• No results found

8.1 Politiebevoegdheden

Het uitgangspunt van het Noorse publieke recht is dat ingrijpende bevoegdheden ten opzichte van de rechten van burgers bij wet moeten zijn voorzien. Voor gedragsbeïnvloedende en controlerende bevoegdheden is daartoe allereerst grondslag gezocht in de regeling van het strafrecht en strafprocesrecht. Daarnaast bestaan ook blijkens opgave van de geïnterviewden nauwelijks of geen zelfstandige bevoegdheden

voor de politie op basis van de politiewetgeving, bijvoorbeeld in het kader van het voorkomen van criminaliteit. Volgens de geïnterviewden zou een kortstondig bevel zich

op te houden in dat kader op basis van de Politiewet

elet op het capaciteitsgebrek, ertoe leidt dat voorlopige echtenis tot aan de zitting, ernstige delicten daargelaten, bepaald geen regel is. Wel is het zo dat art. 248 CPCN voorziet in een verkorte procedure als de verdachte bekent en met k de rechter geen bezwaren ziet. Er komt dan geen

.3 Elektronische detentie

eëxperimenteerd met elektronische detentie. Deze mogelijkheid is ingezet ter vervanging van een vrijheidsstraf van vier maanden, dan wel ter vervanging van een strafrestant van vier maanden van een vrijheidsstraf van langere duur. Die niet op een bepaalde plaats

denkbaar zijn, maar zodra mogelijk zou één en ander toch moeten worden gebaseerd op de in de CPCN voorziene mogelijkheden van preventief-strafrechtelijke aard (de modaliteiten van art. 181 of 222a CPCN als hierboven besproken). Het uitwijken naar die mogelijkheden ligt des te meer voor de hand nu in Noorwegen, zoals in de inleiding is aangegeven, hogere politiefunctionarissen deze OM-bevoegdheden kunnen uitoefenen of toepassing ervan bij het gerecht kunnen bewerkstelligen.

8.2 Snelrecht

In het Noorse strafprocesrecht zijn geen modaliteiten opgenomen die specifiek gericht zijn op snelrecht, op versnelling van de procedure als zodanig. Volgens de geïnterviewden geeft de gemiddelde termijn van berechting daar ook geen aanleiding toe (gemiddeld zo’n vijf maanden), waarbij meespeelt dat de voornaamste grond voor voorlopige hechtenis de onderzoeksgrond is. Daarvan wordt reëel getoetst of die (nog) aanwezig is, hetgeen, mede g

h

de verkorte procedure instemt en oo

‘main hearing’ waardoor ook van het voor Noorwegen belangrijke element van lekendeelname aan de berechting kan worden afgezien. Tegelijk: wanneer vormen van preventief toezicht aan de orde zijn, wordt deze vereenvoudigde procedure door de wet uitgesloten. Ook volgens de geïnterviewden is zij juist niet aangewezen als in het kader van de berechting en sanctionering op de persoon toegesneden gedragsbeïnvloedende beslissingen aan de orde zijn.

8

experimentele praktijk is volgens opgave van geïnterviewden inmiddels weer gestopt. Wettelijke regeling is niet gevolgd. Men houdt de ogen gericht op de ervaringen met de recent wel wettelijk geregelde modaliteit van elektronische detentie (na experimenten

inds het midden van de jaren ’90) in buurland Zweden.

.4 EVRM

ht. Zie verder hoofdstuk 6.

nder voorwaarden, voorafgaand aan de berechting. Tot de mogelijkheden behoort

d, maar ook uit preventieve

et Noorse sanctiestelsel kent onder meer de voorwaardelijke veroordeling, op grond s

8

Bij de geïnterviewden zijn geen discussiepunten bekend uit de besproken onderdelen van het Noorse publiekrecht die hebben geleid tot twijfels omtrent de verenigbaarheid van de regels of de toepassing ervan met EVRM-rec

9 Besluit

In dit hoofdstuk heeft een verkenning van het Noorse rechtsstelsel plaatsgevonden. De verkenning heeft een globaler karakter dan de studie van de andere drie onderzochte landen vanwege het nagenoeg ontbreken van anderstalige literatuur over het Noorse rechtssysteem. Een aantal aspecten valt op.

De voornaamste grond voor voorlopige hechtenis is het onderzoeksbelang. Vanwege het capaciteitstekort in Noorwegen ligt de nadruk echter met name op de invrijheidsstelling o

onder meer de zekerheidstelling, een meldingsplicht en het inleveren van het paspoort. De wet laat echter ook ruimte voor andere maatregelen. Indien de voorwaarde niet wordt nageleefd, zal alsnog voorlopige hechtenis worden toegepast.

De officier van justitie heeft tevens de mogelijkheid zelfstandig maatregelen op te leggen. Deze kunnen bijvoorbeeld bestaan uit een verblijfsverbo

maatregelen met het oog op bijvoorbeeld de behandeling van verslaving. H

waarvan het mogelijk is de veroordeelde aan vrijheidsbeperking te onderwerpen. Het gaat daarbij in het bijzonder om maatregelen van toezicht en hulp in de zin van resocialisatie. Een opvallend element in het kader van de voorwaardelijke veroordeling is het gewicht dat wordt toegedicht aan de instemming van de verdachte.

Naast de voorwaardelijke veroordeling kent het Noorse recht de mogelijkheid een bijkomende sanctie op te leggen, waaronder bijvoorbeeld een gebiedsverbod kan vallen.

gel. Dit geldt bijvoorbeeld in het kader van de oorwaardelijke veroordeling. Daarbij vormt de bekentenis van de verdachte de

erlegging is ede afhankelijk van de instemming van de verdachte. Naast deze bijzondere oorziening voor de directe uitvoerbaarheid geldt nog een meer algemene uitzondering op de hoofdregel. Met de tenuitvoerlegging van een vonnis kan ook worden begonnen dien de veroordeelde daarom verzoekt, het openbaar ministerie dat aangewezen vindt n ook anderszins geen bezwaren heeft.

Noorwegen kent geen specifieke modaliteiten die zijn gericht op snelrecht. De behandeling van strafzaken vindt in de praktijk, in vergelijking met andere landen, binnen betrekkelijk korte termijn plaats. Wel bestaat de mogelijkheid voor een verkorte procedure als de verdachte bekent en met de verkorte procedure instemt en ook de rechter geen bezwaren ziet. Het opleggen van vormen van preventief toezicht is in deze procedure uitgesloten.

Het Noorse systeem kent als uitgangspunt dat een vonnis pas wordt geëxecuteerd indien dat in kracht van gewijsde is gegaan. Toch zijn er mogelijkheden voor de dadelijke uitvoerbaarheid van een straf of maatre

v

juridische basis om met de tenuitvoerlegging te beginnen en deze tenuitvo m

v in e

6 Confrontatie van de bevindingen uit de vier landen met

atieve kader van het EVRM voor het bepalen van e grenzen aan de ontwikkeling van maatregelen met het oog op de vergroting van de plaats langs thematische lijnen, gekoppeld aan de desbetreffende rechten in het EVRM, pgebouwd. De rechten worden in volgorde van nummering behandeld, niet in volgorde

H

het EVRM

1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de betekenis van het EVRM. Centraal staat de vraag in hoeverre het EVRM grenzen stelt aan de maatregelen die in de voorafgaande hoofdstukken zijn besproken en die strekken ter vergroting van de slagvaardigheid van het strafrecht. Daarbij wordt de aandacht gericht op de maatregelen, zoals die uit het recht van de vier onderzochte landen komen worden gedestilleerd. Hoe verhouden die zich tot het EVRM? Die vraag kan slechts in zeer beperkte mate worden beantwoord aan de hand van concrete uitspraken van het EHRM. Voor zover er al zaken en uitspraken zijn, leveren deze geen totaalbeeld op. Om die reden zal moeten worden gezocht naar aanknopingspunten binnen het norm

d

slagvaardigheid van het strafrecht. De onderstaande bespreking is daarom in de eerste o

van belang voor het onderwerp. Het verbod van de doodstraf (zesde en dertiende protocol) blijft buiten beschouwing.

2 Art. 3 EVRM: het verbod op foltering, onmenselijke of vernederende