• No results found

Autonome ontwikkelingen Referentiesituatie

Figuur 8.8 Verschuiving 47 dB-contour in de gebruiksfase maximale milieuruimte

8.7. Aanlegfase 1. Natura 2000

8.7.3. Beschermde soorten

De in het gebied aanwezige inheemse vogels zijn allen wettelijk beschermd. Vanwege de reeds aanwezige windturbines is extra verstoring door geluid en licht zeer gering maar in de aanlegfase niet geheel uit te sluiten. Door de aanlegfase buiten het broedseizoen op te starten wordt voorkomen dat in gebruik zijnde vogelnesten worden verstoord. Op deze wijze wordt overtreding van de Wet natuurbescherming voorko-men.

De groene strook langs de westrand van het plangebied is foerageergebied voor de wezel en zal ook ver-blijfplaatsen herbergen. Deze strook blijft groen maar tijdens de aanlegwerkzaamheden is enige versto-ring niet geheel uit te sluiten. Wezels hebben binnen hun territorium een netwerk van verblijfplaatsen.

De grootte van de leefgebieden van het mannetje varieert van 1 tot 25 hectare afhankelijk van de hoe-veelheid beschikbaar voedsel en is sterk begrensd. Het jachtgebied van een vrouwtje is aanzienlijk kleiner (1 tot 7 hectare) en minder scherp begrensd. Het territorium van mannetjes overlapt steeds dat van meer-dere vrouwelijke dieren. Wezels doorkruisen hun leefgebied regelmatig en slapen op verschillende rust-plaatsen in dat gebied. (bron: VZZ.NL). Bij verstoring van een klein deel van dit leefgebied is geen sprake van aantasting van het functionele leefgebied met daarin een verscheidenheid aan verblijfplaatsen.

94 Natuur

Voor de overige beschermde soorten in het plangebied als konijn en vos (grotendeels aanwezig in de groene westrand) geldt een provinciale vrijstelling voor de relevante verbodsbepalingen uit de Wet na-tuurbescherming.

8.8. Effectbeoordeling en maatregelen Beoordeling

De voorgaande effectbeschrijving leidt tot de beoordeling in tabel 8.7.

Tabel 8.7 Effectbeoordeling natuur ten opzichte van de referentiesituatie Thema Beoordelings-

Verstoring van beschermde gebieden (Natura 2000, NNN) door licht, beweging of geluid is bij geen van de alternatieven aan de orde. In de aanlegfase is enige verstoring in de aanlegfase niet geheel uit te slui-ten. Door mitigerende maatregelen, zoals het opstarten van de werkzaamheden buiten het broedseizoen, kan overtreding van de Wet natuurbescherming worden voorkomen.

Vermesting en verzuring van Natura 2000 als gevolg van extra stikstofdepositie is in de aanlegfase en bij het planvoornemen zonder de-NOx aan de orde. In het laatste geval gaat het om een toename van 0,01 mol/ha/jr op enkele hexagonen in combinatie met een veel grotere afname op duizenden hexagonen.

Juridisch gezien is hier sprake van een (licht) negatief effect, ecologisch gezien betreft het een positief effect. Op het Natuurnetwerk, voor zover gelegen buiten Natura 2000, is bij alle alternatieven sprake van een daling van de stikstofdepositie op daarvoor gevoelige natuurtypen. Alleen in de aanlegfase wordt tijdelijk een toename in de NNN verwacht vanwege de korte afstand tot de werkzaamheden.

Maatregelen stikstofdepositie

De depositietoename bij het planvoornemen zonder de-NOx en de tijdelijke depositietoename in de aan-legfase kan door maatregelen worden voorkomen (zie ook deelonderzoek stikstofdepositie in de bijlagen).

Planvoornemen zonder de-NOx Verminderen lichteren

Doordat het projectvoornemen met een lichtercapaciteit van 1,8 Mton en zonder de-NOx leidt tot een kleine toename van de stikstofdepositie op enkele hexagonen, zijn aanvullende mitigerende maatregelen noodzakelijk om tot een depositie van maximaal 0,00 mol/ha/jr op alle hexagonen te komen. Hiermee worden nadelige significante effecten op Natura 2000-gebieden op voorhand uitgesloten.

De lichtercapaciteit kan zodanig worden geminderd dat het planvoornemen inclusief de Energiehaven leidt tot een maximale stikstofdepositie van 0,00 mol N/ha/jaar. Uit proefberekeningen blijkt dat het kan-telpunt van wel/geen significant negatieve effecten zich bevindt op 1,77 Mton per jaar lichteren. Dit be-tekent dat de vergunde lichtercapaciteit tot deze omgang teruggebracht dient te worden. In dat geval is er juridisch gezien geen sprake van een negatief effect en blijft er ecologisch gezien sprake van een positief

Natuur 95

Rho adviseurs voor leefruimte 98004.20200174

vestiging Rotterdam

Elektrische mobiele werktuigen

Een andere mogelijkheid om voor de situatie zonder de-NOx met een lichtercapaciteit van 1,8 Mton te komen tot een depositie van max. 0,00 mol/ha/jr is om elektrische mobiele werktuigen in te zetten. Hier-mee vervalt de emissie van 621,6 kg NOx en 5,06 kg NH3. Uit de AERIUS berekening van deze maatregel, die is terug te vinden in bijlage 9 van het deelonderzoek stikstofdepositie blijkt dat met deze maatregel de depositie binnen Natura 2000 overal beneden 0,00 mol/ha/jr blijft.

Walstroom

Uit de extra berekeningen die aanvullend zijn uitgevoerd (zie bijlage 5b) blijkt dat door het toepassen van walstroom voor alle binnenvaartschepen én alle jack-upschepen die bij de Energiehaven aanmeren, ook bij een lichtercapaciteit van 1,8 Mton overal aan een stikstofdepositie kleiner dan 0,00 mol/ha/jr wordt voldaan.

Aanlegfase

De volgende maatregelen zijn onderzocht: de inzet van enkel STAGE IV mobiele werktuigen en het terug-brengen van de lichtercapaciteit per jaar.

STAGE IV mobiele werktuigen

Door de inzet van enkel STAGE IV mobiele werktuigen in plaats van STAGE IIIa mobiele werktuigen neemt de jaarlijkse emissie af van 2.031,14 kg NOx en 1,11 kg NH3 naar 519,63 kg NOx en 1,08 kg NH3. De emissies voor de inzet van scheepvaart en de inzet van transportvoertuigen blijven hetzelfde. Uit de stikstofdepo-sitieberekeningen op basis van STAGE IV mobiele werktuigen blijkt dat de maximale depositie 0,14 mol N/ha/jaar bedraagt. Deze maatregel leidt daarmee tot een belangrijke reductie maar is onvoldoende om negatieve effecten op omliggende Natura 2000-gebieden op voorhand uit te sluiten.

Lichteren reduceren ten gunste van de aanlegfase

Een aanvullende mitigerende maatregel die onderzocht is, betreft het tijdelijk terugbrengen van de maxi-male lichtercapaciteit per jaar ten gunste van de aanlegfase. Door het tijdelijk terugbrengen van het lich-teren kunnen de werkzaamheden tijdens de aanlegfase worden ingepast zonder dat een toename van de stikstofdepositie plaatsvindt.

Uit de berekeningen voor STAGE IIIA materieel blijkt dat als de lichtercapaciteit tijdelijk teruggebracht wordt van 2,5 Mton naar 2,0 Mton er nergens sprake is van een toename van de stikstofdepositie. Dit komt neer op de volgende voorwaarden:

- De inzet van de lichterkranen (zonder de-NOx) bedraagt maximaal een inzet van de lichterkranen van maximaal 1.333 uur per jaar);

- Het aantal zeeschepen lichteren per jaar bedraagt maximaal 50;

- Het aantal binnenvaartschepen lichteren per jaar bedraagt maximaal 370.

Indien de eerste maatregelen wordt toegepast (inzet STAGE IV materieel), is een tijdleijke reductie van de lichtercapaciteit tot 2,15 Mton per jaar nodig om de depositie te voorkomen.

Overige maatregelen

Door de aanlegfase buiten het broedseizoen op te starten wordt voorkomen dat in gebruik zijnde vogel-nesten worden verstoord. Op deze wijze wordt overtreding van de Wet natuurbescherming voorkomen.

96 Natuur

Rho Adviseurs B.V. 98004.20200174 vestiging Rotterdam

9. Geluid

97

9.1. Toetsingskader