• No results found

Een inventarisatie van kansen en problemen voor ecologische concepten in waterkeringen van aanbesteding tot beheer

2 Strategie en visie: Vooroevers Zuiderzeeland

2.2 Ecologische concepten

Het ecologische concept waar het in dit project om draaide was de aanleg van vooroevers. Dit concept is aangedragen door het waterschap, en is het enige ecologische concept dat in deze studie is beschouwd.

Vaak zijn het gemeenten of andere partijen die bij het waterschap aanvragen indienen voor de aanleg van vooroevers. Meestal hebben deze vooroevers natuurontwikkeling als hoofddoel. Afhankelijk van het soort vooroever kan deze ook een significante golfreductie opleveren voor de primaire kering.

In het project is onderscheid gemaakt tussen twee typen vooroevers. Het eerste type is een vooroever die als een dam op enige afstand van de primaire kering ligt. Het tweede type is een vooroever in de vorm van een ondiepe zone direct voor de primaire kering. Beide typen kunnen verschillen in de kosten, de milieueffecten en de golfreductie. Maar ook aspecten als beheer en onderhoud, de mogelijkheid om aanpassingen in het systeem te doen en robuustheid spelen een rol.

2.3

Kansen

Het feit dat vooroevers bijdragen aan golfreductie voor de achterliggende waterkering brengt op een aantal niveaus kansen met zich mee, afhankelijk van de houding van het Waterschap ten opzichte van de aanleg van een bepaalde vooroever. Hierbij is wel het uitgangspunt dat het Waterschap een vergunning wil verlenen voor de aanleg. De kansen bij verschillende houdingen van het waterschap worden hieronder toegelicht.

Kenmerk R001-0494165OVN--wga-V01-NL

1. Tolerantie

Hierbij geeft het waterschap wel een vergunning af, maar levert het geen bijdrage aan de aanleg van de vooroever. Ook worden geen eisen gesteld aan de vooroever. Dit kan alleen als een vooroever buiten het beoordelingsprofiel van de waterkering valt. Op deze manier is de mate van golfreductie door de vooroever nu en in de toekomst onzeker, doordat het waterschap zich niet bezig houdt met het ontwerp. Ook het beheer en onderhoud zijn niet in handen van het waterschap, waardoor een eventuele golfreductie niet gegarandeerd kan worden. Met deze houding liggen er geen kansen voor de toepassing van vooroevers voor de veiligheid van de waterkering.

2. Eisen

Hierbij levert het waterschap geen bijdrage aan de aanleg van de vooroever, maar wordt wel een vergunning afgegeven onder bepaalde voorwaarden. Het waterschap stelt in dit geval dus eisen aan de vooroever. Dit gebeurt in ieder geval als de vooroever binnen de beoordelingszone van de legger wordt aangelegd. De eisen kunnen uiteenlopen van minimumeisen (de aanleg van de vooroever mag de stabiliteit van de waterkering niet negatief beïnvloeden) tot ontwerpeisen, zoals de hoogte of de bereikbaarheid van de vooroever. Op het moment dat het waterschap hier meer controle over heeft wordt de zekerheid over de golfreductie groter. Op dat moment zijn er daarom kansen voor ecologische concepten die bijdragen aan de waterkering.

3. Bijdrage

Hierbij verleent het waterschap niet alleen een vergunning voor de aanleg van vooroevers, maar werkt ook mee aan het ontwerp en neemt (een gedeelte van) de financiering voor haar rekening. Ook zorgt het waterschap voor beheer en onderhoud van de vooroever. Hierdoor kan de

vooroever worden opgenomen als een deel van de primaire kering. De gerealiseerde golfreductie wordt op deze manier gegarandeerd, waardoor bijvoorbeeld dijkversterkingen kleiner kunnen worden uitgevoerd of misschien zelfs worden voorkomen. Dit houdt voor het waterschap ook een toekomstige kostenreductie in, waardoor de aanlegkosten van de vooroever (gedeeltelijk) worden gecompenseerd. Afhankelijk van de situatie kan de aanleg van een vooroever voor het

waterschap zelfs goedkoper uitvallen dan een traditionele dijkverbetering, omdat er meerdere partijen financieel bijdragen aan de aanleg van de vooroever.

Door op strategisch niveau al een standpunt in te nemen ten opzichte van de aanleg van

vooroevers wordt zowel voor het waterschap als voor derden duidelijkheid geschapen. Vooral als het waterschap ervoor kiest om actief bij te dragen aan de aanleg van vooroevers worden de kansen hiervoor vergroot. Waterschappen dragen er in dat geval zorg voor dat de bijdrage van vooroevers aan de veiligheid van de waterkering ten volle wordt benut, terwijl de drempel bij derden voor het aanvragen van vergunningen voor vooroevers kleiner wordt. Bovendien kunnen

Kenmerk R001-0494165OVN--wga-V01-NL

proceduretijden hierdoor worden verkort. Hiervoor dient het waterschap haar standpunt duidelijk kenbaar te maken aan potentiële initiatiefnemers.

‘Strategie en visie’ worden normaal gesproken voor een langere termijn vastgesteld. Hierdoor worden kansen voor ecologische concepten groter dan bij losstaande projecten, omdat bijvoorbeeld aan ‘pre-compensatie’ kan worden gedaan. Dit houdt bijvoorbeeld in dat bij één project natuurwaarden worden vergroot, waarbij deze natuurwaarden worden gebruikt als compensatie voor later plaats te nemen projecten waarbij natuurcompensatie vereist is.

Uit de studie bleek dat het vigerende beleid en bestaande wetgeving voldoende handvatten (zoals de keur en legger) bieden om initiatiefnemers van vooroeverontwikkelingen te sturen naar een voor het waterschap wenselijke inrichting. Dat geldt zowel voor de vooroever met een meerwaarde voor de waterveiligheid, als voor de vooroever zonder deze meerwaarde. Binnen de natuurwetgeving is ruimte om beheer- en onderhoudsverplichtingen aan de waterkering en een vooroeververdediging die als onderdeel van de waterkering wordt gezien, veilig te stellen. Zo kan bijvoorbeeld vergunningsvrij onderhoud worden uitgevoerd als met een Verslechterings- en verstoringstoets aangetoond kan worden dat het onderhoud wordt uitgevoerd zonder effect op beschermde soorten. Ook een gedragscode van het Waterschap geeft de nodige houvast voor vergunningsvrij onderhoud.

2.4

Problemen

De voornaamste drempels voor het waterschap om te participeren in de aanleg van vooroevers zijn het gebrek aan de toetsbaarheid van de maatregelen, en de extra beheerinspanningen en kosten die komen kijken bij het onderhoud aan de vooroever en de primaire kering. Daardoor vormen voor het waterschap investeringen in ecologische concepten een te groot risico voor de begroting, omdat allerminst zeker is dat de investering zich later (gedeeltelijk) terugverdient in het voorkomen of beperken van dijkversterkingen.

Door dit probleem zijn de mogelijkheden voor het opnemen van ecologische concepten zeer beperkt. Omdat strategieën en visies over het algemeen voor de lange termijn worden vastgesteld zouden deze beperkingen een lange nasleep kunnen hebben.