruikt denk ik… […] maar ik had ook maar de helft ingevuld he, omdat de ene helft zijn open oefeningen en de andere helft is met giscorrectie en daar ging ik mij gewoon niet aan wagen. Dat wist ik dat dat sowieso niet ging juist zijn. Dus ik heb enkel die open vragen ingevuld op 3 uur tijd.” (M., 22 jaar)

De overige drie participanten verzekerden dat die extra tijd hen zeker hielp om te slagen. Ze gebruikten dit om vragen in te vullen die ze nog niet hadden ingevuld of om hun examen na te lezen.

“Ik denk dat ik vaak tekorten gehad had moest ik die extra tijd niet gehad hebben, want in een halfuur kan je echt nog veel doen. Of dat je al klaar was met je examen, maar dat je het nog eens volledig kan nalezen of berekeningen nog eens opnieuw uitvoeren en kijken of je getallen wel juist hebt overgeschreven.” (B., 22 jaar)

“Die extra tijd heeft mij wel echt geholpen, vaak was ik echt nog niet klaar wanneer de anderen al moesten afgeven.” (L., 22 jaar)

Aan vier (jong)volwassenen werd een apart examenlokaal aangeboden. Ook hier waren voor- en tegenstanders. Zeven participanten zagen er wel voordeel van in. Zo zou een apart lokaal helpen tegen stress, afleiding, onnodige vragen van studenten zonder maatregelen, en zorgen voor rust.

“Want dat sommige mensen dan misschien zullen vragen stellen van ‘waarom is dat?’ of zo iedereen al zien vertrekken, dan zou ik stress krijgen, dus ja.” (D., 23 jaar)

“Het afzonderlijke lokaal is voor mij wel altijd een hulp geweest, omdat ik in een kleinere groep zat en dat voelde ergens gewoon rustiger aan dus ik kon mij beter concentreren. En dat klinkt ook heel raar, maar ergens ook het gevoel van ‘de mensen rondom mij hebben ook die rust en die tijd en die hulp nodig die ik zelf ook verwacht’.” (N., 25 jaar)

Anderzijds zagen vier (jong)volwassenen (ook) nadelen van een afzonderlijk lokaal, omdat ze ‘apart gestoken’ werden van de studenten zonder maatregelen. Anderen vonden het gewoon niet erg om in een groot auditorium te zitten.

“Awel, in dat opzicht voelde ik mij dan niet goed. Dat vond ik niet leuk dat ik zo in een aparte klas zat, weg van de ‘normale’ mensen om het zo te zeggen. Dus dat was goed, maar ik vond dat ook echt niet leuk, omdat ik hen tijdens de examens dan niet zag.” (K., 23 jaar)

“In het middelbaar vond ik dat wel lastig om te zien dat iedereen zo snel afgaf, maar ik heb dat zo… Allé nu is dat zo normaal dat er mensen zijn die supersnel afgeven en er zijn ook mensen die even lang als mij werken. Dus nee, ik vind het niet zo erg.” (M., 22 jaar)

Vier participanten kregen tijdens hun opleiding mondelinge toelichting. Hierbij konden ze extra uitleg vragen tijdens of na het examen, en werden ze gewezen op een eventuele dubbele vraagstelling.

“Dat was nog eens de vragen voorlezen voor mij, en als ik daar vragen bij had dan mocht ik die wel stellen. […] In de vraagstelling als het een dubbele vraag was, zeiden ze tegen mij dat ik dat ook in fluo in twee kleuren moest zetten, en dat is ook echt heel vaak een hulp geweest, omdat ik heel snel over vragen las en zo ook delen vergat te antwoorden en omdat dat dan in twee kleuren stond was dat van ‘ah ja ik moet dat deel ook nog doen’.” (N., 25 jaar)

“Je kan tijdens het examen korte vragen stellen, maar als je echt zo het volledige examen wil verlopen met uw docent, kan dat pas achteraf. Dus je mag niets meer bijschrijven, maar zij schrijven wel dingen op als je bijvoorbeeld dingen weet, maar die je niet hebt opgeschreven. Dat ze toch weten dat je het inderdaad wel kent.” (B., 22 jaar)

Ongeacht of participanten maatregelen hadden aangevraagd of niet, drie van hen mochten standaard een rekenmachine gebruiken, net zoals de studenten zonder dyscalculie. Dit was het geval bij vakken als medisch rekenen (vroedkunde), onderzoeksmethoden (politieke wetenschappen) en ontwerpen (interieurvorming). Verder was een rekenmachine bij drie participanten toegestaan wanneer anderen dit niet mochten bij bepaalde vakken. Dit was echter een faciliteit dat door de verantwoordelijke lesgever geweigerd kon worden.

“Bijvoorbeeld dat ik een rekenmachine mocht gebruiken voor examens waarbij het eigenlijk niet toegelaten was, tenzij dat het heel specifiek was dat het niet mocht.” (B., 22 jaar)

“We hadden ook nog een examen, waar je zo vragen over normscores en van alle dingen, en daar mocht ik dan wel een rekenmachine gebruiken en de rest niet.” (M., 22 jaar)

Slechts één van deze drie heeft ook effectief een rekenmachine nodig gehad wanneer medestudenten dit niet mochten gebruiken. Echter, net zoals eerder vermeld bij de extra tijd, was de gedachte alleen al dat ze dit konden gebruiken, voldoende om hen gerust te stellen tijdens het examen, ook al hadden ze het niet per se nodig.

“Die had beslist ‘we gaan dat rekenmachine daar uithalen, want in die vakken van het derde jaar heb je dat toch niet nodig’, maar daar voelde ik mij echt niet goed bij, omdat ik graag weet dat ik het mag gebruiken, ook al heb ik het misschien niet nodig.” (M., 22 jaar)

Naast een rekenmachine, werd nog een weigerbare maatregel door iemand aangehaald, namelijk een formularium. De docent had beslist dat de student in kwestie dit niet mocht gebruiken tijdens zijn

“Dat is dat je recht hebt op een formularium terwijl andere participanten dat niet mogen. Zij vond dat moeilijk om dat toe te staan en ze heeft dat dan uiteindelijk ook niet toegestaan.” (B., 22 jaar)

Verder mocht iemand haar plaats kiezen vooraan in het auditorium om zoveel mogelijk afleiding te reduceren. Dit was een alternatief voor het afzonderlijk lokaal waar zij geen gebruik van kon maken.

“Ik mag vooraan mijn plaats kiezen in de aula, zodat ik geen storing zou krijgen, want als ik vanachter zit, heb ik te veel afleiding.” (E., 20 jaar)

Tenslotte vertelde een participant dat zij vanwege haar dyscalculie examens mocht verplaatsen. Dan was het wel belangrijk om goed te kijken naar waar het verplaatst werd, zodat het niet meer in je nadeel speelde dan de oorspronkelijke datum.

“Ik mag ook op Odisee examens verplaatsen. […] Ik heb dat één keer gedaan. Ik had twee examens na elkaar, dus ja dat is onhaalbaar voor mij.” (K., 23 jaar)