• No results found

Autonome ontwikkelingen Referentiesituatie

Figuur 8.8 Verschuiving 47 dB-contour in de gebruiksfase maximale milieuruimte

12.8. Effectbeoordeling en maatregelen

De voorgaande effectbeschrijving leidt tot de beoordeling in tabel 12.5.

Tabel 12.5 Effectbeoordeling Bodem

Het onderzoeksgebied is voor een belangrijk deel sterk verontreinigd, waardoor bij grondroerende werk-zaamheden saneringen aan de orde zijn. De saneringen op het terrein van Tata Steel leiden in geval van de beoogde ontwikkeling tot Energiehaven tot een positief effect op het criterium puntbronnen. Bij de ontwikkeling tot Energiehaven wordt de Averijhaven gedempt met staalslakken met een verhoogd chlo-ridegehalte of kalkgehalte. In beide gevallen is het negatieve effect op het milieu als beperkt beoordeeld vanwege het brakke milieu en de geohydrologische condities.

126 Bodem

In geval van de terugvaloptie worden geen saneringen op het terrein van Tata Steel uitgevoerd en zal de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem niet verbeteren ten opzichte van de referentie, waardoor dit als neutraal is beoordeeld (in plaats van positief). De effecten van de maximale milieugebruiksruimte zijn gelijk aan het planvoornemen.

Maatregelen

Vanwege de aanwezigheid van asbesthoudende grond/puin op het terrein van Tata Steel zijn, bij grond-roerende werkzaamheden, sanerende maatregelen op deze locatie aan de orde. Deze sanerende maatre-gelen op het terrein van Tata Steel betreffen het afvoeren van minstens 600 m3 asbesthoudende grond/puin.

Rho Adviseurs B.V. 98004.20200174 vestiging Rotterdam

13. Water

127

13.1. Toetsingskader

In de Waterwet is het functioneren van het watersysteem vastgelegd en is bepaald wie de verantwoor-delijke is voor het Nederlandse watersysteem en welke taken er voor deze verantwoorverantwoor-delijke gelden.

Wanneer er aanpassingen worden gedaan aan het watersysteem moet er een vergunning worden aange-vraagd waarin is aangetoond dat het toekomstige systeem geen negatieve effecten heeft. In het kader van de Waterwet moet er ook een watertoets worden uitgevoerd.

Het Besluit lozen buiten inrichtingen bevat regels voor het lozen van afvloeiend hemelwater van wegen.

Met name de voorkeursvolgorde van lozen is van belang:

1. infiltratie in de bodem

2. lozing in oppervlaktewaterlichamen die geen bijzondere bescherming behoeven 3. lozing op regenwaterriolering

4. lozing in oppervlaktewater die een bijzondere bescherming behoeven

De Keur van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (incl. beleidsregels) beschrijft verboden, geboden, regels en plichten op het gebied van verschillende watergerelateerde thema’s. De Keur be-schrijft ook in welke situaties ingrepen vergunningsplichtig zijn.

13.2. Onderzoeksmethode en criteria

Tabel 13.1 bevat het beoordelingskader voor het thema Water. Het deelrapport Water is opgenomen in bijlage 10. Het thema waterkeringen valt buiten dit deelrapport en wordt behandeld in hoofdstuk 16. Het deelrapport Waterveiligheid gaat verder in op waterkeringen.

Tabel 13.1 Beoordelingskader Water

Thema Beoordelingscriteria/te beschrijven effecten Werkwijze

Water Grondwaterkwantiteit Kwalitatief

Grondwaterkwaliteit Kwalitatief

Oppervlaktewaterkwaliteit Kwalitatief

Waterkwantiteit Kwantitatief

128 Water

Tabel 13.2 Beoordelingscores water Score Beoordeling van het effect

++ sterk positief effect op de grondwaterkwantiteit, grondwaterkwaliteit, oppervlaktewater-kwaliteit, druk op het watersysteem neemt sterk af

+ positief effect op de grondwaterkwantiteit, grondwaterkwaliteit, oppervlaktewaterkwali-teit, druk op het watersysteem neemt af

0 er is geen of een verwaarloosbaar effect op de grondwaterkwantiteit, grondwaterkwali-teit, oppervlaktewaterkwaliteit en/of druk op het watersysteem

- negatief effect op de grondwaterkwantiteit, grondwaterkwaliteit, oppervlaktewaterkwa-liteit, watersysteem neemt toe

-- sterk negatief effect op de grondwaterkwantiteit, grondwaterkwaliteit, oppervlaktewater-kwaliteit, druk op het watersysteem neemt sterk toe

13.3. Referentiesituatie

De referentiesituatie bestaat uit de huidige situatie én autonome ontwikkelingen. Hieronder staat hui-dige situatie voor het thema water beschreven. Het leeghalen van het slibdepot wordt gezien als een autonome ontwikkeling, zoals beschreven in paragraaf 3.3. De betekent dat voor de referentiesituatie wordt uitgegaan van een slibdepot ontdaan van baggerspecie en bodemverontreinigingen.

Algemeen

Rijkswaterstaat en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) beheren beide een ge-deelte van het studiegebied. Het plangebied ligt volledig buitendijks van primaire waterkeringen. De voor-malige Averijhaven en het terrein van Tata Steel zijn dus niet beschermd tegen extreme waterstanden.

Het achterliggende land ligt in dijkring 13. Ter hoogte van het plangebied is het rekenpeil voor de maat-gevende buitenwaterstand NAP +5,7 m (Toets- en Rekenpeilen Kust en Estuaria). In figuur 13.1 is een uitsnede uit de Legger Keringen van HHNK weergegeven die de situatie laat zien.

Water 129

Rho adviseurs voor leefruimte 98004.20200174

vestiging Rotterdam

Het plangebied maakt geen deel uit van een peilvak en kent dus ook geen streefpeil. Op het gehele terrein van Tata Steel bevinden zich geen watergangen en -systemen in beheer van het hoogheemraadschap.

Wel zijn er diverse waterbergingen, watergangen en lokale rioleringsstelsels in eigen beheer van Tata Steel.

Grondwater Maaiveld

In figuur 13.2 is een uitsnede van het Algemeen Hoogtebestand Nederland (AHN3) op kaart weergegeven ter plaatse van de projectlocatie. Op het opslagterrein van Tata Steel varieert het maaiveld tussen circa NAP +5,40 m en NAP +5,80 m. Rondom de Averijhaven ligt een dijk met een hoogte van circa NAP +15,25 m. De maaiveldhoogte loopt enigszins af richting het Noorderbuitenkanaal, maar kent ook lokale depres-sies.

Figuur 13.2 Maaiveldhoogte rondom de Averijhaven (bron: AHN3)

Bodemopbouw

De bodemopbouw ter plaatse bestaat voornamelijk uit zand. Tot circa 24 m beneden maaiveld (NAP -18 m) bestaat de bodem voornamelijk uit waterdoorlatende zandlagen. Tussen 24 m en 26 m beneden maai-veld (NAP -18 tot -20 m) bevindt zich een kleilaag. Deze laag scheidt het bovenliggende zandpakket van het eerste watervoerend pakket (WVP) eronder.

Grondwater

Het studiegebied ligt buiten de zeekeringen en maakt geen deel uit van een peilvak. Er is daardoor geen streefpeil voor oppervlaktewater waaruit de grondwaterstand kan worden afgeleid. Ten noorden van het studiegebied bevindt zich een peilbuis (ID B25A1557) die tot 2011 regelmatig de freatische grondwater-stand (filterstelling NAP -1,1 / -2,1 m) en de stijghoogte van het eerste watervoerend pakket (filterstelling:

NAP -29,9/-30,9 m) registreerde. De locaties van peilbuizen zijn weergegeven in figuur 13.3. In figuur 13.4 is het verloop in de tijd van de freatische grondwaterstand weergegeven. Vanaf 2010 is de freatische grondwaterstand om onbekende redenen hoger komen te liggen. Het maaiveld ter plaatse van peilbuis B25A1557 bevindt zich ongeveer op NAP +8,20 m. De freatische grondwaterstand bevond zich ten tijde van het einde van de meetreeks dus rond 3,20 m-mv.

130 Water

De ringdijk rondom het slibdepot is opgebouwd uit slakken. Deze zijn doorlatend, maar de ringdijk als geheel is ondoorlatend door het baggerslib. Doordat de ringdijk ondoorlatend is, zijn er zeer beperkt (grond)waterstromen tussen het slibdepot en de omgeving.

Figuur 13.3 Overzicht van peilbuizen in de omgeving van het studiegebied waarvoor data beschikbaar zijn in het DINO-loket

In figuur 13.4 en 13.5 is het verloop in de tijd van de freatische grondwaterstand respectievelijk de stijg-hoogte in het eerste watervoerend pakket weergegeven. De metingen zijn afkomstig van peilbuis B25A1557. De grondwaterstanden hier vertoonden ten tijde van de metingen een stijgende trend.

Figuur 13.4 Freatische grondwaterstand (filterstelling: NAP -1,1/-2,1 m) over tijd. Peilbuis B25A1557

Water 131

Rho adviseurs voor leefruimte 98004.20200174

vestiging Rotterdam

Figuur 13.5 Stijghoogte eerste WVP (filterstelling: NAP-–29,9/-30,9 m) over tijd. Peilbuis B25A1557 Het maaiveld ter plaatse van peilbuis B25A1557 bevindt zich ongeveer op NAP +8,20 m. De freatische grondwaterstand bevond zich ten tijde van het einde van de meetreeks dus rond 3,20 m-mv. Opgemerkt wordt dat de metingen gedateerd zijn en dat de peilbuis zich bevindt op een afstand van circa 700 m van het plangebied.

Grondwaterkwaliteit

Mogelijk infiltreert vanuit het depot water in de bodem. Het depot bevat in de huidige situatie sterk ver-ontreinigde bagger met hoge gehalten aromaten en naftaleen. De beperkte infiltratie heeft daardoor mo-gelijk geleid tot verontreiniging van het grondwater rondom het depot. De goed doorlatende bodem zorgt daarbij nauwelijks voor retardatie.

In de referentiesituatie is het depot gesaneerd en ontdaan van het baggerslib. Omdat niet langer overal waterdichte folie of ondoorlatende bodemlagen aanwezig zijn, ontstaat een interactie tussen het water in het depot en het omliggend (grond)watersysteem. Het freatisch grondwater in het studiegebied be-vindt zich rond NAP +2,25 m. De waterstand in het depot in de referentiesituatie ligt tussen NAP 0 m en NAP +2,0 m. Naar verwachting ontstaat een beperkte grondwaterstroming in de richting van het depot, waar de waterstand lager is. De grondwaterspiegel op het terrein ten oosten van het depot komt daardoor naar verwachting iets lager te liggen dan in de huidige situatie.

Waterkwaliteit

Er zijn weinig gegevens beschikbaar over de lokale waterkwaliteit. Het Noorderbuitenkanaal ter hoogte van het studiegebied staat in directe verbinding met de Noordzee. In de Averijhaven bevindt zich een slibdepot. In de referentiesituatie is het slibdepot ontdaan van baggerspecie en verontreinigingen. De precieze waterkwaliteit in de Averijhaven in de referentiesituatie is echter onbekend. Het uitgangspunt is dat alle waarden van waterkwaliteitsindicatoren beneden de interventiewaarde liggen.

Waterkwantiteit Oppervlaktewater

Het waterpeil ter hoogte van de buitenhaven IJmuiden varieert tussen circa NAP +1,0 m en NAP -1,0 m.

Figuur 13.6 geeft het verloop van de waterstand in het slibdepot weer als functie van de tijd. Het waterpeil in het slibdepot ligt op circa NAP +8,50 m. Het waterpeil ligt daarmee enkele meters hoger dan het maai-veld (indicatief NAP +5,40 m tot +5,80 m). Uitstroom van water uit het depot wordt voorkomen door de aanwezigheid van de slakkendijk die aan de binnenzijde is bekleed met baggerslib. Uit metingen is geble-ken dat de grondwaterstand in de slakgeble-kendijk zelf het zeepeil volgt. Hieruit is af te leiden dat de slakgeble-ken poreus zijn en dat met name het baggerslib een belangrijke rol speelt bij het vasthouden van het water in het depot.

132 Water

Figuur 13.6 Waterpeil in het slibdepot als functie van de tijd

De grafiek laat ook zien dat de waterstand in het slibdepot een licht dalende trend vertoont. In tien jaar tijd is de waterstand ongeveer 1,50 m lager komen te liggen, ondanks het neerslagoverschot. Hieruit is af te leiden dat beperkt infiltratie plaatsvindt bij het slibdepot.

Hemelwater

In de huidige situatie is het plangebied nauwelijks verhard. De voormalige Averijhaven is in gebruik als slibdepot en daarmee onverhard. Het opslagterrein van Tata Steel is vooral in gebruik voor de opslag van bulkgrondstoffen, zoals te zien is op de luchtfoto in figuur 13.7. De voornaamste verharding in de huidige situatie is toe te schrijven aan de aanwezige wegen. In totaal wordt uitgegaan van 10.000 m2 aan verhard oppervlak in de huidige situatie.

De bodem onder het maaiveld kent een goede doorlatendheid. Hierdoor infiltreert hemelwater dat in het plangebied valt en wordt het grondwater aangevuld. Het hemelwater ondergaat hierbij een uitgebreide bodempassage. Eventuele onoplosbare verontreinigingen in het infiltrerende water blijven achter in de bovenste bodemlagen en bereiken niet of nauwelijks het freatisch grondwater. Oplosbare verontreinigin-gen kunnen met het hemelwater infiltreren en het grondwater bereiken.

Water 133

Rho adviseurs voor leefruimte 98004.20200174

vestiging Rotterdam

Figuur 13.8 bevat een kaart van het rioolstelsel op het terrein van Tata Steel (Tata Steel, 2017). In de huidige situatie bevindt zich geen hemelwaterriool in het plangebied. Hemelwater dat in het slibdepot valt, blijft daar en stroomt niet af. Hemelwater dat op het opslagterrein van Tata Steel valt, infiltreert in de bodem door de geringe verharding en gunstige bodemkundige situatie.

Figuur 13.8 Overzicht van rioolstelsels op het terrein van Tata Steel

Na de saneringswerkzaamheden in het depot ligt de waterstand tussen NAP 0 m en NAP +2,0 m (verlaagd van circa NAP +8,50 m in de huidige situatie). Het waterpeil ligt daarmee enkele meters lager dan het maaiveld (indicatief NAP +5,40 tot +5,80 m). In de referentiesituatie is het aandeel verharding in het stu-diegebied ongeveer gelijk aan de huidige situatie. De situatie rondom hemelwater is daarom ook gelijk.

13.4. Planvoornemen