• No results found

Een inventarisatie van kansen en problemen voor ecologische concepten in waterkeringen van aanbesteding tot beheer

2 CUR-rapporten

In 1994 is voor het eerst door de CUR het handboek ‘Natuurvriendelijke oevers’ uitgebracht [1]. Naar aanleiding van de grote toename van kennis en ervaring met betrekking tot

natuurvriendelijke oevers is in de jaren na het verschijnen van het oorspronkelijke handboek de kennis opgenomen in verschillende CUR-handboeken, die ieder een eigen aspect van

natuurvriendelijke oevers behandelen.

De volgende CUR-handboeken zijn in deze reeks verschenen:

• Natuurvriendelijke oevers; aanpak en toepassingen; CUR-publicatie 200 [2]

Dit rapport definieert oevers, beschrijft inhoud en proces van een oeverbeheersplan en beschrijft vervolgens verschillen en overeenkomsten tussen oevers langs kleinere en grotere watergangen in verschillende landschappen (bv. Veengebied, rivierkleigebied)

• Natuurvriendelijke oevers; belastingen en sterkte; CUR-publicatie 201 [3]

Dit rapport beschrijft en kwantificeert verschillende soorten van belastingen op oevers en beschouwd constructies die in aanmerking komen als natuurvriendelijke oeververdediging

• Natuurvriendelijke oevers; oeverbeschermingsmaterialen; CUR-publicatie 202 [4]

Dit rapport gaat in op de materiaalkundige aspecten. Van 33 materialen wordt beschreven in hoeverre ze flora en fauna belemmeren

• Natuurvriendelijke oevers; fauna, CUR-publicatie 203 [5]

Dit rapport beschrijft diersoorten die voorkomen langs oevers en de functies die de oever voor fauna kan hebben. Verder geeft het voorbeelden van inrichtingsmaatregelen en werkwijzen voor inventarisatie en monitoring

• Natuurvriendelijke oevers; vegetaties langs grote wateren, CUR-publicatie 204 [6]

Dit rapport beschrijft plantensoorten die voorkomen langs oevers en de functies die de oever voor flora kan hebben. Verder geeft het voorbeelden van inrichtingsmaatregelen en

werkwijzen voor inventarisatie en monitoring

• Natuurvriendelijke oevers; water- en oeverplanten, CUR-publicatie 205 [7]

Dit rapport beschrijft specifiek de planten die voorkomen op de oever en in het water

3 Gebruikservaringen

Binnen Tauw zijn er voornamelijk twee groepen die gebruik maken van de CUR

Natuurvriendelijke oever. Enerzijds zijn dit waterbouwers, die vooral de technische onderdelen benutten. Anderzijds gebruiken ecologen ook de onderdelen over flora en fauna. Hieronder wordt voor beide gebruikersgroepen toegelicht welke handboeken gebruikt worden, hoe de ervaringen hiermee zijn en welke op- of aanmerkingen er zijn.

3.1

Waterbouwers

Bij het ontwerp van natuurvriendelijke oevers worden met name twee van de genoemde CUR- handboeken gebruikt. Dit zijn de publicaties over ‘belastingen en sterkte’ en

Kenmerk N002-0494165OVN-aao-V03-NL

‘oeverbeschermingsmaterialen’. De publicatie over ‘aanpak en toepassingen’ wordt niet gebruikt omdat deze erg generiek van aard en daarom niet direct toepasbaar is.

CUR 201: Belastingen en sterkte

Met behulp van ‘belastingen en sterkte’ worden de benodige afmetingen van een (voor)oever bepaald. Uitgangspunt is hierbij dat de oever genoeg sterkte heeft om de maatgevende hydraulische belastingen op te kunnen vangen. Meestal wordt de CUR gebruikt om een quickscan van de situatie te maken. Mocht een gedetailleerder of preciezer ontwerp nodig zijn, dan worden gewoonlijk rekensheets gebruikt voor de berekening van de hydraulische

belastingen.

Op dit moment vindt onderzoek plaats (‘Sterkte & Belastingen Waterkeringen’, onder leiding van Rijskwaterstaat) naar de werkelijke sterkte van waterkeringen. Op het moment dat hiervan de resultaten bekend worden, blijken misschien de regels in het handboek ‘belastingen en sterkte’ achterhaald. Op dat moment zal dit handboek minder vaak gebruikt worden, tenzij er een nieuwe versie verschijnt waarin de resultaten van het onderzoek zijn verwerkt (dit is voor zover wij weten niet het geval).

CUR 202: Oeverbeschermingsmaterialen

De CUR ‘oeverbeschermingsmaterialen’ wordt gebruikt op het moment dat de maatgevende hydraulische belastingen bekend zijn. Vaak zijn er meerdere soorten bekleding of

oeverbeschermingsmaterialen beschikbaar die aan de eisen voldoen. De CUR wordt dan gebruikt om voor- en nadelen van de verschillende materialen tegen elkaar af te wegen. Ecologische baten in de vorm van biodiversiteit kunnen hierin worden meegenomen doordat per materiaal een beschrijving is opgenomen van de geschiktheid als leefgebied voor planten (begroeibaarheid, doorgroeibaarheid) en dieren. Hierbij zijn vestigingsvoorwaarden en / of beperkingen van het materiaal beschreven. Ook de waterkwaliteit wordt enigszins beschouwd door een korte beschrijving van mogelijke uitloging. Over bio-productiviteit is niets terug te vinden in de CUR. Over het algemeen zijn de voor- en nadelen van de meeste materialen wel bekend en wordt de CUR voornamelijk gebruikt als verwijzing of ter verificatie.

De CUR ‘oeverbeschermingsmaterialen’ biedt over het algemeen goed houvast voor

veelgebruikte en traditionele materialen. Dit handboek is echter alweer enkele jaren oud, en in de tussentijd zijn nieuwe innovatieve materialen en constructies op de markt verschenen. Hierover mist informatie in het handboek. Informatie hierover is waarschijnlijk wel beschikbaar bij de fabrikanten van deze innovatieve materialen.

Kenmerk N002-0494165OVN-aao-V03-NL

3.2

Ecologen

De ervaringen van de ecologen binnen Tauw zijn geïnventariseerd aan de hand van een interview met senior ecologen Pim de Kwaadsteniet en Susan Sollie.

De groep ecologen binnen Tauw gebruikt alle delen van de serie Natuurvriendelijke Oevers. Verreweg het meest worden deze handboeken de laatste tijd gebruikt om oevers aan te passen in het kader van de Kader Richtlijn Water (KRW). Het is de verwachting dat er bij waterschappen de komende tijd heel veel vraag zal zijn naar nieuwe ontwerpen op dit gebied. Ook bij het ontwerpen van Ecologische Verbindings Zones (EVZ’s) worden de CUR’s veelvuldig toegepast.

De handboeken worden als zinvol en up-to-date ervaren. Ze worden vooral gebruikt als

naslagwerk dat het hele spectrum van de oever beschrijft. Nadeel is wel dat de gebruiker zelf een goed en compleet overzicht moet hebben van alle aspecten die daarbij horen, om niet te

verdrinken in de hoeveelheid informatie.

Vooral op het gebied van de KRW zijn aanvullingen gewenst. De werkzaamheden vanuit de KRW focussen zich vooral op het aquatische gedeelte van de oever en negeren het terrestrische deel. Voor toepassing voor ontwerpen in het kader van de KRW is de inhoud van de CUR’s te

oppervlakkig en de kennis over het aquatische deel niet toereikend. De KRW vraagt om hele specifieke richtlijnen en maatregelen voor het verbeteren van de waterkwaliteit en

leefomstandigheden voor specifieke soorten. Het ontbreekt met name aan die gedetailleerde uitwerking per soort. Verder missen de benodigdheden om de effecten van maatregelen ten behoeve van de ene soort af te wegen tegen (eventueel negatieve) effecten voor andere soorten.

Figuur 3.1 Voor toepassing met de KRW is de kennis over het aquatische deel niet toereikend

De overige handboeken missen vooral concrete handvatten of richtlijnen voor het ontwerpen van oevers. De publicaties geven wel een overzicht maar geen richting. CUR 201 (belastingen en

Kenmerk N002-0494165OVN-aao-V03-NL

sterkte) geeft nog de meest concrete ontwerprichtlijnen, maar de overige zijn erg beschrijvend qua opzet en inhoud. Er is overigens nog wel een STOWA-rapport beschikbaar voor het

ontwerpen van natuurvriendelijke oevers [8], maar ook dat wordt als te oppervlakkig beoordeeld.

Voor toepassing van eco-concepten om KRW-doelstellingen te halen is het nodig dat deze richtlijnen of maatregelen per soort goed in beeld worden gebracht. Tauw is samen met

onderzoeksinstituut B-ware bezig met het opstellen van een STOWA-handreiking [9] waarin deze kennis voor oever- en waterplanten wordt verzameld, specifiek met het doel om gebruikt te worden bij het aanleggen of ontwerpen van natuurvriendelijke oevers. Deze handreiking is naar verwachting gereed in het voorjaar van 2011.

De publicaties zijn vooral toegespitst op landelijk gebied in West-Nederland. Voor het ontwerpen van oevers in ‘Hoog-Nederland’ (bijvoorbeeld beken in beekdalen) is onvoldoende informatie aanwezig; vooral voor waterlopen in het deel van Nederland waar Pleistocene sedimenten aan het oppervlak liggen en waarvan de waterstanden flink kunnen variëren.

Daarnaast is ook voor het ontwerpen van oevers in stedelijke gebieden niet genoeg achtergrond aanwezig. Deze steden zijn uiteraard dichtbevolkt en dus is de ruimte beperkt. De waterlopen hebben vaak meerdere (neven)functies die (extra) eisen stellen aan de oevers. Ook (haven)- kades worden niet behandeld in de serie ‘Natuurvriendelijke Oevers’.