• No results found

Vanuit de optie van de projectleider die er een taak bijheeft, moet het participatieproces bijna statisch zijn. Dan is het voorspelbaar en te plannen en calcu- leren. De realiteit is dat participatieprocessen zeer gaat het om zaken die buiten het doel vallen, of het

oorspronkelijk project duurder of langduriger maakt. In dat geval heeft de projectleider een belang om de invloed te beperken en kan hij eigenlijk moeilijk onaf- hankelijk leiding meer geven aan het participatie- proces. Omdat van tevoren niet duidelijk is of de invloed van anderen het project ondersteunt of juist belemmert, zullen projectleiders de neiging hebben de invloed op voorhand zoveel mogelijk te beperken. Externe conflicten – conflicten van het waterschap met belanghebbenden - kunnen in zo’n situatie gemakkelijk ontstaan.

Tja… weet je, burgers zijn helemaal geen aliens. Je kan best uitleggen wat je wilt als je bereid bent er de tijd voor te nemen. Dan gaan ze vanzelf met je meedenken.

Projectleiders kunnen ook het proces open ingaan. Zij nemen dan het risico dat het projectresultaat anders, duurder of langduriger wordt dan het waterschap tevoren ingecalculeerd heeft. Zij kunnen dan in con- flict komen met het middenmanagement dat – in deze tijd in toenemende mate – een sturingsfilosofie heeft die op command & control gebaseerd is. Het midden- management is voor afwijkingen van het waterschap afhankelijk van het bestuur. Het bestuur van water- schappen is een afspiegeling van de belanghebbenden en is dus wel genegen om op basis van een afweging van belangen en kennis van het project af te wijken

en de bereidheid om de plannen hierop aan te passen; • de wens van betrokken partijen om gezamenlijk tot

een oplossing te komen.

Het roept de vraag op of de procesontwerpen inder- daad van ondergeschikt belang zijn, of dat er nog te weinig ervaring is opgedaan om generieke patronen in al die participatieprocessen te benoemen. Projectleiders die wij gesproken hebben, pleiten voor verder experimenteren met participatie. Hiervoor brengen zij grofweg 4 motieven naar voren: 1Principieel: Participatie is een democratisch recht

Op een woensdagochtend krijgt een medewerker van het waterschap telefoon van de boze voorzitter van de lokale visvereniging. Hij is boos omdat het waterschap gisteren de sloot heeft gebaggerd waar volgende week de jaarlijkse wedstrijd zou moeten plaatsvinden, nu zijn alle vissen verjaagd of schuw geworden en valt de wedstrijd in duigen. Nog bozer is de voorzitter omdat hij vooraf helemaal niet op de hoogte is gesteld dat ze juist deze sloot zouden gaan baggeren. Ja, hij had wel de brief gezien dat het waterschap groot onderhoud aan de sloten in de regio zou gaan uitvoeren, maar dat het nu ook juist deze sloot moest zijn… En dat terwijl hij vorige maand nog deel had genomen aan een sessie over de waterkwaliteit in de regio. Waarom hadden ze hem daar wel gevraagd wat hij wilde maar nu niet? Hij had toch zeker het recht om mee te kunnen praten

divers zijn en vaak chaotisch verlopen; er zijn veel verschillende variabelen van invloed op het verloop van het proces. Het effect is dat plannen vertraagd kunnen worden of dat de kosten toenemen. Er is dan ook een tegengeluid te horen van mensen die er op wijzen dat participatie te ver dreigt door te schieten. Mensen worden steeds individueler, gaan hun eigen- belang sterker verdedigen en steeds meer mensen verzetten zich routinematig tegen de overheid. Het is het pleidooi voor een sterke, daadkrachtige overheid die bij haar kerntaken in haar regierol niet over zich heen laat walsen, maar tegelijkertijd veel ruimte laat aan eigen verantwoordelijkheid van burgers. Hiermee ontstaat een pleidooi voor een terugkeer naar de klas- sieke inspraak, zij het dat deze qua communicatie wel verbeterd moet worden. Voor invloed van burgers vanuit hun beleving van de omgeving lijkt in deze nieuwe inspraak weinig plaats te zijn.

Wie wel voor verdere ontwikkeling van participatie- processen pleit, komt een groot aantal ontwerpen van het proces tegen. Deze bestaan naast elkaar en hebben allemaal hun eigen niche waarin ze functioneren of gefunctioneerd hebben. Betrokkenen bij participatie wijzen er echter op dat het procesontwerp niet de be- palende succesfactor is. Vier factoren noemen zij wel: • de kwaliteiten en vaardigheden van de procesfaci-

litator;

• flexibiliteit van de eigen organisaties;

misschien ervaren burgers wel hele andere problemen

zijn huis met veel succes verkocht en daarnaast vliegt nu voor het eerst in veertig jaar weer een ijsvogeltje door de buurt. Graag zouden hij en zijn buurmannen om de tafel gaan zitten met het waterschap over de verdere uitvoering van het beekherstel.

Aanvankelijk bestond er bij de boeren uit het boven- staande voorbeeld geen draagvlak voor het beek- herstel; de voordelen leken niet op te wegen tegen de nadelen. Echter, na een jaar bleek dat er onvoorziene voordelen aan het beekherstel waren te koppelen. Hierdoor ontstond onder de andere agrariërs het draagvlak om deel te nemen aan het beekherstel. Draagvlak voor het beleid is in deze afhankelijk van het resultaat van het beekherstel. Soms zoeken over- heden (ook waterschappen) voorafgaand aan het daadwerkelijke proces naar draagvlak door het uitvoe- ren van enquêtes, interviews of attitude-onderzoek. Zo werkt het echter niet. Draagvlak creëer je niet, maar je krijgt het door goed te werken.

3Praktisch: Participatie kan leiden tot een beter plan of betere uitvoering

Een expert van een waterschap vraagt zich, vooraf- gaand aan het vaststellen van een nieuw peilbesluit, af wat de bewoners van het gebied als problemen ervaren met de waterhuishouding. Misschien ervaren burgers wel hele andere problemen dan dat het waterschap zelf registreert. Er wordt daarom gekozen om met burgers in een gebied om de tafel te gaan zitten.

het is juist nodig om op een actieve manier de burger tegemoet te treden

over het slootbeheer, anders kon hij zijn baan als voorzitter wel net zo goed opgeven…

Dit is een voorbeeld van een principiële reden van participatie: burgers verwachten in toenemende mate dat zij betrokken worden bij het opstellen van beleid. Het is soms niet meer voldoende om burgers voor te lichten (passieve communicatie), maar het is juist nodig om op een actieve manier de burger tegemoet te treden en te betrekken bij beleid. Burgers verwachten vervolgens dat zij ook bij andere wateropgaven van het waterschap betrokken worden.

In een democratische samenleving hebben mensen het recht op inspraak in beleidsvraagstukken. Dit is ook vastgelegd in wet- en regelgeving. Burgers mogen immers meebeslissen, dan wel protest aantekenen over wat er in de achtertuin gebeurt (de keukentafelge- sprekken). Voor veel projectleiders die wij gesproken hebben, telt dit principiële argument zwaar. 2Pragmatisch: Het winnen van draagvlak

Bij een beekherstelproject voelen enkele agrariërs niets voor deelname, het maakt de grond minder goed bewerkbaar en natter en het levert een boel ‘romp- slomp’ op. Echter, één agrariër besluit deel te nemen aan het beekherstel, zijn pensioen nadert en het beek- herstel maakt zijn land en huis meer waard. Een jaar na afloop van het beekherstel bij deze boer belt een andere boer het waterschap op of hij misschien ook zou kunnen deelnemen. De gepensioneerde boer heeft

wie weet wat het enthousiasme van die groep bewo- ners op kan leve- ren ….

De projectleider krijgt uiteindelijk de ruimte om met deze groep werkafspraken te maken. Zij krijgt ook de opdracht mee om waarborgen in te bouwen voor het verloop van het proces. Haar eigen betrokkenheid en enthousiasme heeft de doorslag gegeven bij het water- schap. Wie weet wat het enthousiasme van die groep bewoners op kan leveren ….

Participatieve planning zet aan tot creatieve oplos- singen. Dit is een pluspunt omdat burgerparticipatie vaak wordt ingezet bij complexe vraagstukken. Door het samenbrengen van verschillende deelnemers die samen op zoek gaan naar mogelijke oplossingen, wordt vaak een scala aan alternatieven ontwikkeld die in eerste instantie door de beleidsmaker niet mogelijk werden geacht.

Het creatieve aspect, de lol van het samenwerken met andersdenkenden, het oplossen van de puzzel hoe je een plan optimaal kan maken, is voor betrokken projectleiders de belangrijkste motivatie om met par- ticipatieprocessen te experimenteren. Voor water- schappers die in WaterTekens participeerden is dit steeds een belangrijke ‘drive’ geweest.

Drie benaderingen van het