• No results found

Hoofdstuk 4 | Analyse van de enquêtes over roeping

4.2 Het domein: Intern Ethos

4.2.8 Eigen ontwikkeling

De laatste categorie betreft coderingen waarin roeping in verband gebracht wordt met de eigen ontwikkeling (3% van alle respondenten; 1% van alle coderingen binnen do-mein Intern Ethos). Deze coderingen komen bij roeping in het algemeen iets vaker voor dan bij roeping in de context van onderwijs. Deze categorie blijkt regelmatig samen te hangen met de eerste categorie ‘van binnenuit’. Evenals gedrevenheid vindt ook de eigen ontwikkeling zijn oorsprong in het ‘van binnenuit’. Roeping betreft dan de “drang om je binnenste gevoel te volgen”, waarbij “je die weg moet volgen om jezelf niet te verloochenen” (PO-1-44; vgl. VO-1-58). Zo is er als het ware sprake van “een instinctief gevoel dat aanspraak maakt op de talenten / gaven die je vanaf je geboorte hebt meegekregen” (VO-1-57). Het gaat hierbij om “mogelijkheden vanuit jezelf die je verder wilt ontwikkelen (…)” (PO-1-27). Zonder gehoor te geven aan die aandrang is het leven niet compleet (vgl. VO-1-75).

Het laatste citaat in deze paragraaf biedt een mooie overgang naar de volgende para-graaf waarin de relationeel-pedagogische gerichtheid op leerlingen besproken wordt. Opvallend in deze visie op roeping is dat de ontplooiing van het eigen potentieel cen-traal staat. Volgens deze respondent is dat niet alleen goed voor de eigen persoon, maar heeft het ook een pedagogische betekenis door deze groei als medemens uit te dragen naar anderen:

“Het is een positief begrip. Je gevoel volgen is denk ik ’t best wat je voor jezelf kunt doen. Je roeping volgen is jezelf volgen en je potentieel ontplooien, om er als

mede-mens te mogen zijn en dit uitdragen naar anderen” (PO-4-62).

4.2.9 Ambivalentie

Het begrip roeping roept in 43 antwoorden van de enquête een ambivalente reactie op; vergeleken met het totaal aan coderingen is dit aantal verwaarloosbaar (2%). Toch betreft het 34 respondenten die meestal in één fragment een dergelijk antwoord geven; het betreft dus 16% van alle respondenten. Meer specifiek met betrekking tot de vragen in de context van het onderwijs (vragen 3, 4, 5 en 7) betreft het 29 coderingen van 25 respondenten (12% van alle respondenten).

Ondanks de lage percentages wil ik aan deze coderingen toch enige aandacht schenken, omdat betreffende fragmenten een bepaald spanningsveld duidelijk maken met betrek-king tot het begrip roeping. In deze coderingen geven deze respondenten aan enerzijds

positief tegenover het begrip roeping te staan, anderzijds is men ook terughoudend of zelfs afwijzend ten opzichte van dit begrip. Kortom, er is dus sprake van ambivalentie. Een nadere analyse van alle betreffende antwoorden maakt duidelijk dat 40 coderingen onder te verdelen zijn in twee vormen van ambivalentie. De ene vorm van ambivalentie hangt samen met de associatie van dwang, manipulatie en druk uitoefenen die roeping volgens 9 respondenten aankleeft; bij deze vorm van ambivalentie speelt een (manipu-lerende) factor van buitenaf mee. De andere vorm heeft te maken met onzekerheid, twijfel, spanning binnen de eigen persoon. Hieronder worden beide vormen van ambi-valentie beschreven. Daarna wordt deze beschouwing afgesloten met een conclusie die uit beide soorten coderingen getrokken kan worden.

Ambivalentie vanwege druk van buitenaf

In tien coderingen (van negen respondenten) is sprake van ambivalentie vanwege de af-keer van de druk van buitenaf die het begrip roeping bij betreffende respondenten ook oproept. Tegelijkertijd beschrijft men roeping positief. Zo wordt roeping op de vol-gende manieren beschreven en wel meestal als vorm van Intern Ethos: het streven naar een gewaardeerd doel, als iets wat je innerlijk beroert, als iets dat op jezelf betrekking heeft, dat je iets met de beste bedoelingen wilt bijdragen, iets wat je bekijkt met respect en nieuwsgierigheid, iets waar je tijd in stopt, dat je anderen mag enthousiasmeren. Maar ook, en daarin steekt de ambivalentie, is er sprake van een afkeer van de negatieve associaties bij roeping zoals: het gebruiken / misbruiken van roeping om dingen dóór te drammen, machtsmisbruik, niet kritisch mogen denken, het doorslaan en schade toe-brengen aan mens en wereld, ouderwetse ideeën en je leven laten leiden door iets dat buiten jou ligt. De volgende twee citaten geven representatief het spanningsveld weer:

“Steeds meer gemengde gevoelens. Vroeger betrof een roeping eigenlijk altijd het streven naar een door vrijwel iedereen gewaardeerd doel, te bereiken met algemeen aanvaarde middelen. Tegenwoordig wordt de term roeping vaak gebruikt (=mis-bruikt) om “rücksichtslos” en kortzichtig te drammen en dingen dóór te drammen” (PO-2-13).

“Vooral positief, omdat het voor mij een persoonlijke keuze inhoudt. Negatief / ne-gatiever wordt het voor mij als mensen het als een “heilige taak” beschouwen, want

Ambivalentie vanwege spanningsveld binnen de eigen persoon

In 30 coderingen (van 23 respondenten) is sprake van ambivalentie vanwege het span-ningsveld binnen de eigen persoon dat het begrip roeping bij betreffende responden-ten oproept. Met name bij vraag 2 en 4 is sprake van antwoorden met een ambivalent karakter (24 coderingen); ook hier blijkt het belang van het vragen naar de gevoelens bij en waardering van het begrip roeping. Roeping wordt enerzijds positief beschreven, anderzijds negatief. Op de volgende manieren wordt roeping positief geassocieerd met: je op je plek voelen, tevredenheid en zelfvertrouwen, een goed gevoel, bewondering, iets heel bijzonders, idealisme, ergens zelf helemaal achter staan, geloven dat je iets goeds moet en kunt doen voor anderen, iets van je eigen overtuiging, mooi om anderen te helpen hun weg te vinden, geweldig om te doen, iets wat je plezier en voldoening kan geven, doen waar je voor geboren bent. Ook hier komen met name aspecten van het Intern Ethos aan bod. Tegelijkertijd wordt roeping negatief geassocieerd met: onrust, twijfel, onzekerheid, soms een rotgevoel, belastend plichtsbesef, een angstwekkend je afsluiten voor andere dingen, starheid, fanatisme, je eigen verlangens negeren, het kost te veel energie, jezelf of familie te kort doen, de valkuil van andere te veel willen helpen en te grote nieuwsgierigheid, niet zo prettige zaken veronachtzamen, opbranding en uitputting, je kunt niet om je werk heen, excuusverhaal: ik kan niet anders, beklemming wanneer alles voor die roeping moet wijken. De kern van deze negatieve associaties is volgens deze respondenten dat het verantwoordelijkheidsgevoel en de gedrevenheid die vaak gepaard gaan met roeping ook zijn valkuilen kent. Dan kan roeping leiden tot een eenzijdige belasting die ten koste gaat van de eigen persoon. Dan is de balans tus-sen geven en ontvangen zoals een respondent in een ander verband zei verstoord. De volgende twee representatieve coderingen geven dit duidelijk aan:

“Binnen het onderwijs positief maar heel af en toe wel eens een beetje negatief. Positief omdat je dit beroep doet omdat je het gevoel hebt iets bij te dragen. Soms negatief omdat het wel eens ten koste gaat van jezelf (in drukke tijden cijfer je

jezelf weg > en dat wordt dan maar als gewoon ervaren” (PO-4-101).

“Zowel positief als negatief. Positief omdat je door dat gevoel veel energie en tijd in de zaak steekt (er voor gaan). Negatief omdat je daardoor jezelf of familie te kort

kunt doen door jezelf of hen op het 2de plan te zetten” (PO-4-64).

Conclusie met betrekking tot ambivalentie

Roeping wordt door de bovenstaande respondenten als iets positiefs gewaardeerd op voorwaarde dat er noch sprake is van manipulatie van buitenaf noch van innerlijke druk

om boven vermogen en buiten eigen grenzen te moeten presteren. Zo bezien is het volgende fragment met betrekking tot beide ‘pijnpunten’ van belang:

“Als je het beroep van leraar uitoefent omdat je het geloof hebt dat je iets goeds moet doen voor anderen (en jezelf) en dat je een taak hebt anderen te helpen, de maatschappij te ondersteunen, dan zijn er associaties m.b.t. het onderwijs. Maar leraar zijn is ook gewoon een beroep, dat je soms leuk vindt en soms ook niet, waar-voor je een salaris krijgt waar-voor geleverde diensten. In mijn geval geldt beiden. Soms is het “gewoon” een beroep en soms een roeping. Het is wel in balans, maar toch zou

ik geen leraar zijn als ik niet ook een beetje roeping voelde” (VO-3-68; vgl. VO-3-53).

Deze respondent ziet het positieve van roeping, maar beseft ook dat het leraarschap een beroep is, ‘dat je soms leuk vindt en soms ook niet’ en waarvoor je bovendien ‘een sa-laris krijgt voor geleverde diensten’. Tegelijkertijd vraagt dit beroep ook om ‘een beetje roeping’. Maar roeping hoeft ook niet als een ‘Kantiaanse verplichting’ gezien te wor-den zoals een responwor-dent (VO-3-91) elders schreef, je mag er als leraar ook zelf plezier en voldoening aan beleven. Sterker nog, dat hoort er bij, zo blijkt uit veel antwoorden van deze enquête. Juist de wisselwerking tussen geven en ontvangen getuigt van een gezonde beleving van roeping. De ambivalente coderingen maken dat goed duidelijk en vormen op die manier een waardevolle aanvulling voor een visie op roeping.