• No results found

Een voorafgaande gerechtelijke procedure 33

1.   Piraterij en handhaving van intellectuele eigendomsrechten op het internet: een

2.4   Een voorafgaande gerechtelijke procedure 33

De omzetting van artikel 8 Handhavingsrichtlijn moet een juist evenwicht tussen de

fundamentele rechten verzekeren, zo bleek uit het Promusicae-arrest. Uit dit arrest bleek niet onomstotelijk dat het voor lidstaten verplicht zou moeten zijn om het verzoek tot verstrekking

110 Vgl. Chavannes 2007-I, p. 6; Zie in dit kader ook: Rechtbank Amsterdam 21 juni 2007 (BREIN/Leaseweb),

waarin werd benadrukt dat artikel 3:15d BW geen grondslag vormt voor de verstrekking van NAW0-gegevens. Dit vonnis werd later in hoger beroep bekrachtig: Gerechtshof Amsterdam 3 juli 2008 (Leaseweb/BREIN).

111 Vgl. Bijlage TK 29 838 (2007-08) nr. 7, brief van 20 maart 2008.

112 Vgl. Bijl. TK 29 838 (2007-08) nr. 7, brief van 20 maart 2008, waarin de Minister van Justitie liet weten dat

het Lycos/Pessers-arrest goed past in de implementatie van de Handhavingsrichtlijn in Nederland en goed te verenigen is met het Promusicae-arrest. Vgl. ook: Siemerink 2008.

113 Vgl. in dit kader EHRM 26 april 1979 (Sunday Times/Verenigd Koninkrijk), rechtsoverwegingen 46-53,

waarin het EHRM dat het Britse recht, dat vaak niet in specifieke wetten is neergelegd, voldoende voorzien bij wet is; en Rechtbank Midden-Nederland 16 december 2015 (BREIN/Ziggo), rechtsoverweging 4.5; en in tegenstelling tot Engelfriet 2012, waarin alleen een wet in formele zin zou volstaan en dat het “zeer te betwijfelen” is of de maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm volstaat.

114 Vgl. Rechtbank ’s-Gravenhage 5 oktober 2015 (BREIN/Google Inc.), rechtsoverweging 4.8; en Advocaat-

van NAW-gegevens te onderwerpen aan tussenkomst van de rechter. 115

Dit is namelijk een procedureel aspect, en betreft niet de tenuitvoerlegging van de maatregel ter omzetting van de

richtlijn. Wanneer naar huidige Nederlands recht de tussenpersoon meent gerechtvaardigde

gronden te hebben om het verzoek te weigeren, dan zal het geschil bij de rechter

terechtkomen, en zal de rechterlijke instantie (…) het nationale recht conform de richtlijn

uitleggen.

In het Bonnier Audio-arrest leek het HvJ EU enige nuance te geven en overwoog dat de in die procedure betrokken wettelijke regeling, die de rechter in staat stelt om, nadat een persoon met volledige procesbevoegdheid een verzoek om persoonsgegevens heeft ingediend, een juist evenwicht te maken op basis van de concrete omstandigheden van de zaak en met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel, voldoet aan hetgeen artikel 8

Handhavingsrichtlijn vereist.116

Dit wilde uiteraard ook nog niet zeggen dat de Nederlandse praktijk in strijd was met de Handhavingsrichtlijn, omdat de belangenafweging bij de tussenpersoon ligt en geen voorafgaande gerechtelijk vereist is.

In het Sparkasse-arrest lijkt het er echter wel op dat het HvJ EU het liever heeft dat de rechter zich eerst buigt over het verzoek:117

“In de eerste plaats blijkt uit de bewoordingen van artikel 8, lid 1, onder c), van richtlijn

2004/48 dat de lidstaten er zorg voor dragen dat de bevoegde rechterlijke instanties, tijdens een gerechtelijke procedure wegens inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht, op

gerechtvaardigd en redelijk verzoek van de eiser kunnen gelasten dat informatie over de herkomst en de distributiekanalen van de goederen of diensten die inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht, wordt verstrekt door een persoon die op commerciële schaal diensten die bij inbreukmakende handelingen worden gebruikt, blijkt te verlenen.”118

(…)

115 Vgl. Hof van Justitie van de Europese Unie 29 januari 2008 (Promusicae), rechtsoverweging 70. 116 Vgl. Hof van Justitie van de Europese Unie 19 april 2012 (Bonnier Audio), rechtsoverweging 59.

117 Vgl. Hof van Justitie van de Europese Unie 16 juli 2015 (Coty Germany/Stadtsparkasse), rechtsoverwegingen

37 en 42.

“Met het recht op informatie, waarop de eiser geacht wordt aanspraak te hebben tijdens een

gerechtelijke procedure wegens inbreuk op diens eigendomsrecht (…)”119

(…)

“(…) artikel 8, lid 1, van de richtlijn weliswaar niet voorziet in een zelfstandig recht op

informatie dat particulieren rechtstreeks kunnen uitoefenen jegens de inbreukmaker of de in artikel 8, lid 1, onder a) tot en met d), bedoelde personen, maar de lidstaten wel de

verplichting oplegt ervoor te zorgen dat die informatie kan worden verkregen via een gerechtelijke procedure.”

Advocaat-Generaal Cruz Villalón merkt in zijn conclusie bij het Sparkasse-arrest op dat het vereiste “tijdens een gerechtelijke procedure” uit artikel 8 handhavingsrichtlijn zo moet worden uitgelegd dat een procedure die een inbreukprocedure inleidt hier ook onder valt.120 Het HvJ EU verwijst in rechtsoverweging 19 naar dit punt, doch slechts zeer beperkt.121

Het is onduidelijk of een verzoek ter inleiding van een gerechtelijke inbreukprocedure binnen de reikwijdte van de Handhavingsrichtlijn valt. In hoofdstuk vier zal hier meer aandacht aan besteed worden.

Op grond van de Privacyrichtlijn kunnen lidstaten privacyrechten beperken ter bescherming van de rechten van anderen, en volgens de rechtspraak sluit de E-privacyrichtlijn niet uit dat lidstaten een verplichting kunnen opleggen om in het kader van een civiele procedure NAW- gegevens mee te delen.122

Artikel 15 E-privacyrichtlijn werkt namelijk niet uit naar welke rechten en vrijheden het in dat artikel verwijst, en sluit derhalve niet uit dat de verplichting kan worden opgelegd door auteursrechthebbenden in een civiele procedure.123

De artikel 29

119 idem, rechtsoverweging 29.

120 Vgl. Advocaat-Generaal Cruz Villalón 16 april 2015 (Coty Germany/Stadtsparkasse), overweging 20, waarin

wordt verwezen naar de Spaanse taalversie van de Handhavingsrichtlijn.

121 Vgl. Hof van Justitie van de Europese Unie 16 juli 2015 (Coty Germany/Stadtsparkasse), rechtsoverweging

19, waarin het HvJ EU overweegt: “Zoals de advocaat-generaal in punt 20 van zijn conclusie heeft opgemerkt,

valt een verzoek om informatie in het kader van een procedure wegens kennelijke inbreuk op de aan een merk verbonden rechten wel onder artikel 8, lid 1, van richtlijn 2004/48.”

122Vgl. Hof van Justitie van de Europese Unie 29 januari 2008 (Promusicae), rechtsoverweging 54.

123 Vgl. Hof van Justitie van de Europese Unie 19 februari 2009 (LSG-Beschikking), rechtsoverwegingen 26 en

werkgroep van de Europese Commissie leek overigens wel liever te willen dat NAW- gegevens worden verstrekt aan de rechter.124

De tussenpersoon dient, in Nederland, zelf na te gaan of het verstrekken van NAW-gegevens in overeenstemming is met de Wbp, waarbij de fundamentele rechten van derden en de ernst van de inbreuk in de toets dienen te worden betrokken.125 Een verplichting om NAW-

gegevens te verstrekken gaat niet zo ver dat de betreffende tussenpersoon ten behoeve van derden – zoals BREIN – correcte identificerende informatie van haar klanten dient bij te houden of daar actief onderzoek naar moet verrichten.126

Recentelijk werd een geslaagd beroep gedaan op artikel 28 lid 9 Aw en de Haagse rechter benadrukte dat deze Nederlandse implementatie slechts in zoverre ruimer lijkt dan artikel 8 Handhavingsrichtlijn dat de vordering niet tijdens een inbreukprocedure hoeft te worden gedaan.127

Bovendien biedt artikel 8 aanhef sub f Wbp de mogelijkheid voor tussenpersonen om vrijwillig – en dus zonder tussenkomst van de rechter – NAW-gegevens van een klant te verstrekken en kan de tussenpersoon op grond van artikel 43 sub e Wbp zelf besluiten om het doelbindingsbeginsel opzij te zetten.128

Het zou in het voordeel van de rechthebbende, en dus in lijn met het beginsel van minimumharmonisatie, zijn om zonder een voorafgaande gang naar de rechter een verzoek bij de tussenpersoon neer te leggen.129

De tussenpersoon maakt in beginsel het juiste evenwicht, en indien de tussenpersoon weigert om de NAW-gegevens te verstrekken zal de rechter zich buigen over de kwestie.130

Hierover in hoofdstuk vier meer.