• No results found

4.NATIONAAL-SOCIALISTISCHE ARCHITECTUUR IN NEDERLAND

4.5 De eerste Napola buiten Duitsland

Terwijl op de Reichsschulen in Limburg met het onderwijs werd aangevangen, bereidden Seyss- Inquart en Himmler zich voor op het prestigieuze nieuwbouwproject, de eerste Napola die buiten de Duitse landsgrenzen moest verschijnen. Om bemoeienis van de NSB te voorkomen werd het project uiterst geheim gehouden. Vanuit Berlijn was er veel interesse voor de te stichten Napola, wat onder andere blijkt uit de vele werkbezoeken die de nazi-top naar Nederland maakte voor deze kwestie. Verantwoordelijk voor de organisatie van de bouw werd Walter Münster, zwager van Arthur Seyss- Inquart en het hoofd van de Abteilung Siedlung und Bauten. Samen met dr. Flir, die belast was met de ontwikkelingen van de Napola’s voor het SS-Wirtschaft- und Verwaltungs Hauptamt, ondernam hij een tweedaagse excursie door Nederland om een geschikte locatie te vinden voor het project. Hierbij deden zij onder andere de duingebieden in Noord-Holland, Paterswolde en het Zuidlaardermeer in Groningen aan. Tenstlotte bezochten zij ook Harderwijk, Huizen en Naarden. Zoals eerder gezegd logen de selectiecriteria er niet om; het terrein moest goed bereikbaar zijn, in een bosrijke omgeving met watersportmogelijkheden, een prachtig landschap en gunstige bouwtechnische omstandigheden. Uiteindelijk viel de keuze op een locatie in de omgeving van Bloemendaal, die vanwege de nabijheid van de zee als meest geschikte optie werd gezien. Flir koos voor een terrein dat werd gedomineerd

77 Barnouw, 15,1981. 78 Van der Steen, 2009, 15. 79 Website Andere Tijden

door een hoog duin, waarover hij vooral enthousiast was omdat dit volgens hem een geweldige locatie zou zijn voor de feestzaal, die een onderdeel van het programma van eisen vormde.80

In eerste instantie waren ook inspecteur Heissmeyer, Seyss-Inquart en Rauter enthousiast over de locatie. Onder leiding van Münster bezochten zij in juni 1941 het uitverkoren terrein en hadden geen enkel bezwaar. Seyss-Inquart ondernam zelfs een poging om meer schot in de zaak te krijgen. Hij was van plan om een stichting op te zetten die de aankoop van het terrein in Bloemendaal kon vergemakkelijken. Het rijkscommissariaat kon dan als financier optreden, terwijl Heissmeyer zitting zou nemen in het bestuur. Daarnaast benaderde hij de Wehrmacht om een tweetal gebouwen in Bergen aan Zee vrij te maken als tijdelijk onderkomen voor leerlingen en docenten. Eenmaal terug in Berlijn veranderde Heissmeyer echter van gedachten. Hij stelde dat de locatie bij nader inzien helemaal niet zo geschikt was. De zee was te wild voor het uitoefenen van zwemoefeningen, waardoor de aanleg van een zwembad alsnog noodzakelijk was. Ook de zeilsport zou in dit gebied vrijwel onmogelijk zijn vanwege de hoge golven. Toen een kolonel van de Waffen-SS ook nog aankondigde dat uitgerekend dit gebied door de SS-eenheden als oefenterrein zou worden gevorderd, zag hij zich genoodzaakt een andere locatie te zoeken. In een brief aan Seyss-Inquart liet Heissmeyer weten af te zien van de locatie. Een prestigieus en kostbaar project als een Napola zou gebouwd moeten worden ‘op een plek die het waard is eeuwenlang dit instituut te herbergen en een uitverkoren jeugd gezond en sterk op te voeden.’81

Vanaf dat moment zou het enige tijd duren voordat de bouwplannen een vervolg kregen. Wellicht hadden Seyss-Inquart en Heissmeyer even genoeg van de constante moeilijkheden met betrekking tot de Napola’s. In 1942 werd het project echter weer stug hervat, dit maal met iets meer resultaat. De locatie in Bloemendaal was definitief afgeschreven, maar in maart 1942 organiseerde Münster opnieuw een excursie naar potentiële terreinen. De selectiecommissie bestond dit keer uit Flir, Wilhelm Kemper van de Abteilung Erziehung und Kirchen, enkele topambtenaren uit de SS en de architect Karl Gonser (1902-1979) van de Abteilung Siedlung und Bauten. Gonser is een figuur die nog vaker zal terugkomen bij andere nationaal-socialistische bouwprojecten die in Nederland werden gepland. Tijdens de bezetting was hij de permanente vertegenwoordiger van de Stuttgarter Schule in Nederland. Hij studeerde in Stuttgart en Berlijn en behaalde zijn ingenieursdiploma in Stuttgart. Van 1927 tot 1929 was hij de assistent van Paul Bonatz en werkte daarna een jaar bij Erich Mendelsohn in Berlijn. Tussen 1930 en 1933 assisteerde hij Wetzel. Vervolgens voerde hij samen met zijn

echtgenote, de ingenieur Elisabeth Rossig von Ullrichtsthal, een architectenbureau dat tijdens de oorlog voort bestond. Op 16 mei 1941 trad hij als referent in dienst bij de Abteilung Siedlung und

Bauten in Den Haag waaraan hij onder andere zijn positie in de selectiecommissie voor de Napola te

danken had.82 De commissie koos in eerste instantie voor Harderwijk als geschikte locatie voor de te

80 NIOD, 039:2259. 81 Agricola 1995, 63. 82 Agricola 1995,61.

bouwen Napola, maar zag ook daar uiteindelijk van af. De locatie werd door enkelen te afgelegen bechouwd, wat vanuit pedagogisch standpunt niet verantwoord werd gevonden. Daarbij was een goede bereikbaarheid van steden wenselijk, zodat er ook gemakkelijk culturele uitstapjes konden worden gemaakt. De keuze viel daarom uiteindelijk op het Roosterbosch, een terrein even ten noorden van Paleis Soestdijk.83 Twee jaar eerder wilde Seyss-Inquart vanwege de politieke beladenheid nog helemaal niets van dit terrein weten; het was eigendom van de koninklijke familie en het zou een gevoelige snaar raken bij de Nederlandse bevolking als juist dit gebied voor een Duitse Napola werd geconfisqueerd. Om diezelfde reden koos hij overigens de onbewoonde villa Clingendael als

residentie boven een pand van het koninklijk huis.84 In 1942 was zijn houding echter een stuk minder mild. De onteigeningsproblematiek kon door de liquidatie worden omzeild, wat betekende dat een groot deel van de financiering van de Napola al rond zou zijn. Deze omslag in gedrag is kenmerkend voor de manier waarop de Duitsers vanaf 1941 met het bezette Nederlandse grondgebied omgingen; van een geleidelijke nazificatie was geen sprake meer, het nationaal-socialisme werd met steeds meer dwang opgelegd. Naast de financiële voordelen werd Roosterbosch ook als geschikte locatie gezien vanwege de aansluiting op het bos, de nabijheid van het Ijsselmeer en de goede verbinding met steden als Amsterdam en Utrecht.

Wederom deed Seyss-Inquart er alles aan om zo snel mogelijk van start te gaan met de bouw van de Napola. Het wachten was op groen licht uit Berlijn. Inmiddels was de Nederlandse

bouweconomie in grote mate gelijkgeschakeld aan die van Duitsland, waardoor Albert Speer persoonlijk om toestemming moest worden gevraagd voor het beschikbaar stellen van

bouwmaterialen. Bij wijze van uitzondering ging Speer akkoord met het verzoek van Seyss-Inquart. Eerder had hij afgekondigd dat alle werkzaamheden in het kader van Friedensplanungen moesten worden uitgesteld, maar aangezien de Führer duidelijk te kennen had gegeven dat de bouw van Napola’s tot één van de belangrijkste overheidstaken behoorde, stemde hij met de ideeën van Seyss- Inquart in. Daarbij was de helft van de financiering al rond; Seyss-Inquart zag het prestigieuze bouwproject als een manier om zichzelf in de kijker te zetten en bood daarom aan om in de helft van de bouwsom te voorzien. Naast geldschieter diende Seyss-Inquart zich ook aan als medeorganisator van de prijsvraag voor Duitse architecten. Door zich actief in te zetten voor de Napola hoopte hij dat het welslagen van dit prestigieuze experiment op zijn conto kon worden geschreven.85

Voor de prijsvraag nodigde Seyss-Inquart in de zomer van 1942, nota bene in dezelfde periode van de bouwstop, zeven bekende Duitse architecten uit, vrijwel allen adepten van de Stuttgarter Schule, te weten Bonatz (Stuttgart), Flir (Berlijn), Gonser (Den Haag), Gutschow (Hamburg), Lehning (Marienbad), Maiborn (Soldau) en Tiedje (Stuttgart). Deelname aan de prijsvraag was voor hen een zeer aantrekkelijk aanbod. Allereerst bood het rijkscommissariaat een

83 Barnouw 1981, 6.

84 De Jong 1969-1991, 249-250, deel 5. 85 Agricola 1995, 64.

beloning van 25.000 Reichsmark voor het insturen van een voorontwerp en daarbij was het voor de architecten een mooie kans om zich weer eens ten volle met hun professie bezig te houden. De Totale

Krieg had immers ook invloed gehad op hun werkterrein, dat nu vooral draaide om

verdedigingsarchitectuur. Ter introductie werd er een werkbezoek van drie dagen georganiseerd, waarbij de architecten kennis maakten met de beoogde locatie en tevens uitgebreid werden

geïnformeerd over de bouwpraktijk van Nederland. Daarnaast kregen zij het Idealprogramm dat door Heyssmeijer was opgesteld en een dagprogramma van de Napola om hen te helpen met hun ontwerp.

Over deze ontwerpen is maar weinig bekend. Slechts het juryrapport, waarin de inzendingen werden beoordeeld, en de bouwtekeningen van Bonatz en Gutschow zijn overgeleverd. De rest van de ontwerpen is vernietigd of zoek geraakt. Het juryrapport geeft echter een vrij helder beeld van de inzendingen en geeft daarnaast prijs wat de verwachtingen van Munster en Thilo Schneider, die het project beoordeelden, waren voor een geschikte Napola. Zij letten onder andere op de mate waarin de architecten het Idealprogramm in hun ontwerp verwerkten, maar ook aan het uiterlijk van de Napola hechtten zij veel waarde. Zo werd van de architecten verwacht dat zij de Napola goed integreerden in de natuurlijke omgeving. Daarbij was het volgens de jury belangrijk dat de studenten onderwijs genoten in een omgeving die enerzijds representatief en formeel was, maar niet té plechtig of juist té bombastisch, omdat dit alleen grootsheidswaanzin bij de jongens zou veroorzaken.

Het ontwerp van Flir werd bijvoorbeeld te monumentaal gevonden voor een

jongemannensschool. De forse traptoren die het ontwerp domineerde en de levensgrote, realistische standbeelden die op de appelplaats moesten verschijnen, waren weliswaar representatief, maar pasten toch niet bij het meer bescheiden uiterlijk dat een Napola volgens Munster en Schneider moest hebben. Hetzelfde gold, in sterkere mate, voor de inzending van Maiborn, die met zijn pompeuze ontwerp de plank volledig missloeg. Zijn overdadige ontwerp zou alleen maar zorgen voor ongepaste trots bij de studenten. Lehning was daarentegen te streng in zijn vormgeving. De starre symmetrie van zijn ontwerp zou bij de leerlingen geen enthousiasme voor het onderwijs aanwakkeren en ook slaagde hij er volgens de jury niet in om het gebouw te integreren in de natuurlijke omgeving. Het ontwerp van Tiedjes maakte tevens een eentonige indruk op Munster en Schneider. De architectuur van de bijgebouwen stond volgens hen in schril contrast met de strenge, axiale opzet van het hoofdgebouw. Het grootste bezwaar bij deze inzending, was echter de bouwstijl. De feestzaal met kolossaal bordes zou te veel refereren aan een achtiende-eeuws slot en werd daarom niet passend gevonden voor een Napola.86

Uiteindelijk was de jury het meest enthousiast over de ontwerpen van Gonser, Bonatz en Gutschow. Gonser wist de jury te imponeren met de proportionering van zijn ontwerp, dat volgens hen met veel liefde en doelmatigheid was uitgevoerd. Desondanks had de vormgeving wat strenger gekund, het gebouw moest immers ook een zekere autoriteit uitstralen. Bonatz, de oudste en bekendste deelnemer, kreeg veel lof voor de balans tussen monumentaliteit en eenvoud die hij 86 Agricola 1995, 67.

bewerkstelligde. Zijn ontwerp bestaat uit twee gesloten bouwblokken met twee etages en een uitbouw op de hoeken (afb.4.1. en 4.2.). Deze bouwblokken vormen samen met de monumentale inganspartij een U-vormig plein. Aan de achterzijde van deze entree bevindt zich de feestzaal. Dankzij het

volledig axiaal-symmetrische ontwerp, krijgt het complex een strenge uitstraling. Dit strenge karakter wordt versterkt door de ritmische plaatsing van de ramen en het vrijwel ononderbroken zadeldak. Ondanks de symmetrische vormgeving, is het ontwerp niet eentonig. Dit is te danken aan de

verschillende details die door Bonatz zijn aangebracht die zorgen voor een monumentale uitstraling. Zo is het gebouw waarin de entree en het culturele centrum zijn gevestigd, voorzien van een

Paladiaans motief: aan drie zijden bevinden zich gelijke portico’s met zuilen. Het gebouw wordt bekroond met een toren, die dankzij de plaatsing van vele ramen een mooi uitzicht biedt op de omgeving. Bovenop de toren is een Duitse adelaar geplaatst. 87

Het ontwerp van Gutschow was volgens de jury prijzenswaardig vanwege het totaalbeeld dat hij schiep. Gutschow, die liet weten dat hij de locatie voor de Napola niet bijzonder indrukwekkend vond, wilde met zijn inzending van dit ‘Stückchen Erde’ een bekoorlijk landschap maken. Hij probeerde het landschap onversnipperd te laten, door de bouwvolumes slechts ten zuiden en ten oosten van het terrein te plaatsen (afb.4.3 en 4.4.). Daarbij koos hij bewust voor laagbouw, omdat dit volgens hem de enige mogelijkheid was om van een ingewikkeld complex als een Napola, toch een overzichtelijk en begrijpelijk geheel te maken. Het hoofdgebouw bevindt zich in het ontwerp op het zuiden en biedt onderdak aan de belangrijkste functies van de Napola, te weten het representatieve gedeelte met feestzaal en appelplaats en, ten westen daarvan, de onderkomens voor de leerlingen. Ten oosten van dit hoofdgebouw bevinden zich kleine, vrijstaande woningen die zijn bestemd voor de opzichters. Het representatieve gedeelte moest volgens Gutschow het architectonische hoogtepunt worden van het ontwerp. De Napola betreedt men via een met koperen platen versierde klokkentoren, vanwaar men de grote appelplaats oversteekt. Daarna volgt een entreehal die is opgetrokken uit rode baksteen en hardstenen geledingen. De woonvertrekken van de leerlingen zijn een stuk soberder en bevinden zich in eenvoudige gesloten bouwblokken ten westen van het representatieve gedeelte. De jury was erg enthousiast over het ontwerp van Gutschow en vond dat hij er in slaagde architectuur en landschap tot één organisch geheel te maken. Een kanttekening was de entree, die men te abrupt vond. In plaats van de afbuigende weg die in Gutschows toegang tot het complex verschaft, had de jury liever een loodrechte toegangsallee gezien. Ook werd de klokkentoren als een nadeel beschouwd, omdat het een directe verbinding tusen de leslokalen en bestuursruimten onmogelijk maakte.88