• No results found

Ellen Driessen – Kenniscoördinator DGRW 13-04-

Mijn functie, mijn rol. Mijn functie is kennis coördinator. Ik heb de evaluatie van de SVIR gedaan. Die is bijna klaar. Hij wordt in mei naar de Tweede Kamer gestuurd. Deze wordt samen met de resultaten van de monitor van de SVIR naar de kamer gestuurd. De SVIR had een doelstelling van decentralisatie en aangeven wat de overheidsrol is. Als je kijkt naar de evaluatie wordt er ook geconcludeerd dat met name de decentralisatie goed is gegaan. Iedere partij pakt zijn rol om, maar het verhaal van je gaat erover of je gaat er niet over dat werkt uiteindelijk veel minder. Het is toch uiteindelijk zo dat bij elk probleem iedereen betrokken is. Je kan niet zeggen hier bemoeit het Rijk zich helemaal niet meer mee, want er is altijd wel een rol. Alleen moet je wel rolvast zijn. Dat is eigenlijk de belangrijkste conclusie uit de evaluatie. Dus in de SVIR is met name de Rijks rol in beschreven, dus met name dat participatiedeel is klein geweest.

Oudere nota’s, zoals de Nota Ruimte en Vierde Nota en Vijfde Nota, daar zat veel meer participatie in. Zeker rond de Vijfde Nota, wat later de Nota Ruimte is geworden, daar was een ontzettend groot maatschappelijk traject rondom de ontwikkeling. Er wordt af en toe gedaan alsof het allemaal heel nieuw is om met allemaal partijen te praten, maar dat is eigenlijk niet waar. Zo’n brede discussie als rondom de Nota Ruimte zullen we nooit meer doen denk ik door tijd. Nu gaat participatie wel een stapje verder. De burger wordt er ook bij betrokken. Dat is wel vernieuwend aan de huidige vorm van participatie. Niet dat dit bij de Vijfde Nota niet zo was. Het was er ook wel in ketens, maar nu is het wel explicieter.

Bij het ontwikkelen van de SVIR is er natuurlijk ook wel met partijen gesproken, maar niet zo uitgebreid als bij de Vijfde Nota bijvoorbeeld. Het is ook heel snel geschreven. De SVIR is binnen een half jaar gemaakt. Normaal duurt het proces van een nota maken jaren. De SVIR is in een korte tijd geschreven om de stap naar decentralisatie te kunnen zetten.

De NOVI is natuurlijk iets anders dan de structuurvisies die ervoor zaten. De NOVI is veel breder. In dat opzicht is de NOVI een ander soort product, maar het beleid uit de structuurvisies krijgt wel zijn plek in de NOVI. De NOVI is niet alleen maar ruimtelijke ordening, maar is echt veel breder. Ook milieu zaken, economie, waardoor er nieuwe instrumenten en opgaven aan de orde komen. Dat is wel een kantelpunt. Tijdens de ontwikkeling van de Nota Ruimte werd er breed met partijen gesproken. Ik denk dat er in de ruimtelijke ordening altijd een traditie is geweest om veel met de buitenwereld te praten. Ook bij de SVIR en bij de Nota Ruimte zijn er vanuit diverse raden, adviesraden, adviezen uitgebracht over wat er in de nota moet komen. In die zin denk ik dat we altijd een open oor hebben gehad. Dat is niet zo nieuw.

Wanneer worden partijen betrokken bij het proces?

De Nota Ruimt is gemaakt in tijden van de pkb en moest er een hele pkb procedure doorlopen worden. Van een startnotie naar een idee, waarin vaste inspraakmomenten geregeld waren. In die zin is de Nota Ruimte nog onderdeel van de oude wro. Bij de

  92  

SVIR is er ook vanaf het begin gesproken met partijen, maar het was gewoon veel sneller. Dan is er ook minder tijd om te praten. Er is wel heel vroeg een exante evaluatie gedaan door het PBL om te kijken wat de sterke en zwakke kanten waren. Er is wel gesproken, maar de tijd was korter. Mensen moesten sneller naar resultaten. De SVIR heeft minder toegewerkt naar een nationale uitvoeringsagenda in tegenstelling tot de NOVI. Nu wordt er geprobeerd om in ieder geval een gezamenlijke ambitie neer te zetten. Vanuit het Rijk komt er een document waarin staat dit is onze visie als Nederland en dit is wat de verschillende partijen moeten doen. Bij de Nota Ruimte was dat ook meer dan bij de SVIR. Dit was duidelijk een document van vier departementen en is ook door vier ministers ondertekend. Het was ook meer een document dat bij provincies en gemeenten op het bureau lag en dat was bij de SVIR toch veel minder. Dat was ook bedoeld, want het moest echt aangeven wat het Rijk ging doen. Dan merk je ook dat in de evaluatie naar voren komt dat men wel in de geest van de SVIR handelt, maar men kent het document niet. Het is geen handboek voor ambtenaren op andere niveaus of anderen en dat was eerder wel.

Wat gebeurt er met de SVIR met de komst van de NOVI?

Door de omgevingswet die eraan zit te komen vervalt de structuurvisie als instrument. Er moet nu een omgevingsvisie gemaakt worden. Daaraan gekoppeld hoor je wel een roep om meer visie. Dat verschilt natuurlijk wel per partij. Decentralisatie is heel goed geweest, maar nu willen we toch weer wat meer ambitie in de inhoud hebben. En dat het weer duidelijk wordt wie waarvoor verantwoordelijk is en wat er van wie verwacht wordt. Als de omgevingswet in werking treed bestaat de structuurvisie niet. Als de NOVI er is, dan is dat het fungerende beleid, maar je had ook kunnen zeggen dat we verklaren dat de structuurvisie een omgevingsvisie is. Daar kan je ook een proces aan koppelen. De punten die van belang zijn in de SVIR worden door de NOVI overgenomen. Zowel voor de SVIR als voor de NOVI geldt dat alleen het Rijk formeel hieraan gebonden is. In feite bindt het alleen het handelen van het Rijk, maar in praktijk voelen meer partijen zich gebonden aan het document.

Wie worden er betrokken bij de ontwikkeling van het beleid?

Per sector heb je koepels die het sectoraal belang vertegenwoordigen. Het verschilt per sector wie wanneer wordt betrokken. Ruimtelijke ordening integreert natuurlijk heel veel sectoren. Op die manier heb je met veel verschillende partijen te maken in verschillende fases van het proces.

Hoe worden andere partijen toch ‘gebonden’ aan hun rol?

Wat je echt wilt dat andere partijen gaan doen dat regel je in een amvb. Verder waar je je als Rijk niet aan hecht is het aan andere partijen. Wij hebben hier niet een hiërarchisch systeem in Nederland. Het is hopen dat je dezelfde ambities draagt en die blijft houden om uiteindelijk tot de uitvoering te komen die het document schetst. Daarom probeer je wel zo vele mogelijk de Nationale omgevingsvisie te maken zodat je een gedeeld toekomstbeeld schetst, maar formeel bindt het alleen het Rijk. Dat was bij het pkb anders bij de Nota Ruimte. Daar waren andere partijen meer gebonden aan het document, omdat het automatisch doorwerkte. Met de nieuwe wro is de

doorwerking veranderd. Maar ook onder de oude wro was het bestemmingsplan het enige juridisch bindend stuk in die zin is er niet zo veel veranderd. Het maakt heel erg uit wat je wil om de sturing, participatie en eigen rol invulling geeft (Leren door doen – Ovehreidsparticipatie, PBL en NSOB). Er zijn altijd onderwerpen waar je als Rijk over blijft zeggen, gewoon regelgeving, ouderwets, klassiek, we regelen het gewoon. Er zijn ook altijd onderwerpen waar je stimuleert en meer ruimte geven aan de fysieke samenleving. Vroeger was meer het bedachten, hoe kunnen we de samenleving inzetten om onze doelen te bereiken en dat we nu meer proberen te denken wat zijn de doelen van de samenleving die wij moeten meenemen. Ik denk dat alle rollen altijd bestaan hebben, maar er gaat meer naar participatieve sturing. Een klein accentverschil.

Vanuit mijn rol, ik heb altijd evaluatieonderzoek gedaan en vanuit de Nota Ruimte probeerde we verschillende partijen te evalueren. Je ziet dat wanneer je dingen met andere partijen samen doet dat dat wel goed is. Partijen gaan minder snel naar elkaar wijzen als er iets fout gaat, maar meer kijken hoe ze het samen kunnen verbeteren. Je krijgt dan een andere vraag in een evaluatie. Samen met andere partijen de controle en verantwoording organiseren is in mijn ogen een goede zaak.

  94  

Jaap Jelle Feenstra – Public Affairs Haven Rotterdam