• No results found

Geen enkele der docenten is met hem te vergelijken. Al zijn er onder hen mensen met natuurlijk overwicht èn stumperds, die beter hadden gedaan een ander vak te

In document D.L. Daalder, Schimmenspel · dbnl (pagina 184-188)

kiezen dan dat van leraar. Goed, tenminste in vele opzichten, is ‘de Ram’. Hij is

rustig, ietwat statig en ambtelijk in zijn omgang met de jongens en hij heeft een zó

diepe haat aan correctie, dat hij niet meer nakijkt, dan strikt noodzakelijk is.... Wie

neemt het hem kwalijk? Maar hij geeft wel genoeglijk les en ik hou van z'n vak:

opstellen maken is van ouds een geliefde sport in mijn leven. En ook hij weet mij

fijntjes op te voeden.

In de derde klas krijg ik ‘de mannen van '80’ in het vizier. Ik lees ‘De kleine

Johannes’, Gorter en andere modernen en ontdek, dat ze ànders schrijven dan

Potgieter, Staring en Tollens, wier gedichten we tot het bitter einde hebben moeten

paraphraseren en die daardoor voorgoed onze sympathie hebben verloren. Zozeer

raak ik onder de bekoring van de jongere generatie, dat ik besluit, te schrijven als

zìj. Het schijnt mij een koud kunstje: je zorgt maar voor een groot aantal

tegenwoordige deelwoorden en dan is de zaak gezond. Dus begin ik mijn

eerstvolgende opstel voor den Ram met de schone zin: ‘Een heideveld, bollend

opglooiend tot de kim....’ De rest is navenant. Ik lever het werk in met grote

verwachtingen. De Ram heeft de gewoonte, het beste opstel voor te lezen en ik ben

er vast van overtuigd, dat mij deze keer die eer te beurt zal vallen. Ik ben immers de

enige in de klas, die zó schrijft.... behalve A.F. Mirande, die lange haren draagt en

gedichten publiceert.... Als,

na vele weken, de gewrochten in de klas worden uitgedeeld, popel ik.... een negen

is het minstens, misschien wel een tien.... De kans stijgt per minuut.... inderdaad ben

ik de laatste, die z'n schrift terug krijgt. Met een knipoogje van den gemoedelijken

Ram.... Voorgelezen wordt mijn opstel dus niet.... Nerveus sla ik de bladzijden om,

op zoek naar de waardering. En ik zie.... een lawine van blauwe strepen: onder elk

participium één.... Met keurige letters staat aan het eind van het opstel: ‘Er zijn er

184....’ Meer niet.... géén cijfer. Weer voel ik mij klein en verworpen. Ik frommel

mijn schrift weg en durf niet opkijken.... Maar de Ram doceert rustig verder en

negeert volkomen mijn verbouwereerdheid na dit vonnis.... Ik heb met één slag

begrepen, wat het onderscheid is tussen kunst en imitatie....

Goed is ook de aardrijkskunde- en geschiedenisman. Lastig en niet altijd

onderhoudend, maar een persoonlijkheid. Hij heeft de reputatie, alles te weten en

overal geweest te zijn: vooral de boerenherbergen uit de Nederlandse gehuchten kent

hij van binnen en van buiten... Populair is hij niet, al heeft niemand bepaald het land

aan hem.... Er loopt een verhaal op de bak over de keer, dat hij een

geschiedenisrepetitie opgaf voor 6 December en niet te bewegen was, rekening te

houden met het feest van den heiligen Nicolaas.... Toen heeft de klas een groot pak

gemaakt van alle geschiedenisboeken en hem

die op Sinterklaasavond thuisgestuurd. De volgende morgen was hij laconiek als

altijd. Hij dankte de jongens voor hun cadeau, droeg hun op, een nieuw

geschiedenisboek te bestellen, deelde de repetitiepapieren uit en dicteerde de vragen.

Toen later bleek, dat ieder onvoldoende had gekregen, liet hij de hele klas op de

tweede dag van de Kerstvacantie op school komen om de repetitie opnieuw te maken.

Voor de waarheid van deze historie sta ik niet in, maar onmogelijk is ze niet. Hij

behoort tot de mensen, die zich zo getraind hebben in zelfbeheersing en

evenwichtigheid, dat niets in staat is, hem uit het spoor te drukken. We ondervinden

dat zelf, als we na een vergeefs protest tegen een al te uitgebreid proefwerk afspreken,

op het repetitieuur geen van allen een letter op te schrijven. De meesten doen 's

avonds niets aan geschiedenis en geen pen komt op het papier, als de vragen zijn

genoteerd. Sitdown-staking in optima forma. Eén moment trilt er verwondering in

Fick's ogen. Maar dan valt de sluier weer en gelijkmatig als altijd grijpt hij een krant,

zet zich op z'n gemak voor de klas en begint te lezen. Het geritsel van zijn papier

accentueert de doodse stilte. Iedere jongen zit met gekruiste armen.... de leraar zegt

niets en negeert de klas volkomen.... Lijdelijk verzet aan weerskanten.... Na enkele

minuten wordt de klas onrustig.... iemand hoest.... een ander schuifelt heen en weer....

Maar Fick

hoort niets en ziet niets.... de spanning is ondraaglijk.... Zó groot tenslotte, tot een

van de jongens z'n pen opneemt en begint te schrijven: een verhandeling over de

honderdjarige oorlog.... Dat is het sein voor een sauve qui peut.... na enkele minuten

schrijft ieder.... Ik ook, al weet ik niet wat. Van die eeuwige strijd tussen Fransen en

Engelsen is mij niets bekend.... maar ik moèt schrijven.... om de spanning te breken

en de ijzingwekkende stilte te vernielen.... precies als al mijn kameraden, volkomen

overwonnen door den staalharden zwijger achter de krant....

Ook wij krijgen niets dan drieën en vieren.... ik zelfs een twee met de toevoeging:

veel geschreeuw en weinig wol.... en na een week wordt het drama herhaald, nu met

medewerking van de spelers....

En tòch.... we weten allen, dat de baas ons op een àndere manier schaakmat zou

hebben gezet....

Zonderlinge mensen zijn de artisten, die ons muziek- en tekenlessen geven.

Voor muziek zijn er twee: de Mof en de Koekoek.

In document D.L. Daalder, Schimmenspel · dbnl (pagina 184-188)